Moet de appellant, volgens art. 368 B. R., tot de betaling van

die g';regtskosreu worden veroordeeld, welke het gevolg zijn van zijn verzuim ? — Ja. Geld. 3337. 2.

Huuk E.v verhuur. — Ontbinding.—■ Artt. 1933 en 1934 B. W. 3338. 4.

— Opzegging. — Ontruiming. Overschrijving der acte vau scheiding en overgang. — Huurtijd. — Bewijs. — Vermoedens. — Supplétoire eed.

Is art. 668 B. W. van toepassing bij overgaug bij eigendomsverkrijging door erfregt? — Neen.

Heelt d a judex J'acti, bij de verwerping eener tienjarige huur, gelijk de huurder beweerde, teregt en geheel overeenkomstig met art. 1633 B. W. aangenomen eene eenjarige huur, zonder dat daarvoor eenig nader bewijs werd vereischt? — Ja.

Is het niet-opleggeu van den suppletoiren eed alléén op vermoedens in strijd met artt. 1933, 19-59 en 1978 B. W.? —Neen. H. B. 3341. 1.

— De verhuurder heeft niet het regt om de goederen van den huurder, die zich tot stoffering in het huis bevinden, voor verschuldigde huur terug te houden. Amst. 3342. 3.

— Maa/idhuur. — Betwisting van regtstitel. — Bevoegdheid vau den kantonregter. — Artt. 1607 en 1622 B. W. — Bewijs.

Wordt de kantonregter bij eisch tot betaling van huurpenningen onbevoegd door betwisting van den regtstitel, wanneer de huur, waarvan de eischer eenen termijn vordert, sedert den aanvang tot het beweerde einde der huur meer dan f 200, maar sedert den aanvang vau den gevorderden termijn tot het beweerde einde der huur minder dan /?00 bedraagt.? — Neen.

Geldt de bepaling van art. 1607 B. W. ook ingeval van maandhuur, als bedoeld is in art. 1622? — Ja. Kant. 'sHage. 3367.4.

— Is bet een essentieel vereischte der overeenkomst van huur van werklieden, dat loon bedongen zij? — Neen. Kant. Dordr. 3371. 3.

— Heeft de verhuurder het regt voor niet vervallen huurtermijnen beslag te leggen op de goederen, die buiten zijne toestemming vervoerd zijn uit hei gehuurde? — Neen.

Bedoelt art. 1189 B. W. met de woorden »het loopende jaar» niet »de vervallen huur en pachtpenningen over het loopendejaar? — Ja. Amersf. 3374. 4.

— Overlegging van quitantiën.—Art. 148 B. li.—Art. 1605 B. W.

Kan de verhuurder, zonder gronden aan te voeren, in regten overlegging vragen van de kwijtingen, welke hij den huurder heeft opgegeven en diens eigendom zijn geworden? — Neen.

Kan de verhuurder zich op art. 1605 B. W. beroepen, wanneer niet alleen geschil omtrent huurprijs, maar ook omtrent de huur zelve bestaat? — Neen. Heerenv., ITriesl. 3381. 1.

Zie hypotheek. 328a. 2: — Schadevergoeding. 3347. 3; — Verbreking van afsluiting. 3398. 1; — Vrachtpenningen. 3347. 2; — Zegelregt, 3354. 4.

fluwülijk. Waarschuwing. Wetsbepalingen voor hen, die ten tweede °! opvolgend — overgaan. Maatregel door den wethouder voor den burgerlijken stand te Amsterdam. 3315. 4.

h^an 'ien — h'er te )ande worden voltrokken door iemand, die in et bn]teniand getrouwd is, zonder in-acht-neming der formaliteiLen3 v°orgeschreven bij art. 138 B. W., indien niet blijkt, dat laatstgi;nioemde verbindtenis langs legalen weg is ontbonden? — __N*en- öriolie {raadlc.). 3396. 2.

Zie Gemeenschap. 3285. 3 ; — Rekening en verantwoording. 3327. 2. MJWeluks-voorwaabdeN. Zio Beslag. 3360. 2.

