boomen bewassen. Op enkele plekken werd hij op eens zandig ; daar stonden lage pijnboomen en essen: op een dier zandige plekken was de moord gepleegd. Het zand was in een omtrek van verscheidene voeten als met bloed gedrenkt, ja aan de takken en bladeren der naburige elzen vond men zelfs bloeddroppels. Zij waren bij het gewelddadig inslaan van de hersenpan blijkbaar rondom en omhoog gespat; maar dit was ook bijna alles wat er te zien viel. Buitendien was vooral daaruit, dat aan de naburige boomen geen tak of blad verbogen was, op te maken, dat tusschen den moordenaar en zijn slagtoffer geen worsteling had plaats gevonden; hieruit en uit hetgeen aan het lijk was te ontdekken, kon men den staat van zaken eenigzins opmaken. De moordenaar had zijn slagtoffer plotseling overvallen, het zij terwijl hij op hem had geloerd of vertrouwelijk met hem had voortgewandeld; hij had hem door den overval terstond buiten staat van gevecht gesteld, waarschijnlijk door hem een touw met een strop om den hals te werpen; zoo had hij hem naar zich toe gehaald, hem nedergeworpen en geworgd. Om van zijnen dood zeker te zijn, had hij hem vervolgens met een stomp werktuig de hersens ingeslagen. Het lijk had hij daarop over de grenzen gedragen, en niet langs den grond gesleept, daar men alsdan in het zand en slijk sporen daarvan zou hebben aangetroffen. Hij had hem derhalve gediagen, en daaruit viel weder op te maken, dat, indien een enkel persoon de misdaad gepleegd had, deze iemand van meer dan gewone ligchaamskracht zijn moest.

Op geene andere wijze was omtrent den moordenaar iets te ontdekken, en evenmin iets, wat omtrent den persoon van den vermoorde eenige inlichting had kunnen geven. Geen werktuig werd er gevonden, geen afgescheurd stuk van den rok, geen ander vreemd voorwerp. Even als de dader hoed en halsdoek, die aan het lijk ontbraken, had weggemoffeld, moest hij ook al het overige, dat op de eene of andere wijze tot eenig spoor had kunnen leiden, uit den weg geruimd hebben. Dit was ook het geval met de kleeding, waarin het lijk gevonden was. De zakken waren geheel ledig; uit het hemd was het stuk, dat het merk gedragen kon hebben, afgescheurd, en dit zou wel niet bij toeval geschied zijn.

8*