Hoog boven het dak, dat met een tal van vensters voorzien is, rijst de ranke en sierlijke toren, die voor een meesterstuk van bouwkunst gehouden wordt, ter hoogte van driehonderd vier-en-zestig voeten, dus nog geen dertig lager dan de dom te Antwerpen; het zeventien voet lange beeld van den aartsengel Michaël, geheel uit verguld koper bestaande, dient tot windwijzer. Allervreemdst is het, dat de toren van dit uitmuntend gebouw niet in het midden, maar ongeveer op een derde van de lengte des gevels staat. Sommigen noemen dit een misslag van den bouwmeester Jan van Ruysbroek; doch dit zou een onvergeeflijke misslag van zulk een genie zijn geweest. Anderen, en ik geloof met meer grond, schrijven het toe aan eene wijziging in het oorspronkelijke plan, op hoog bevel, nadat de bouw reeds aanzienlijk gevorderd was.

Wij gaan de deur in, het gewelf onder den toren door, en bevinden ons weldra op de binnenplaats, een uitgestrekt langwerpig vierkant. Rondom door de hooge zij- en achtergebouwen van het stadhuis omgeven, dat overigens geheel vrij en op zichzelf staat, is het somber en vochtig, en met het hoofd in den nek is het eerst mogelijk de lucht te vinden. Met hartssteen is de omtrek van den toren en zijne afdeelingen in het plaveisel ingelegd, en wij staan verbaasd over den omvang van het gevaarte, dat, van beneden gezien, ons zoo rank en luchtig toeschijnt.

Nog zien en bewonderen wij hier twee bij de Brusselaren zeer vermaarde bronnen, les Fontaines des Fleurs geheeten. Eentoonig is het ruischen van het kristalheldere water, dat in volle stroomen in de bekkens stort en daar verdwijnt.

Wij keeren terug. De concierge ontvangt ons in het gewelf, en geleidt ons naar de vestibule. Daar hangt eene kolossale schilderij van Stallaert, die voorstelt den Dood van Everard t'Serelaes, schepen van Brussel in 1388; en in de vestibule der eersfe verdieping vindt men andermaal een groot historiestuk , de Nederlaag van Attïlla, in het jaar 451, bij Chalons, door Coomans. Eer wij verder die levensgroote portretten, ten voeten uit, van vorsten uit het huis Habsburg bezien, die er naast en tegenover hangen, en verderop in de galerij, die naar onderscheiden zalen geleidt, gaan wij de raadkamer in; eene dame, mogelijk de echtgenoote van