derhalve! Onze reeder — zijnen naam weet gij — liet mij voor eenige weken bij zich ontbieden. //Jan," zei de hij, toen ik bij hem kwam, //ik heb een aardigheidje voor u." — // Best, mijnheer!" zeide ik: // wat is het ?" — // Geen kleinigheid, jongentje!" zei hij, en vertelde mij dat hij op Helgoland goederen had liggen, ter waarde van een millioen en meer nog, en dat hij ze voor eiken prijs te Hamburg moest hebben, of hij was geruïneerd." — // Zoozeide ik, „ dat is zeker geen bagatel; als ze mij echter snappen, dan zijt gij toch geruïneerd, en ik schiet er mijn leven bij in." — //Dat is zoo," sprak hij; //maar Jantje, gij zult u niet laten snappen; daar zijt gij veel te slim toe. Die Fransche douaniers zult gij wel een rad voor de oogcn weten te draaijen. Overleg derhalve de zaak eens, en wanneer gij daarmede gereed zijt, kom dan weder terug." — //Goed, mijnheer!" zei ik: //ik zal het overleggen; maar een lastig karrewei blijft het in allen gevalle."

//Nu begrijp je wel, jongens," vervolgde Jan, //dat de zaak mij geen rust liet, zoo min bij nacht als bij dag; zij spookte mij onophoudelijk door het hoofd, en ik kon er maar niet afkomen. Aan de eene zijde was het te doen om de Fransche douaniers te verschalken en een mooi stuk geld te verdienen, — aan de andere zijde was het eene zaak van leven of dood. De keuze was moeijelijk; nog moeijelijker echter scheen het mij een middel te vinden om de Franschen te foppen. Op de gewone manier ging het onmogelijk. Ik dacht er aan om de goederen op een voldoend aantal visschersbooten te doen overladen, en ze op verschillende punten een voor een te doen binnenloopen; maar de uitvoering van dit plan was te omslagtig, en het plan zelf ook niet veilig genoeg. Eenige van de booten zouden in allen gevalle worden ingerukt, en dan waren niet alleen de goederen verloren, maar ook meer dan één menschenleven was in gevaar gebragt. De onafzienbare zwarigheden, die ik te gemoet zag, ontmoedigden mij eindelijk en schrikten mij af, zoodat ik tot het besluit kwam om de zaak maar op te geven. Op eens echter, als van den hemel gevallen, schoot mij eene gedachte door het hoofd, die mij uitvoerbaar toescheen. Ik stond aan de haven en zag, hoe daar op de Elbe de tolschepen heen en weder voeren, en elkander kruisten,