// Lieve ouders!

//Weest niet ongerust! Ik hoop tegen den eten terug te zijn, om u de reden te kunnen mededeelen, die mij tot eene wandeling in het vroege morgenuur hebben uitgelokt.

Uwe Johanna."

//Dat is vreemd!" hernam Lunsinck, zijne gade bezorgd aanstarende. — //Ja, wel vreemd," sprak deze. //Daar schiet mij echter iets te binnen," hernam zij, na dat Aaltje vertrokken was. -— //Wat dan?" vroeg Lunsinck. — //Herinnert ge u Johanna's kalme houding van gisteren avond, en haar zeggen: Nu is het niets?" — //Wel nu?"— //Zou ze ook een plan beraamd hebben, om ons te redden?" — // Op wat wijze ?" — // Om onze zaak in persoon te bepleiten." — //Bij zwager Mantingh dacht ge?" — //Ja, bij hem." — // Dat verhoede God!"

Het moederlijk gevoel deelde volkomen in de bezorgdheid des vaders. Daar er echter geen middel bestond om de zaak te veranderen, wachtte het ouderpaar in eene niet geringe spanning de uitkomst af. Hoe meer de door Johanna aangeduide tijd inkromp, hoe heviger die spanning werd. Hoewel beide zich overtuigd en verzekerd hielden, dat geen ander doel dan het vermelde hun kind deed handelen, trachtten zij toch wederkeerig elkander diets- te maken, dat hare afwezigheid aan geheel andere oorzaken kon worden toegeschreven. Terwijl zij zich hiermede vermoeiden, kwam Aaltje met den blijden uitroep binnen : //Ik zie haar ginder aankomen!"

Beide vlogen als om strijd op en snelden de naderkomende te gemoet. Met een // God dank dat ge terug zijt!" klemde de teederhartige moeder het vermoeide meisje aan hare borst.

//Kind, waar zijt ge toch geweest?" vroeg Lunsinck, terwijl hij zijne geopende armen om moeder en dochter sloeg, en ze zachtkens de woonkamer binnendrong. // Bij oom Mantingh, antwoordde Johanna, op een stoel nedervallende.

Lunsinck en zijne vrouw verbleekten, zonder den moed te hebben om iets meer te vragen.

// En ik heb mijn doel bereikt — vader is gered!" hernam zij met een van blijdschap schitterend oog. •— //Hoe hebt gij zijn stalen hart kunnen vermurven?" riep Lunsinck. —