den gelukkigsten dag mijns levens; gij zijt de weldoener, de redder mijner ouders."

Hij smaakte een genot van zelfvoldoening en vreugde , zoo als hij nog nimmer gesmaakt had; met een innig genoegen rustte zijn blik op het beeldschoone meisje. Hare oogen ontmoetten gedurig de zijne; doch plotseling bedekte een zacht rood hare wangen , en als of zij zichzelve op iets onbetamelijks betrapte, sprak ze schielijk: // Ik moet mij haasten ; mijne ouders mogten anders ongerust worden, daar zij niet weten waar ik ben." •— // Vergun mij u naar de ouderlijke woning te mogen vergezellen." — u O , dat kan niet.... "Wat

zou men zeggen, als " — //Wie vroom en eerlijk handelt

en zijnen ouders eene blijde boodschap heeft te brengen, bekommert zich niet om de meening van anderen." — //Dat is waar, en toch bid ik u, laat mij alleen gaan!" — //Maar ik dien toch zelf uwe ouders te spreken; ik moet hun immers mijne plannen mededeelen?" — //Ja, daar had ik niet

aan gedacht," hernam ze peinzend; // evenwel " — // "Wel

nu , lieve nichtviel hij in, //ga alleen, en vergun mij slechts u te mogen volgen."

Na het wisselen van nog eenige woorden en wederzijdsche groeten, scheidden zij van elkander, beide zich haastende om te Peize te komen, zij langs den gewonen en kortsten weg> hij langs een hem bekenden omweg. Snellen we hen vooruit, ten einde te vernemen, wat er in de woning van Johanna's ouders dien dag was voorgevallen, en waarvan zij later nog getuige zou worden.

Toen Lunsinck en zijne gade des morgens ontwaakten, trad Aaltje, de oude trouwe dienstmeid des huizes, met een briefje binnen, dat zij hare meesteresse overhandigde met de woorden: // Toen het lieve kind van morgen vertrok, heeft zij mij besteld, u dit te geven zoodra ge waart opgestaan." ■— i/Wie is van morgen vertrokken?" vroegen de beide echtgenooten ontsteld. — // V cl 3 Johanna; wist gij daar dan niets van?" was het antwoord. — //Johanna? en waarheen?" — Aaltje maakte eene beweging, die te kennen gaf dat ze het niet wist.

//Daar begrijp ik niets van," sprak Lunsinck. Intusschen had zijne vrouw hem het briefje gegeven, dat hij haastig opende; het was van dezen inhoud: