Vrees en Hoop aangaande het openbaar lager Schoolwezen, door Mr. B. I). H. Teilegen. Groningen, J. B. Wolters. 1862. 36 bladz. in gr. 8°. Prijs f —,40.

De Wet, Regering en Tweede Kamer, in betrekking tot den Hoogleeraar Dr. P. Hofstede de Groot, als schoolopziener, beschouwd door S. Blaupot ten Cate, Inspecteur van het Lager Onderwijs in de Provincie Groningen. Te Groningen, bij K. de Waard. 1862. 56 bladz. in gr. 8°. Prijs ƒ —,50.

Eene zeer opmerkelijke gebeurtenis is het ontslag, aan den hoogleeraar Hofstede de Groot als schoolopziener verleend. Een man vol ijver en van erkende verdiensten, die eene lange reeks van jaren tot het onderwijs in betrekking heeft gestaan , en wiens bemoeijingen op hoogen prijs werden gesteld, ziet zich op aandrang der regering genoodzaakt zijn ontslag te vragen, om te voorkomen dat het hem ongevraagd wordt toegezonden. Geen wonder dat zoo iets sensatie verwekte, en men gaat onderzoeken, in welk opzigt de heer de Groot zich het misnoegen der regering heeft op den hals gehaald.

"Wij mogen veronderstellen dat de reden, die aanleiding tot het gebeurde gegeven heeft, algemeen bekend is. De heer de Groot heeft, in zijne betrekking als schoolopziener, over de wet op het lager onderwijs woorden gesproken, die de regering van haren ambtenaar, die geroepen is de wet te helpen uitvoeren en handhaven, niet dulden kon, niet dulden mogt. De heer de Groot is niet in gebreke gebleven de door hem gehouden redevoering nader toe te lichten; maar — wat de zaak nu nog opmerkelijker maakt — de uitkomst doet zien, dat hij in deze een standpunt gekozen heeft, dat voor geen verdediging vatbaar is, en waarop hij geheel alleen blijft staan. Het is alleen de Kerkelijke Courant, die op eene allerongelukkigste wijze eene poging ter verdediging van den heer de Groot heeft gewaagd, — eene poging die jammerlijk mislukt is, en ook op niemand eenigen indruk kon maken, omdat de waarheid meer dan half verzwegen en de zaak zoo eenzijdig voorgesteld werd, dat het wanhopige, om die in een redelijk licht te stellen, aan ieder in het oog moest vallen. Voor het overige verhieven