"''■iH'i.K. Art. 1223, al. 2, B. Vv. — Onroerende goederendoor bestemming. - Verhuur van gehypothekeerde goederen. Amst. 3282. 2.

~°7 bij Nijhoff en Zoon uitgegeven werk, getiteld: officiële esc tulen omtrent de onzekerheid van den eigendom van onroerend Nederland, en de gebreken van het Nederlands che hypo theek3329 ^aarschuwend onder de aandacht oj in herinnering gebragt.

H w-a'lrter en hyp°thekeri- Meng. 3331. 3.

,t0' doorhaling eener hypothecaire inschrijving. — Beweerde Sm i der dagvaarding. — Gekozen domicilie. — Wettelijke andstermijnen. — Legale —. Fransche wetgeving. — OnvolKomeni: zuivering.

tin?8" ingeval van art- 123« B. W. sprake zijn van eene verpligS oio te dagvaarden aan het werkelijk domicilie? — Neen.

aisen de koloniën, volgens de Grondwet, een integrerend deel

Is at KiJk dCr NederIanden? - Neen.

'e da " ' }■' van toepassing op den gedaasde, die tijdens

land i aa nS verblijf heeft en woont te Batavia, doch in Neder-

£ '"ueillt heeft gekozen? — Ja.

door' j rare de nietigheid der dagvaarding gegrond, do gedaagde

Is »rt ,eweerde nietigheid benadeeld? — Neen.

beteek, " t Code Civil in casu volledig opgevolgd door de nietv°lgen *'e)'1^ v^n de acte v»n depót ter griffie aan de vrouw , weike,

bet" ,,, : e" ransche regt, legale niet ingeschreven — heeft op

Is'h Ta" " mauf ~ Neen■

ofecho.' '1' a|'V'es van den Fraoschen Staatsraad van 1 Junij 1807, ^ederl' i°e wet °P de<1 overgang daarnaar niet verwijst, nog in Js van toepassing? —Ja.

zuilü ' !1Iet-opvolging van dat advies in casu een werkelijk ver-

— Hypot C1Schtirs? - •Ta. Arnh. 3344. 1.

Zie /,:rire boeisllou<Uag. 3365. 3.

,r Verkout "o'ögi36.0' 2' ~~ K''°P e" verkoop. 3305. 2; 33 1. 2; —

Vsi; 4-

beterin•'K®^AAflDESs- Het congres der —. Meng. 3336. 4. (VerS" et *n d'e vergadering verhandelde. 3336. 4.

1.

WNG. Zie Registratie

^CIDESTEBL APPEL. Zie D .

3358. 2. oe9dheid. 3344. 4; — Schadevergoeding.

^'cidentülj; vordering. Indien de veriUaairl in een incidentelen eisch'laaSde uiet-ontvankelijk wordt ▼orderi,,., voor geene toewijzing vath»» '1 .^rond > dat do principale ser?6 lening der zaak,' ten "-eten, bij niet gelijk-

__ ^eurl- Hof :>'ron. 3323. 2. kosten worden gere-

en^»P- 3320. 3;- Vraag)mnten_ »ai. „ . r'andsch;. 1 -!e Regering vau — c». de O T ,

— Üit^imn,ist,:atie e" lijfrente. Raad van Just. Bat'. 32T Pr"J

"" het 2de hoofdstuk der begrooting van ' voor 1871 Vct» Ju , ■ U1|gaveu m —, voor wat aaugaat het Dermn ) -~ï. ; en uit do toelichting. 3296. 4. iJeP^tement

Aai, de'! Raad ¥a» ~ benoemd de heer Mr. W. Rappard 3320 i •U heer Mr. P. Myer op verzoek eervol ontslag verleend

_^od+5. 4. ' n'; 1,1 zÜne Plaats benoemd de heer Mr. J: Loudon . ^euv. o

^'C~niC«nfie:i,°mtrent, de ha"'Ihaving van orde en tucht ats'":-rm" ' alsla«ie den arbeid der gevangenen. 3350 i ;ne < °Ty\ .Van - voor 1872 idep. van Just. in _). Mf'

lai";rar g' 3365- K

m rt" le Batavia, Samarang, Soerabaya en Bondowosso ®8' 3390OO'3 daartoe te benoemen regtskundigen. Verordening

WNQ. Zie Registratie. 3299 ,

"cidestkbl appel. zie 7j. 3358. 2. oe9dheid. 3344.

iK

■i i» zÜne plaats benoemd de heer Mr. j! Loudon.

