KUNST EN NATUUR.

zoo kunt ge in een dezer prachtige gebouwen au troisième misschien nog wel een vertrekje bekomen; doch met goede kamers moet ge u niet al te zeer vleijen; want bedenk dat er in 1861, gedurende het saizoen, ruim veertigduizend vreemdelingen het stadje Baden, dat weinig meer dan zevenduizend blijvende bewoners telt, overstroomden, en dat het cijfer dit jaar waarschijnlijk niet veel minder zal wezen.

Aan de linkerzijde, tegen de glooijing van den hoogen berg, die de bouwvallen van het oude slot der markgraven van Baden draagt, steken sierlijke witte villa's, voorposten der stad, helder af tegen het donkere groen, en naast ons bruist over den steenachtigen bodein het stroompje de Oosbach kabbelend voort, — eene beek, die weinig pretensie maakt, maar toch in vroegere jaren, als de grensscheiding tusschen het gebied van den bisschop van Spiers en den bisschop van Straatsburg , tot niet weinig kibbelarijen tusschen die geestelijke heeren aanleiding gaf. Ook nog tegenwoordig is dit water eene grenslijn, en wel tusschen de stad en de wandeldreven, tusschen de streek, waar alleen het vermaak wordt gehuldigd, en die, waar men ook den ernst van het maatschappelijk leven vereert. Te midden van een fraaijen aanleg rijst de kolossale TrinJchatte omhoog. Zij werd in 1842 naar de plannen van Hiibsch gebouwd, en achter de zuilenrei der fa$ade kunt ge veertien fresco's van Götzenberger zien, die echter, jammer genoeg, wat verkleurd zijn. Zij stellen legenden uit het Schwarzwald voor, dat, zoo als ge weet, het land van toover- en spookvertellingen is. Als ge u de Rheinsagen van Karl Simrock herinnert, zult ge hier menige bekende aantreflen. Hier is de Gravensprouf/.

Die Würlemberger schlossen Hm ein.

Er rilt von der Burg Herab an die Murg,

Zum steilsten Rand Ver Felsenwand:

Da ivar die Welt von Feinden rein;

Da sprengt er in die Murg liinein.

Wat echter waarschijnlijk niemand, die graaf Eberstein den sprong nadeed, te beurt zou vallen. Het verhaal zegt: Er kam herab olm' Ungemach.