0., dat door den ged., in de eerste plaats, is opgeworpen eene exceptie van nietigheid der dagvaarding , en wel:

a. ten aanzien van den vorm ;

b. ten aanzien van het ligchaam:

sub a, ten aanzien van den vorm, dat in de dagvaarding vermeld staan de namen der heeren, uitmakende het Collegie van Kerkvoogden of de Kerkvoogdij der Nederlandsche Hervormde gemeente te Heeren veen;

dat het hier geldt eene corporatie, wier benaming in de plaats van naam en voornaam in de dagvaarding had moeten worden uitgedrukt;

dat de vier genoemde personen nimmer kunnen uitmaken de Kerkvoogdij , maar dezelve slechts kunnen vertegenwoordigen ;

dat, volgens art. 5 , 2o., B. R., de corporatie in de dagvaarding had moeten zijn vooropgesteld en niet, zoo als is geschied, de namen van hen , die leden zijn dier corporatie;

sub 6, ten aanzien van het ligchaam, dat de middelen en het on¬

derwerp van den eisch niet voldoende zijn omschreven ; dat slechts

in de dagvaarding wordt vermeld, dat de ged. voorkomt op een vast¬

gesteld Konier van KerKelijken omslag, zonder bijvoeging van den

grona, waarop de verpligting tot betaling voor den ged. rust; dat de ged. daardoor in zijne middelen van verdediging wordt be¬

nadeeld, als zijnde niet bekend met de regten en verpligtingen, welke

tot üeze vordering aanleiding hebben gegeven ;

0., dat, in de tweede plaats , door den ged. is ingesteld eene dis-

quanncatoire exceptie, op grond, dat na 1 Oct. 1869, zijnde alstoen het reglement van 1823 ingetrokken, de kerkelijke Hervormde ge¬

meenten werden Deneerscnt door het gemeene burgerlijke regt;

dat, volgens art. 1696 B. W., de bestuurders, in casu de Kerkvoogden , moeten worden benoemd door alle leden van het zedelijk

ngcnaam, zijnde de lidmaten , de gedoopten en die, welke geboren zijn uit Hervormde ouders :

dat te Heerenveen deze benoeming slechts heeft plaats gehad door

de mansiidmaten ;

dat daartoe niet hebben kunnen medewerken allen , die daartoe

door de wet waren geregtigd en bevoegd; en dat derhalve de eischers, zich noemende Kerkvoogden , op eene onwettige wijze zijn gekozen en geen regt hebben in de hoedanigheid op te treden, waarin zij aan

het hoofd der dagvaarding vermeld staan ;

0., dat, in de derde plaats, door den ged. is ingesteld eene exceptie van niet-ontvankelijkheid , op grond, dat, bij beschikking van dit Kantongeregt dd. 6 Febr. 11., het regt om gratis te procederen

zuuue zijn venccuu aan uen neer w. öcnepers, in qualiteit van pre-

sident-Kerkvoogd en niet aan de vier thans aan het hoofd der dagvaarding voorkomende personen;

0., dat eindelijk de ongegrondheid der vordering door den ged.

vtrrï itJ f qovi! 1 1 _

uil uuumc uij met oenoorc tot de Hervormde ge¬

meente te neeren veen;

dat hij ziine geloofsbelijdenis heeft afeelesd in het dorn Oude-Schoot.

aldaar als lidmaat tot de Hervormde Kerk is toegetreden , aldaar als

ynnrlnnicr ie in rrpcnh voxran on 7iinn 1 /v _ _ 1 • ,

~wu ancaiauc jjuuuier lieert gengt;

uai mj uernaive oeei uitmaakt van de Hervormde gemeente te

^uue-öunuoi, en niet op net konier van den kerkelijken omslag voor

uc gemeeme neereu veen Kon worden gebragt;

0. iu regten, ten aanzien der exceptie van nietigheid der dag-

vuarumg :

a. den vorm :

dat net waarscnijniijk juister zoude zijn en meer in overeenstemming met de woorden der wet (art. 5, 2°., B. R.), indien in de dag¬

vaarding de woorden «uitmakende het Collegie van Kerkvoogden of

de Kerkvoogdij'/ vervangen waren door de woorden: //vertegenwoor¬

digende het Collegie van Kerkvoogden of de Kerkvoogdij"; maar dat toch door de gebezigde uitdrukking aan het gebiedend voorschrift der wet, dat namelijk de benaming der corporatie (zijnde in casu de

