broken hare zorg en oppassing behoefde, had zij des nachts met de oude vrouw hare kamer gedeeld. Lang had die toestand van beider bijeenzijn niet meer kunneu duren ; dat had de oude vrouw, dat hadden zij zelve ingezien. Maar hoe zou dat eindigen ? Daartegen hadden zij allen met vrees opgezien; doch het einde zou weldra komen.

Zij waren tot aan het ondergaan der zon beide in het bosch geweest. Toen zij des namiddags uitgingen, had do gekwetste voor de eerste maal geheel alleen en zonder hare hulp weder kunnen gaan; doch bij hunne terugkomst had hij weder op haren arm moeten leunen; misschien hadden zij hunne wandeling wel te ver uitgestrekt. Maar zij hadden er anders uitgezien dan vroeger. Over zijn gelaat lag een zalig geluk uitgespreid, en zij had, wanneer zij tegen hem opzag, dit met een hartelijken en stillen glimlach gedaan.

u Goddank, zij zijn het eindelijk eens geworden!" had de oude vrouw bij zichzelve gezegd. Zij had wel, wanneer het meisje haar gezigt van den gekwetste afgewend hield, in hare oogen een zonderlingen nadenkenden, droomenden blik bemerkt, maar zij had daarop geen acht geslagen. "Wanneer men, na zooveel aarzelen en bedenken, het eindelijk eens wordt, dan komen allerlei gedachten achterna; dat moet zeker zoo wezen. Dus meende de oude vrouw.

De twee jongelieden hadden elkander des avonds, bij het afscheid nemen, hartelijk de hand gedrukt. //Nacht, Ida!" had hij gefluisterd, zacht, maar toch luider dan anders. Ilij had zich minder dwang aangedaan en er zoo gelukkig uitgezien.— //Goeden nacht!" had zij teruggefluisterd. —//Zeg Alexander!" bad hij gesmeekt. — //Goeden nacht, Alexander!" — //Maar Ida, gij siddert?" riep hij verwonderd. — //Neen, neen!" Zij rukte hare hand uit de zijne; hij wilde die weder grijpen, doch zij weerde hem af met de woorden: //Gij zijt ziek; gij hebt rust noodig." — Iïij ging in zijne kamer.

Zij moest het huis verlaten en zette zich op eene bank voor de deur. Daar zat zij geruimen tijd in het donker. De oude vrouw luisterde eenige malen naar haar; zij hoorde haar zwaar zuchten; tegen middernacht ging zij naar haar toe.

//Zoudt gij niet naar bed gaan, mejuft'er?" vroeg zij. //Het is al laat." Zij was stil opgestaan en de vrouw in huis ge-