eischten de loslating van hunne kameraden, die den vorigen dag waren gevangen genomen, en de afzetting der Oranjeambtenaren. De raad gedroeg zich zeer flaauw, stelde de gevangenen in vrijheid, liet de gepleegde onlusten ongestraft, en meende zijn gezag genoegzaam gehandhaafd te hebben door het afvorderen eener verklaring van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid. Kemper, die toen luitenant was bij de schutterij , weigerde de verklaring te onderteekenen, en verzocht zijn ontslag. Op last van den commandant in den Jan-Eodenpoortstoren opgesloten, zond hij den 24sten Mei uit zijne gevangenis eene verantwoording van zijn gedrag. Daaromtrent wordt het volgende gelezen in het Dagblad der vergaderingen van den raad der gemeente van Amsterdam.- u Is gelezen een declaratoir van J. M. Kemper, luitenant in wijk n°. 33, inhondende zijne redenen waarom hij het door den commandant rondgezonden declaratoir geweigerd heeft te teekenen, voornamelijk hierin bestaande, dat, wijl hem zijn verzocht ontslag geweigerd wordt, hij verklaart het geweer niet weder te zullen opvatten, vóórdat de muitelingen van 10 Mei gestraft zullen zijn, of dat de burgerij tot medewerking hiertoe zal zijn opgeroepen, vermits hij zich schaamde met zulke lieden één ligchaam uit te maken, en wijl hij dacht in zijn post geen raad meer nuttig te kunnen zijn, die volgens zijne eigene besluiten voor geheel passief moest worden gehouden." (*) En wat was het gevolg van den door Kemper gedanen stap ? Dat de leden van den raad tot het besef van hunnen pligt werden gebragt. Hij zelf werd in vrijheid gesteld, de schuldigen naar behooren gestraft.

Wij gaan in onze verbeelding eenige jaren vooruit. "Wij zijn in het jaar onzes Heeren 1803. "Wij vinden Kemper te Harderwijk, waar hij op twee-en-twintigjarigen leeftijd tot hoogleeraar in de regten was aangesteld. De staatkundige gezigteinder was inmiddels niet helderder geworden. De oorlog, door den vrede van Amiens voor korten tijd afgebroken, werd op nieuw hervat. De grenzen van zijn gebied naar alle kanten uit te breiden, was het doel van den Pran-

(*) De Bosch Kemper, a. w., bi. 8.