zulk eene verlegenheid laten. Hier is mijne beurs; ik leen haar u. Er zijn twintig goudstukken in; dit is zeker niet veel, maar ik had van daag veel aalmoezen uit te deelen."

Daar ik aarzelde om dit zeldzame aanbod aan te nemen , begreep hij de reden er van; hij haalde uit zijn gordel een dolk, schroefde de greep er van af, en zeide: //Neem dezen dolk , en beloof mij hem steeds bij u te dragen. Zoodra iemand, wie hij ook zij, u de daarbij behoorende greep laat zien, geef hem dan het wapen en het geld terug." Hierop gaf hij zijn paard de sporen en verdween benevens zijne medgezellen, die zich op een afstand hadden gehouden, uit mijn gezigt. Ik vervolgde mijne reis, die zich tot twee maanden verlengde, met behulp van het geld van mijn roover en het crediet, dat mijn vader mij bij zijnen bankier te Drontheim geopend had.

Op den dag mijner terugkomst in Christiania vond ik de geheele stad in opschudding: het volk golfde door de straten op en neder; alle vensters waren met nieuwsgierigen bezet, en bij eiken voetstap ontmoette men talrijke militaire patrouilles. Ik vroeg naar de reden van dit alles.

//Ole Hielan en zijne geheele bende, uit dertig roovers bestaande, zijn gevangen!" riep men mij van alle zijden toe.

Ik wist dat Ole Hielan een zeer populaire straatroover was, en bleef, even als de anderen, staan, om Ole Hielan te zien. Toen de gevangene te midden van een militair escorte werd voorbijgebragt , zijn hals met een ijzeren halsband omsloten en zijne handen met ketenen beladen, herkende ik in hem dengenen, die mij de goudstukken had geleend. Hij herkende mij insgelijks; want hij rigtte een snellen , maar tevens ernstigen en levendigen blik op mij , die scheen te zeggen: //Herinner u!"

Toen Ole Hielan in de gevangenis der vesting Aggerhuus gebragt werd, sprak de gouverneur tot hem: //Ik weet dat gij nooit uw woord gebroken hebt. Zweer mij dat gij niet zult ontvlugten, dan moogt gij in de omstreken van het kasteel vrij rondwandelen." — //Goed; ik neem het aan!" antwoordde Ole Hielan. u Wanneer ik mogt beproeven te ontvlugten , kunt gij mij als een leugenaar en lafaard behandelen. Maar wees niet ten halve grootmoedig, en bevrijd ook mijne makkers van hunne ketenen." — //Dat kan