palen. Bij gebrek aan beter bieden ze uitmuntende zitplaatsen aan. Het duurt niet lang, of de eerste de beste wordt door mij ingenomen, en even als iemand, die pas in eene veilige haven is aangeland, beschouw ik het worstelen der overigen op het //hobbelige" pad.

Het eerste paaltje is, ik weet niet waarom, door een stuk sliethout met het tweede verbonden.

//Zoo man, dat heb je gewonnen!" zegt B***, die kennelijk mij benijdt.— //Kom naast mij. Zie hoe ze tobben!" — // Het is goed ook."

Hij zet zich. Krak! daar breekt het hout, en met de beenen in de hoogte ligt zijne corpulentie achterover in een greb , te midden van allerlei struiken en onkruid.

Medelijdend, als ik ben, reik ik hem de hand, om hem weêr op de been te helpen; het gaat niet. V*** is inmiddels genaderd, biedt hem de andere, en het gelukt eindelijk. En de dames, die alle heelhuids beneden zijn, lagchen hem hartelijk uit.

Een boos verwijt houdt den gevallen en weder opgerigten //broeder" niet terug. //Dat deedt gij!" voegt hij mij toe, // om eene zigtbare voorstelling te hebben , hoe een krijgsman op het veld van eer doodelijk getroffen ter neder zinkt!"

In eenvoud des harten betuig ik mijne onschuld, maar de onovertuigbare man houdt vol. En waarachtig, ik kon het toch niet helpen !

Niet heel lang zijn wij van den grooten weg naar Brussel verwijderd; eenige honderd passen maar. Doch de gang is uit het raderwerk — ik meen de voeten — onzer dames, en de gids, wiens taak bijna ten einde is, schijnt medelijden met haar te hebben; hij neemt den paradepas aan.

Daar op den hoek stuift hij een huis binnen; het is een herberg of zoo iets.

//Is hier wat te zien?'-— //Neen; er moeten eenige francs geofferd worden voor het bezigtigen van den leeuw, zeker tot onderhoud van die ellendige trappen; eu nu nog een halve franc per hoofd, dan hebben wij toegang tot het Etallishnent including several interessing and curious souvenirs of the hattle of Waterloo, fought the ]8th June 1815."