ook door een enkel persoon worden voorgesteld, zoo als b. v. het zangstukje De verliefde Dichter alleen, door J. van Walré, dat, zoo wij ons niet bedriegen, het eerst door hem zeiven, als liefhebber, te Haarlem gespeeld is. Wat dieren betreft — in het algemeen staan alle ten dienste, om een tooneel uit het dierenrijk voor te stellen; op een schouwburgtooneel echter kent men eene duif in Der Freischütz, een arend in Der Freischütz en in Des Adlers Horst, een dooden uil in de Molenaar en zijn Jcind van Raupach, een hond in Hondentrouw, eene kat in De Zuster van Jocrisse, eene ree in Genoveva, eene geit in Dinorah, opera van Meyerbeer, een ezel en een paard in Don Quichot op de bruiloft van Gamaclio, voorts nog paarden te kust en te keur in JElfriede van Mevrouw Bilderdijk, in de opera La Juiveen eene menigte andere stukken, te veel om te noemen.

Op het tooneel ontbreekt het volstrekt niet aan vijandelijke positiön, die tegen elkander overstaan; men denke aan coulissen-intrigues, rollennijd, en wat meer van dien aard is. Nergens ook is men zoo begeerig aan influisteringen het oor te leenen (van den souffleur), of zich het laatste woord toe te eigenen (dat van een medespeler, om daarop zijne rol te kunnen vervolgen). Oorvijgen worden op het tooneel ook aangetroffen, doch slechts in den hoogsten ernst, zoo als in De Oid, of uit kortswijl, in een kluchtspel of arlequinade.

Over het geheel had het tooneel in oude dagen een ernstig karakter, en aan tooneel-ehangementen werd niet gedacht, terwijl tegenwoordig het gordijn niet gevallen is, of alles rept zich doorgaans om het tooneel te veranderen, zoodat men daarbij elkander haast omver loopt. Vroeger had men slechts eenige dagen in het jaar toegang tot het tooneel, terwijl vele schouwburgen nu dagelijks open zijn. Yroeger werd het tooneel door vrouwen gemeden, daar zij zelfs te Athene geen aanschouwsters mogten wezen, en de vrouwenrollen op het Üud-Grieksche tooneel door mannen vervuld werden; nu

door A. W. Wijiirands , komt voor in den Kalender voor de Protestanten in de Nederlanden, uitgegeven onder de leiding van den hoogl. W. Moll , voor 1861.