IuDië (Nederlandseh). Benoemingen dien ten gevolge. 3390. 4.

— Versla;* der installatie van Mr. T. H. der Kinderen als president

uer Deiae noven. ööyu. 4.

— Besluit tot wijziging van het reglement op de burgerlijke regls-

voraering voor ae raaen van justitie op Java en het Hoog Gerekts

hof van —, alsmede van het reglement betreffende het hooger

oeroep aan den lioogen Kaad der Nederlanden van de arresten in

burgerlijke zaken, in eersten aanleg gewezen door het Hoog Geregts hof van —. 3392. 4.

iNDië (Nel. West-). Uittreksel uit het voorloopig verslag der Tweede Kamer en uit het regerings-antwoord over de wets-ontwerpen tot

ucuiuweve vaststelling aer Koloniale huishoudelijke begrootingen van

öunname en uura9ao voor 1871. 3303. 1.

— Gratis cursus ot conferentiën door den proc.-gen. op Cura9ao, den

ueei v\iiiem oassen jz., te geven voor de practische beoeienm; van het regt in het algretneen. 3309. 4.

Adres aan den Kolonialen Kaad van Curacao tot het verleenen

eener uitgebreider regtsbevoegdheid aan den plaatselijken regter te

ol. martin. «5<5zö.

Instalatie van Mr. G. Mf. Palm als lid-plaatsvervanger in het

xioi vtn justitie op uura9ao. 3328. 4.

Aan Mr. W. K. C. Sassen, proc.-gen. in de kolonie Cura9ao,

eervoi onrsiag uic 's lanas aienst verleend. 3355. 4.

De /oorloopige werking van de nieuwe wetgeving in Suriname. Meng. 3357. 3.

— Mr, e. O. H. Ramaer benoemd tot proc.-gen. in de kolonie Cura9ao. 3367. 4.

— Verdere regteriijke benoemingen aldaar. 3388. 4.

Inkomkide kegten. Zie Vrachtbrief. 33:i6. 1.

Inlegeiiko. Zie Hand- en spandiensten. 3304. 1.

Inquahticatie (Exceptie van). Zie Kerkelijk beheer. 3334. 2. Inschrijvingen. Zie Notariële acten. 3366. 4.

Insolvintie. Zie Koop en verkoop. 3350. '2.

iNSTALJATiëN. Verslagen en berigten wegens plaats gehad hebbende —. 3276. 2; .3S86. 3; 3289. 3: 3306. 4: 3311. 2; 33;'8. 4:

3330 3; 3335. 1; 3363. 2; 3364. 4; 3366. 4; 3372. 4; 3390.4; 3397. 1.

— Oie- de — bij den Hoogen Raad. 3335. 4.

— Nadir hierover. 3336. 4; 3341. 2.

Inteeeisen. Zie Betaling. 3346. 1; — Consignatie. 3365. 3. IsiiAëltische gemeente (Ned. Port.). Parnassim der — te Amsterdam qq. ca. M. M. Calo c. s. Noordh. 3295. 2; 3297. 1; 3398. 2. ISRAëLTISCHE GODSDIENST. Zie Eed. 3348. 1; 3348. 4; 3351. 1 ;

335e. 4} 3362. 4; 3363. 4; 8364. 4; 3386. 4; 3401. 3.

iTALië, De invoering der jury te Rome. 3348. 4.

Ivjsns sn Comp. ca. A. Laboyrie en Comp. Rott. 3371. 2.

