Bij den zwaren, onvolbouwden toren, door den Mechelschen architect Kelderman gesticht, stond de St. LievensMonsterkerk, een der ruimste en schoonste gebouwen van Zeeland. Op den 7den October 1832 door het vuur vernield, werd dit heerlijk bedehuis vervangen door een smakeloos gebouw, dat volstrekt geen sieraad van de stad mag worden genoemd.

Yoor dat wij van Zierikzee afscheid nemen, moet ik uwe aandacht nog vestigen op een vrij hoogen heuvel, dien gij aan de oostzijde der stad nog wel zien kunt. Die heuvel, de ZelJce genoemd , ontstond uit de weggeworpen asch der zoutkeeten, in de dagen der zeinering of het Darinkdelven. (*) In later tijd werd deze aarde veel waard voor de glasblazerijen, zoodat tegenwoordig deze berg, met den nabijgelegen grond eene soort van goudmijn voor de stedelijke finantiƫn is geworden, die buitendien niet weinig gesterkt werden door het legaat van ongeveer vijf tonnen gouds, dat Mr. Pieter Mogge van Eenesse voor de oprigting eener academie bestemde, en dat later aan de stad is afgestaan.

Doch wij mogen ons niet langer bij Zierikzee ophouden; want dan zou ik met evenveel regt een en ander moeten mededeelen over Goes, waarvan, bij het invaren der Zandkreek, de hooge kerk met haar spits torentje boven de boomen te zien is, en het doel onzer reis moet Walcheren blijven.

Spoedig krijgen wij nu den zwaren toren van Yeere en daar achter den //langen Jan" van Middelburg in het oog.

Nadat de passagiers voor Zuid-Beveland aan het Katsche veer of aan het Hoofd te Wolfaartsdijk en die voor NoordBeveland aan Kortgene ons hebben verlaten, steekt de boot den arm der Schelde, die later het veergat wordt, over, en loopt de haven van Zeelands oude hoofdplaats binnen. Dit havenkanaal is een belangrijk werk, dat echter den stempel draagt van den tijd, waarin het tot stand kwam. De eerste haven van Middelburg, omtrent 1100 gegraven, was de enge, bogtige Arne, die op de toenmaals vermaarde reede van Arnemuiden uitkwam. Door aanslibbing werd eene nieuwe haven noodig, die in 1535 geopend werd, een half uur lang was, en in het kanaal van Welsinge liep. Ook deze haven

(*) Zie de afbeelding in Wagenaak, Vaderl. Hist., Dl. IV, bl. 170.