// Niet het hart des vaders, maar dat van zijnen zoon is voor u geopendhernam ze blozend; en toen de handen van hare ouders drukkende, liet zij er mat op volgen: //Vergunt mij een oogenblikje rust, opdat ik u straks alles geregeld moge verhalen ik merk dat ik overspannen ben...."

Nadat de bezorgde ouders alles hadden aangewend, wat dienstig wezen kon tot welzijn van hun kind, bevredigde Johanna weldra hunne weetgierigheid door een uitvoerig verslag van hare ontmoeting. Behelsde dat verslag voor Lunsinck ook nog enkele punten, die hem niet regt duidelijk waren, het vloeide daarentegen over van zelfopofferende kinderliefde. Hij sloot Johanna in zijne armen, doch kon evenmin als zijne gade woorden genoeg vinden, om zijne dankbare vreugde te uiten. Maar ook zonder die woorden verstond Johanna de taal hunner harten. Zij zag en gevoelde wat er in hun binnenste omging, en uit den boezem van die drie beweldadigden klommen stille zuchten ten hemel van genot en dank. Te midden van dien zaligen indruk kondigde Aaltje het bezoek van Anneus aan.

AVij achten het voor ons plan niet noodig, deze familieontmoeting in het breede te beschrijven; wij meenen te kunnen volstaan met de bloote vermelding, dat Anneus er met eene gulle hartelijkheid ontvangen werd, zoo als ook het geval zou geweest zijn, ware hij er om eene andere reden gekomen. Verder, dat hij met de meeste welwillendheid, op eene wijze en in bewoordingen, die van zijn fijn gevoel en kieschheid getuigden, zich aanbood om de door Lunsinck aan zijnen vader verschuldigde gelden af te lossen en op zijnen naam over te brengen; dat dit aanbod met aandoening werd ontvangen en met dankbaarheid aangenomen, echter onder uitdrukkelijke voorwaarde van Lunsinck s zijde, dat het de goedkeuring van Anneus'vader zou wegdragen. Om Johanna's gevoel en dat van hare ouders zooveel mogelijk te sparen, wist Anneus met weinige woorden alles zoo te regelen, dat men later slechts even op de zaak behoefde terug te komen, ten einde haar een volkomen beslag te doen erlangen.

De bewustheid van eene goede daad te hebben verrigt en getuige van het aanvankelijk geluk, dat zij uitwerkte, vervulde Anneus met eene ongekende vreugde.. Hij was in de 1864. III. 7