dat elkander reeds lang had toebehoord, waren zij de oude vrouw voorgekomen, de gekwetste officier en de schoone non, die niet meer hare nonnenkleeding droeg, daar de oude vrouw een eindweegs aan de overzijde van den Uijn, opdat het aan deze zijde niet zou uitkomen, eene wereldlijke kleeding voor haar had moeten koopen. Maar ook dat zij niet bij elkander moesten, niet bij elkander mogten behooren, dat had zij gemakkelijk kunnen ontdekken. Wanneer zij zich vergaten — en zij vergaten zich zoo dikwijls als zij alleen bij elkander waren— dan hadden ook reeds hunne blikken elkander gevonden, en zij konden die in langen tijd niet van elkander afwenden. De oogen van den jongen man hadden het eerst die van het jonge meisje gezocht; zij had ze nog nedergeslagen gehouden; hij had haar stille woorden toegefluisterd; hare bleeke wangen waren door een fijnen blos bedekt geworden; zij had met zichzelve gestreden; vervolgens had zij geen weerstand meer kunnen bieden, en hare oogen hadden ook de zijnen gevonden. Gelijk met de oogen was het ook met de handen gegaan. //Zij hadden bij elkander gezeten als een paar verloofden," zeide de oude vrouw, //die elkander boven alles beminden."

Maar op eens hadden zij zich van elkander losgerukt, en toen was zij — het meisje, de non — de eerste geweest. Verschrikt, hevig, had zij hare handen uit de zijne gerukt; hare wangen waren weder doodsbleek geworden; met hare oogen had zij voor zich heen gestaard, alsof zij het ongeluk voor zich zag en den blik daarvan niet kon afwenden. Daarop had hij haar gebeden en gesmeekt. c/Ida!" had hij geroepen, op een toon, dat het de luisterende oude vrouw door het hart sneed. Maar zij had zich van hem afgewend en het gezigt met hare banden bedekt, en tusschen de vingers had men hare tranen zien nedervlieten; en wanneer hij dan bleef voortgaan met haar te smeeken, had zij eindelijk luid weenende uitgeroepen: //Alexander, Alexander!"

Zij had hem dan in huis teruggebragt, naar zijne kamer, naar zijn bed, en zij zelve had het huis weêr verlaten en was het bosch ingegaan, om daar, verre van de wereld, te kunnen uitweenen. Daar was zij tot den avond gebleven, wanneer de zieke zich reeds ter rust begeven had. Eeeds na de eerste dagen, toen de gekwetste niet meer onafge-