hare kleederdragt getuigt van vroegere welvaart, hoewel haar gelaat van lieverlede verbleekt, naarmate de heldere zonnestralen zich verheffen. Haar binnenste schijnt geheel en al in disharmonie te zijn met het schoone der haar omringende schepping. Somber en in zichzelve gekeerd zit zij daar, terwijl hare oogen als in tranen zwemmen. O! het hoogste gevoel van vreugde, en even zoo dat van smart, heeft geene spraak, maar slechts tranen, waardoor het zich kan ontlasten

Het is Dientje Brands, die bij een harer vroegere buren haren intrek heeft moeten nemen. Het slagtoffer geworden zijnde van een snooden wellusteling, zit zij daar te treuren als eene geknakte bloem op haren stengel. — Verstooten door dien eerlooze, verstooten door hare meesteres, verstooten door hare gewaande vriendinnen, gevoelt zij in vollen nadruk de diepte van haren val. Met het oog op de naburige woning, waar zij het eerste levenslicht aanschouwde, maakten zoo vele en zoo treurige aandoeningen zich van haar meester. Hare moeder, hoewel slechts een jaar na haar vertrek geleefd hebbende, had toch reeds in ruime mate moeten ondervinden, hoe bitter de nasmaak is van het //genadebrood," haar door het kostcontract verzekerd. Haren broeder, en vooral hare schoonzuster, de trotsche Janna Boldijk, wilde noch durfde zij onder de oogen komen. Wel is zij thans door een ouden kennis opgenomen, maar ook deze is met de verzorging van een talrijk gezin belast, zoodat dit niet van eenigen duur kan zijn, te minder daar zij moeier moet worden. Is het te verwonderen, dat onder dergelijke omstandigheden het hart van Dientje gebroken is? Dat er in haar binnenste een donkere, onstuimige nacht heerscht?

In dien toestand zich bevindende, treedt de eigenaar der woning het kamertje of liever het hok binnen, waar Dientje zich bevindt.

//Goeden morgen, Dientje!" dus vangt hij aan. //Het spijt mij zeer, dat ik het zeggen moet, maar — ik kan u niet langer onderhouden. Op dringend aanzoek mijner vrouw heb ik u in mijne woning opgenomen; ook ik ben zeer met uwen toestand begaan: doch mijne verdiensten laten niet toe om langer in uw onderhoud te kunnen voorzien, vooral