innerd te hebben, dat, zoo niet alle, dan toch de meesten, hem vroeger in ons mengelwerk reeds zoo regt welkom zijn geweest. Zulke kennissen ontmoet men gaarne, ook voor eene tweede en derde maal.

N°. 22 en 23 is een herdruk van Elise's met zooveel lof bekend werk, dat den Profeet van Florence ten onderwerp heeft, waarvan eene breedere aankondiging in dit Album voor 1856 gegeven werd, en dat voor het overige volstrekt geene aanbeveling meer noodig heeft.

N°. 24 bétat drie historische Novellen van Jonckers. Zij zijn getiteld: Be eerste Br ederode, Be meistreel van lieer Witte van Haemstede, en Van Allernaar begint de Victorie. Dat de schrijver in dit genre iets goeds kan leveren, weten wij uit vroegere stukken van zijne hand, en zien wij in dit drietal op nieuw bevestigd. Aan eene naauwkeurige kennis van den tijd, waarin hij zijn lezer verplaatst, paart hij een boeijenden verhaaltrant, zoodat ons ook hier weder eene wezenlijk onderhoudende lectuur wordt aangeboden.

No. 25 en 26 bevatten een ook voor onze dagen uiterst leerzaam verhaal uit een voor Nijmegen vrij onrustig tijdvak. De worstelstrijd tusschen het oude kerkgezag en het licht der hervorming, dat in Nijmegen begon door te breken, wordt hier namelijk aanschouwelijk voorgesteld. De schrijver had gelegenheid onderscheidene goede bronnen te raadplegen, en heeft daarvan een voortreffelijk gebruik gemaakt, zoodat aan zijn verhaal eene blijvende waarde mag worden toegekend, ook om de belangrijke aanteekeningen , die achter ieder deel zijn gevoegd.

Het verhaal zelf onderscheidt zich gunstig van vele soortgelijke verhalen, door het onpartijdig standpunt, waarop de schrijver zich heeft geplaatst. Wel verre van alles goed te keuren wat door de hervormingsgezinden werd gedaan, doet hij ons zien, dat ook onder hen vele verkeerdheden plaats vonden, en dat het niet altoos zuivere bedoelingen waren, die hen tot handelen aanspoorden; terwijl hij aan den an,deren kant in het licht stelt, dat ook onder de Roomschgezinden waarlijk vrome en gemoedelijke menschen te vinden waren, die in alle opregtheid en met volle overtuiging aan de leer der moederkerk getrouw wenschten te blijven. En dat ook '.ran hunne zijde verdraagzaamheid jegens anders-