iverKvoogdij; m de dagvaarding wordt uitgedrukt, is voldaan; b. het ligchaam :

dat ook in deze de middelen en het onderwerp van den eisch vol-

uoenue ziju omsuiireven ;

dat toen niet siecnts in de dagvaarding voorkomt, zoo als ten on-

regte door den ged. wordt beweerd, dat hij ged. is aangeslagen op een kohier van kerkelijken omslag en te dier zake in regten wordt aangesproken; maar dat tevens in de dagvaarding zijn opgenoemd de Kon. besluiten en reglementen, waarop deze omslag is gegrond en waaruit de eischers vermeenen hun regt tot het instellen dezer vordering te putten , weshalve de ged. niet kan geacht worden in ziine

Am. : •• 1 _i _ , , J

w&omjviiug uw Yuiucimg ie zijii uenaueeiCl ;

G., dat de exceptie van nietigheid der dagvaarding niet is op de

wei gegituiu,

O. ten aanzien der disqualificatoire exceptie:

uat, oij JVUÜ. uesiuit van a jjeDr. 1S69 (istbl. 11». 10), nader ten

aanzien van den termijn van invoering:, erewijzitrd bii besluit van s

Febr. 1869 (Stbl. n». 20), de bevoegdheden, welke bij besluiten of reglementen , ten aanzien van het beheer der kerkelijke goederen of

van net toezigt uaarop, vroeger aan aen Honing waren voorbehouden of aan den minister waren toegekend, zijn overgedragen aan een

.algemeen oonegie van toezigt, bestaande uit veertien ledeD, aan te

wijzen door elk Prov. Collegie van toezigt één lid en drie leden uit

de Algemeene bynode der Nederlandsche Hervormde Kerk;

v., uai un Algemeen ooiiegie van toezigt, bij besluit van den 12 Oet. 1868, eene voorloopige organisatie van de Nederlandsche Hervormde Kerk heeft vastgesteld, aangaande het beheer der kerkelijke

oy uure gemeenten en net toezigt daarop; dat in deze voorloopige organisatie bij art. 26 was bepaald, dat de

Ui*U..C vuiiogicn gcuiagcu naar ae reglementen en besluiten van de Regering uitgegaan, voor zooverre bestaanbaar met dit besluit, totdat die door andere bepalingen zullen zijn vervangen; dat deze voorloopige organisatie is vervangen door een definitief reglement, vastgesteld den 21 Julij 1870, waarbij in art. 56 is bepaald", dat dé kerkvoogden en notabelen, benoemd naar de voorschriften 'van het besluit ter voorloopige organisatie van de Nederlandsche Hervormde

ü.erK, aangaande het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van hare gemeenten en het toezigt daarop, vastgesteld den 12 Oct. 1868, bij het in werking treden van dat reglement in functie blijven, voor zooverre zij de overige bepalingen van dit besluit hebben nage'leefd; dat, blijkens afschrift van het proces-verbaal, bij de stukken overgelegd

ca uciiuuiiy*. , ue iNeaerianascne Hervormde gemeente

te Heerenveen op den 24 Jan. 1869 is overgegaan tot de benoeming van notabelen, en dat door dezen op den 15 Febr. 1869 de eischers

zijn benoemd tot kerkvoogden;

dat deze benoemingen zijn geschied krachtens de bepalingen, vervat

m aiii. / eu jl* van u« uuvciigcuuemae voorloopige organisatie, en

lvrnn, mrlfln nT«r>n krnr.htflns nrf. vn» ■>

——* _ —' —• «« net uenmcier regiement,

m Juuune ïuuciieii yu gouanuuaaiu ;

dat er alzoo geene sprake kan zijn , dat de Nederlandsche Hervormde Kerk der gemeente Heerenveen zoude vallen onder het bereik van het burgerlijke regt opzigtelijk het stemregt, daar bij deze corporatie bij reglementen uitdrukkelijk bepalingen omtrent het stemregt zijn gemaakt, en de toepassing van art. 1696 B. W. eerst dan kan worden ingeroepen, wanneer zoodanige bepalingen ontbreken ;

dat de eischers alzoo teregt optreden in hunne hoedanigheid als Kerkvoogden der Hervormde gemeente te Heerenveen, en de door den ged. ingestelde disqualificatoire exceptie is ongegrond;

