heid zoo gezocht Fayence-porselein uit den tijd van den Eranschen koning Hendrik II, dat men ook majolica noemt. Het bestaat uit eene soort van pijpaarde, dat met een geelachtig wit glazuur bedekt en met ingelegde zwarte patronen voorzien is, terwijl het nog door twee verhevene figuren in Elorentijnschen stijl versierd wordt. Het heeft den fabriekstempel van het 1"ayence-porselein uit den tijd van Hendrik II: den Eranschen standpenning (livre) en de halve maan van Diana de Poitiers ineengevlochten.

Tot dusver kende men slechts vijf-en-veertig stuks van zulk Eayence-porselein, die van vijf- tot tienduizend francs ieder verkocht werden. Het eenige, dat het museum van Sèvres bezat, het deksel van een suikerpot, waarvoor vierduizend francs betaald was, brak vóór eenigen tijd, toen men beproefde er iets van af te vijlen, ten einde de bestanddeelen scheikundig te onderzoeken.

Eenige tijd geleden ontving Bivier — een virtuoos op den hoorn te Parijs — van eene gravin in den faubourg St. Germain een briefje, waarin hem gevraagd werd, hoeveel hij verlangde om bij eene soiree de gasten der edele gravin door zijn talent te verrukken. Bivier antwoordde, dat hij duizend francs verlangde. Dit scheen men echter te duur te vinden; ten minste , Bivier hoorde niets meer van de zaak. Eenigen tijd latei- bevond hij zich in een salon, doorbladerde een album van autographen, dat daar op eene tafel lag, en vond daarin zijnen brief aan de gravin. De kunstenaar lachte bij zichzelven over de slimme manier, waarop sommigen zich handschriften weten te verschaffen; hij kon echter niet nalaten tot de vrouw des huizes te zeggen : // Het spijt mij, dat de gravin mij niet gemeld heeft dat zij een handschrift van mij wenschte te bezitten; want daar ik dit niet wist, heb ik dit antwoord door mijn knecht laten schrijven, die altijd gaarne met zijne mooije hand wil pronken."

De methodisten-prediker Whitefield vergeleek, in zijnen ijver bij het prediken, de wereld, die zich in een zondepoel wentelde, met een schip, dat regelregt naar de hel toe stuurde. //Maar lieve deugd," zeide een matroos,