«8.

jaagmn. Het verleggen daarvan van den eenen naar den anderen oevir. Bevaarbare rivier. — Schade. — Schadevergoeding. — Opaibare werken. Bevoegdheid. — Administratieve magt.

l et kan van den eenen oever naar den anderen worden overgebagt, zonder dat aan de bewoners van den laatstbedoelden oever schadeloosstelling verschuldigd is.

])G eilanden zijn, even als de andere aan de oevers gelegen grondet der bevaarbare rivieren, aan de dienstbaarheid van — onderwij-pen.

je Staat is aansprakelijk wegens het nadeel, dat oevergronden kronen ondervinden ten gevolge van openbare werken, in een sti ombea verrigt.

Je Staat kan noch regtstreeks, noch zijdelings, door het bewilligen van eene som gelds, gedwongen worden langs den zoom van eeie bevaarbare rivier werken aan te leggen, met de beweerde ift-temming om de eigendommen langs de oevers tegen de werking vin het water te beveiligen.

Hij kan dit te minder, wanneer sprake is van toekomstige en uogelijke nadeelen, welke vatbaar zijn in 't vervolg te worden ^ gstuit of geheel op te houden. Hof van app. Luik. 3353. 4. s tACOB (Mr. h. H.). De heer — gekozen tot lid van de Tweede

lamer der Staten-Generaal. 3338. 4.

•Tact. Gesloten jagttijd. — Motieven. — Schietgeweer. — Buitgewone rnagtiging. — Getuigen. — Eed.

Is het ^dragen van een geweer, geladen of ongeladen, wel een Eiodzakelijk bestanddeel van de bij dagvaarding te laste gelegde cvertiedi ig van, in besloten jagttijd, op daarbij vermelde tijd en {laats, te hebben gejaagd ï — Neen.

Bestond er voor den regter aanleiding tot het onderzoek, of de tek aag e, ti,dens het begaan dier overtreding, om te kunnen lallen in de gunstige uitzondering, bedoeld bij art. 26 der jagtvet, was voorzien van eene buitengewone rnagtiging, wanneer de leklaagde noch het bewijs van dat feit heeft geleverd, noch er zich lelfs op heeft beroepen? — Neen.

Is ergens voorgeschreven, dat. de vermelding van de beëediging Ier getuigen, «halve in het proces-ver baal der teregtzitting, ook n het vonnis moet worden opgenomen? — Neen. H. R. 3319. 1.

— Spoorsneeuw. — Consent. — Motieven.

Heelt, dooi dien de wet geene definitie bevat van hetgeen door spoorsneeuw is te verstaan, de regter teregt beslist, dat dit in den san der wet aanwezig is, wanneer in of op de sneeuw sporen Van het wild merkbaar zijn? — Ja.

Kan in het voorhanden geval wel worden gedacht aan de kostelooze vergunning, bedoeld in art. 6 der wet van 13 Junij 1857 (Stbl. n». 87)? — Neen. J

Is onder het eigenlijke jagen wel te begrijpen het schieten of op andere wijze bemeesteren van schadelijk gedierte; en kwam alzoo, bij het bewezen aannemen van het eerste als te zijn geschied, een onderzoek of nadere beslissing te pas omtrent het laatste?—Neen. H. R- 3332. 2.

— Art. 2 der jagtwet. Kant. Lemmer. 333 ;. 4.

— : ;et jagen op eens anders grond zonder vergunning van den eigenaar

of regthebbende. — Exceptie. — Verstek.

Moet niet hij, die, zonder de vergunning van den eigenaar of regthebbende, op eens anders grond jnagt, om het onstrafbare zijner handeling aan te toonen, bewijzen, dat hij verkeert in eene

der uitzonderingen, bedoeld bij al. 2 van art. 2 der jagtwet? Ja.

Is, bij de algemeenheid van het verbod, het aanwezig zijn van zoodanige uitzondering een middel van verdediging, dat als zoodanig kan worden aangevoerd en waarop door den regter moet worden beslist? — Ja.

Kon er echter vau zoodanige verdediging sprake zijn, nu de bekl. ten dienenden dage niet is verschenen en tegen hem verstek was verleend? — Neen. II. R. 3349. 1.