0. ten aanzien der exceptie van niet-ontvankelijkheid, dat ook deze bewering van den ged. in strijd is met het dispositief van het appoin-

tement van dit Kantongeregt dd. 6 Febr. 1871, daar bij hetzelve het

regt om in deze gratis te procederen is toegestaan aan het Collegia

van iverKvoogaen ;

O., dat ter beslissing overblijft de vraag, of de ged. teregt is aangeslagen op de kohieren voor den kerkelijken omslag der Hervormde gemeente te Heerenveen over de jaren 1867, 1868 en 1869 ; dat het consteert, dat de ged. zijne geloofsbelijdenis heeft afgelegd in het dorp Oude-Schoot, aldaar is ingeschreven als lidmaat der Hervormde

Kerk en zijne attestatie met heeft geligt; dat het tevens consteert, dat de ged. met zijn gezin met der woon is gevestigd te Heerenveen, aldaar zijne lands personele belasting betaalt, alsmede dat Heerenveen

en uude-ochoot uitmaken twee afzonderlijke Hervormde gemeenten ,

bik. mei eeucii preuiKant en aizonderlijk üerkbestuur;

0., dat, volgens art. 38 van het Kon. besluit van 12 Dec. 1823

no. 83, door welk besluit de omslagen bovenvóórmeld nno- worripn

beheerscht, in dien omslag zullen worden begrepen alle personen,

vuigcua ai i. £ van net algemeen reglement op net bestuur der Her' vormde Kerk tot de gemeente behoorende :

dat deze personen verdeeld worden in drie categoriën, en de ged. deel uitmaakt van hen, die op belijdenis des geloofs tot lidmaten zijn

aangenomen ;

0.,i dat de Nederlandsche Hervormde Kerk. ofschoon uit verschil

lende gemeenten zamengesteld, moet geacht worden één geheel uit te maken, en dus hij , die als lidmaat tot die kerk is toegetreden, onverschillig in welke kerkelijke gemeente dit is geschied, moet geacht

wui-uen ueei uit te maiten van ue algemeene corporatie de JNederlandsehe Hervormde Kerk;

0., dat de indeeling in verschillende gemeenten moet worden beschouwd als een maatregel van orde, ten einde de regten en verpligtingen der leden van het ligchaam te kunnen regelen;

dat bij geene verordening of reglement is bepaald, dat het indienen van eene attestatie gevorderd wordt om tot het lidmaatschap der Hervormde Kerk te worden toegelaten;

dat, wel is waar, zoodanige indiening vereischt wordt, om zoo als m casu den ged. het genot te verschaffen van die regten, welke hem als stemgeregtigd lidmaat der Kerk zijn geschapen; dat evenwel het niet-ligten zijner attestatie van de kerkelijke gemeente Oude-Schoot en het niet-indienen derzelve bij de kerkelijke gemeente te Heerenveen is eene daad, welke geheel afhangt van de willekeur des gedaagden , en het dus evenzeer van hem afhangt, of hij zich wel of niet wil stellen in het genot der regten, aan manslidmaten der Hervormde Kerk voorbehouden;

0., dat de ged., als lidmaat der Kerk , behalve de regten , die hij zich vrijwillig ontzegt, toch buitendien de bevoegdheid heeft van andere voordeelen , welke hem de Hervormde Kerk ter plaatse ziiner

inwoning aanbiedt, voor de uitoefening zijner godsdienst gebruik te

maken, zonder daarbij te letten op de omstandigheid, zoo als in casu.

dat hij de voorkeur geeft om zich daarvan geheel te onthouden;

O., dat de ged. noch door woord noch door daad ten duidelijkste

heeft getoond zich aan de Nederlandsche Hervormde Kerk te willen afscheiden, daar de ged. zelf ter teregtzitting heeft verklaard, dat hij, ingeval van kerkelijken omslag, had moeten worden gebragt op het kohier van den kerkelijken omslag te Oude-Schoot, waardoor hij heeft erkend nog te behooren tot de Nederlandsche Hervormde kerk;

O., dat bovendien de 2de al. van art. 38 van het besluit van 1823

voorschrijft, dat, indien iemand op meer dan ééne plaats ziin verbliif

is houdende, als hoofdplaats voor ziinen aanslaer dieerene zal worden

aangemerkt, waar hij zijne personele landsbelasting betaalt;

dat deze bepaling betrekking heeft op alle personen , die , volgens

art. 2 van het algemeene reglement, tot de gemeente behooren en, eigen middel van bestaan hebbende , op het kohier van kerkelijken omslag kunnen worden gebragt;

dat het eene ongerijmdheid zoude zijn om, wanneer zoo bepaald

wordt aangewezen de plaats, alwaar de belastingschuldige in kerke¬

lijke aangelegenheden moet worden aangeslagen, hiervoor in de plaats te doen treden de gemeente, alwaar de belastingschuldige zijne ge¬

loofsbelijdenis heeft afgelegd, waarvan ia geen besluit of reglement sprake is;

