gendorp, van wien ieder als bij instinct het sein verwachtte, die zou komen te ontrollen.

V.

AMSTERDAM: ORANJE BOVEN!

Dit heugelijk oogenblik werd door Amsterdam bespoedigd, en voorgekomen, dat men niet door vreemden verlost werd, maar zelf de boeijen afschudde en zich bevrijdde. Daar zag men in de eerste helft van November aan den Buitenkant het eene vaartuig na het andere aankomen, bevracht met 'srijks ambtenaren en hun gezin, die over de Zuiderzee herwaarts overstaken, om elders een goed heenkomen te zoeken. De Kozakken hadden hen op de hielen gezeten; ten minste, ze vertelden het, en men geloofde hen gaarne. Ik voor mij geloof, dat het geweten bij menig Fransch ambtenaar de rol van Kozak speelde. De Franschen toch hebben in hunne vlugtige natuur iets Kozakachtigs. Met dollen overmoed rennen zij voorwaarts; maar geen haas wint het hen in snelheid af, indien de kans hun tegenloopt. Het was te Amsterdam , als men die zwermen met zak en pak zag doortrekken , alsof het huis gereinigd werd van booze geesten , en het kostte het gemeen soms een lastig zelfsbedwang om hun geen // Oranje boven!" tot vaarwel mede te geven. Het waren de afvallende steenen van het groote wereldgebouw, dat in gruis viel. Hier en daar werd op zondag die oranjekreet aangeheven, toen de ĂȘtrangers en de douanen de stad verlieten; maar de blanke sabel van den ligt korzeligen soldaat legde beslag op de al te radde jongenstong.

Op den veertienden November verlegde de generaal Molitor zijn hoofdkwartier van Amsterdam naar Utrecht, om van daar als een middelpunt de beweging der vijanden beter te kunnen gadeslaan. Daardoor was de hoofdstad van alle gewapende magt ontbloot; en toen men den volgenden morgen vernam, dat ook de generaal zelf met zijn gevolg was vertrokken, geloofde iedereen dat men ook niet meer Fransch was. Dien stap van Molitor had men in den Haag niet voorzien. Wie zou ook vermoed hebben, dat de hoofdBtad van troepen zou ontbloot worden. Welligt dat de ge-