Het zich in het veld bevinden met ongeladen geoorloofd schietgeweer. — Qualificatie van nacht. — Verbeurdverklaring. — Spoorsneeuw.

Is het zich in het veld bevinden met ongeladen geoorloofd schietgeweer verboden? — Ja.

Is de qualificatie van nacht als verzwarende omstandigheid wel vau toepassing bij verboden jagtbedrijven ? — Neen, alleen bij niet verbodene.

Kan men wild bemagtigeu op spoorsneeuw met den loop van een geweer? — Ja.

Kan het geoorloofd ongeladen schietgeweer, waarmede iemand zich zonder acte of consent in het veld bevindt, worden verbeurd verklaard? —- Ja. Kant. Arnh. 3369. 3.

Jagt. Over het werkje van den heer A. J. de Geus, jachtrecht en jachtwet. 3369. 4.

— Wildstrikken.

Valt hij, die, terwijl hij zich, buiten openbare wegen of voetpaden , in het veld bevindt, een wildstrik opneemt, in het verbod van het laatste lid van art. 15 der jagtwet? — Ja. H. R. 3377. 1.

— Zoeken van eijeren van waterwild op gronden van een derde zonder schriftelijke vergunning van den eigenaar of regthebbende. — Elementen van het misdrijf. — Dagvaarding.

Is de omstandigheid van het niet in gezelschap zijn van den eigenaar ol regthebbende te beschouwen als een element van opgemeld misdrijf, waarvar het bestaan voor de strafbaarheid wordt gevorderd, in dien zin, dat de dagvaarding van het niet-bestaan er van moet melding maken en anders noodzakelijk een ontslag van regtsvervolging moet worden uitgesproken? — Neen. H. R. 3393. 1.

— Afschaffing der jagtwet. Meng. 3398. 4.

— Jagtregt. Meng. 3403. 4.

— Zie voorts Visscherij.

Jansen (M.)., huisvrouw van G. van Kleef, in cass. 3301. 3.

Jansen (W. J.) in cass. 3286. 1.

Jelier (P. J.) ca. den Staat der Nederlanden. H. R. 3337. 1.

Jepkens ca. van Os. Amst. 3342. 4.

Jeugdige beschuldigden. Over het bevel tot overbrenging naar een huis van verbetering en opvoeding, na vrijspraak, van — van diefstal. — Circ. van den min. van Just. 3365. 4.

Jeugdiqe practizijns. Raad van Prof. van Boneval Eaure aan de—. 3306. 4.

Jolles (Mr. J. A.). De lieer — benoemd tot minister van Justitie. 3275. 4.

— Berigt wegens zijne audientiën. 3281. 4.

— Hem eervol ontslag verleend als raadsheer in den Hoogen Raad. 3278. 4.

Jong (de) c:i. van Breemen. 3347. 3.

Jong (K. de). De heer — gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 3333. 4.

Jonker (H.) voor Friesland. 3293. 2.

Jordens (H.) in cass. 3393. 2,

Jordens (Mr. W. A. Cost). De heer — gekozen tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. 3343. 4.

Juristen. De — in wetgevende vergaderingen. Meng. 3329. 8.

Juristen-vereeniging (Nederlandsche). Over het tweede gedeelte van de handelingen der —. 3279. 4.

— De stemming der — ten opzigte van de hoofdpunten van het cassatie-stelsel. Meng. 3282. 3.

— Uitnoodiging aan regtsgeleerderi, die leden wenschen te worden. 3324. 4.

— Punten van beschrijving voor 1871. 3339. I. (Verbetering. 3342. 4.)

— Hare verschillende uitspanningen te Amsterdam. 3350. 4.

— Programma dier feesten. 3351. 4.

— Adres op te geven door hen, die bet bewijs van lidmaatschap nog wenschen te ontvangen. 3352. 4.

— Tijdsbepaling nopens de toezending der opgaven, bij programma gevraagd. 3355. 4.

— Missive van de kamer van koophandel te Groningen, betreffende de wederinvoering van regtbanken van koophandel. 3358. 4.

— Behandeling daarvan. 3360. 1.

— Vaststelling van een reglement van orde. 3360. 1.

— Goedkeuring der rekening en verantwoording. 3360. 1.

— Behandeling van vragen betrekkelijk hooger beroep en cassatie in strafzaken en faillissement. 3360. 1.

— Schrijven van Mr. T. M. C. Asser over het vraagstuk der exceptionnele regtsmagt in handelszaken. 3360. 4.

— De Amsterdamsche magistratuur schittert door hare afwezigheid.

3360. 4.

— Een bezoeker hierover. 3363. 4.

— Overvoorloopigein-hechtenis-neming; verhandelde deswege. 8361. 1.

— Benoeming van drie bestuursleden. 3361. 1.

— Arnhem aangewezen als plaats van vergadering in 1872.

3361. 1.

— Een paar opmerkingen uaar aanleiding van den tweeden juristendag. 3361. 4.

— De amusementen van de —. Meng. 3362. 4.

— De —. Meng. 3364. 4.

— Rectificatie der notulen. Brief van Mr. J. G. A. Faber. 3364. 4.

— De hoogleeraar Goudsmit en de critiek van de regteriijke magt. Meng. 3369. 3.

— Herinnering aan art. 11 van het reglement. 3394. 4.

Jurriens (J.) en C. Ditmar in cass. 3352. 1.

Jury. Verhandeling te Luik over een uitbreiding der —. 3274. 4.

— Over de —, in verband tot eene zonderlinge vrijspraak te Londen. 3324. 4,

— De hoogleeraar L. Wladimirow over de —. 3348. 4.

—• De instelling der — te Rome. 3348. 4.

Justitie (Departement van). Staatsbegrooting voor 1871, IVde hoofdstuk. Eindverslag der Eerste Kamer. 3274. 1.

— Beraadslaging ter Eerste Kamer; aangenomen. 3276. !.

— Beraadslaging ter Tweede Kamer; aangenomen. 3275. 1.

— Aan den heer Mr. F. G. R. H. van Lilaar op verzoek eervol ontslag verleend als minister; in zijne plaats benoemd de heer Mr. J. A. Jolles. 3275. 4.

— Berigt wegens zijne audientiën. .3281. 4.

— Het Departement van Justitie. Opstel. 3276. 1.

— Benoemingen enz. bij het —. 3279. 4; 3294. 4; 3308. 4; 3352. 4.

— Over de bezwaren tegen de preventieve gevangenis Circ. deswege. 3 <85. 4.

— Den heer van Lilaar pensioen verleend. 3294. 4.

— Uittreksel uit het 2de hoofdstuk dor begrooting van Ned. Indië voor 1871, betreffende de uitgaven in Ned. Indië, voor wat aangaat het —, en uit de toelichting. 3296. 4.

— Wets-ontwerp tot definitieve vaststelling van hoofdstuk IV der staatsbegrooting voor 1871. 3298. 1.

— Memorie van toelichting. 329S. 2.

— Voorloopig verslag der Tweede Kamer. 3303. 1.

— Memorie van beantwoording. 3309. 1.

— Beraadslagingen ter Tweede Kamer; aangenomen. 3325. 1 ; 3326. 1; 3327. 1; 3328. 1; 3329. 1 ; 3330. 1; 3331. 1.

— Voorloopig verslag der Eerste Kamer. 3333. 1.

— Beraadslaging; aangenomen. 3340. i.

— Naar aanleiding der begrootings-discussie. Opstel. 3324. 1.

— De gevangenissen niet beschikbaar te stellen voor het bewaren van krankzinnigen. 3306. 4.

Over de afgeschafte verbodsbepalingen betreffende vreemde 1 particuliere loterijen. 3332. 4.

— Circulaire met toezending van een Kon, besluit tot intrekking d< 1 artt. 5—lo van dat van 29 Oct 1870, 11». 13, houdende o. ri nadere bepalingen ten aanzien vau het. beloonen van den arbei in de gevangenissen en van de boekhouding in te, 3341. 4.