O., dat hieruit volgt, dat een lidmaat der Hervormde Kerk moet

worden aangeslagen ter plaatse. alwaar hii met der woon is geves¬

tigd ; en dat derhalve de ged. teregt als zoodanig is aangeslagen op

de kohieren voor den kerkelijken omslag te Heerenveen over de jaren :

1867, 1868 en 1869;

Gezien de m het vonnis reeds opgenoemde reglementen en art.

56 B. K.;

Regt doende enz.,

Verklaart den ged. niet-ontvankelijk in de door hem voorgestelde

exceptien ;

Verklaart de eischers ontvankelijk in hunne vordering, en veroor¬

deelt den ged. aan de eischers in hunne qualiteit te voldoen de som

van f 11.65, zijnde het bedrag van den kerkelijken omslag te Heerenveen over de jaren 1867, 1868 en over 1869 tot aan den 1 Oct., en zulks met de wettelijke interessen sedert den dag der dagvaar¬

ding , en veroordeeling m de kosten.

(Gepleit voor de eischers Mr. H. Binnerts, en voor den gedaagde

Mr. J. iVlEiSESz Az.)

HOOGE RAAD DER NEDERLANDEN.

Hamer van Strafzaken.

Zitting van Maandag, 6 Mei.

Voorzitter, Mr. J. D. W. Pape.

I. Uitspraak gedaan in zake:

1°. A. de Waard c. s., tegen een vonnis der Regtbank te Goes

Het vonnis vernietigd en de requiranten van alle regtsvervolging

ontslagen.

2". J. van Noorden , tegen een arrest van het Hof in Noordholland. Het arrest vernietigd en de zaak verwezen naar het Hof in Utrecht.

3°. den proc.-gen. bij het Hof in Gelderland, tegen een arrest in

zake F. 1 h. G. dAehard van Enschut. Het arrest vernietigd

en de zaak verwezen naar het Hor in utrecht. 4". P. Emmens, tegen een arrest van het Hof in Groningen. Verworpen.

II. Behandeld het beroep van:

1°. Mr. H. Aineshoff c. s., tegen een arrest van het Hof in Utrecht. Rapp., raadsh. Gertsen. Gepleit Mr. B. M. Vlielander Hein. Conclusie bepaald op 14 Mei.

2°. H. ten Hagen, tegen een arrest van het Hof in Overijssel. Rapp., raadsh. Kalff. Gepleit Mr. G. Belinfante. Conclusie bepaald op 14 Mei.

3°. A. Werkman, tegen een arrest van bet Hof in Groningen, liapp., raadsh. Gockinga. Adv.-gen. Smits concludeert tot verwerping. Uitspraak 22 Mei.

Zitting van Dingsdag, 7 Mei.

Behandeld het beroep van :

1°. den proc.-gen. bij het Hof in Overijssel, tegen een arrest in

zake G. Nieuwenhuis en A. Jongman. Rapp., raadsh. Coninck. Liefsting. Adv.-gen. Polis concludeert tot vernietiging van het ariest, voor zooveel do qualificatie en veroordeeling betreft; en dat het den gerequireerden ten laste gelegde zal worden gequalificeerd: diefstal door twee personen bij nacht, de een met wapenen, en dat de Hooge Raad zoodanige straf zal opleggen als hij geraden zal oordeelen. Uitspraak 27 Mei. ' de Iiluter. tegen een arrest van het Hof in Noordholland. Kapp., raadsh. Coninck Liefsting. Adv.-gen. Polis concludeert tot verwerping. Uitspraak 22 Mei.

(Woensdag heeft deze kamer geene zitting gehouden.) Ruryerlljke kamer.

Zitting van Woensdag, 8 Mei.

Voorzitter, Mr. F. de Greve.

I. Conclusie door het Openb. Min. genomen in zake *

(cassatie) A. van Koppen, eischer, procureur Mr. M.'Eyssell ,

tegen J. Zoeteman qq., verweerder, procureur Mr. J. van der Jagt. Adv.-gen. Romer concludeert tot verwerping. Uitspraak 14 Junij.

II. Gepleit in zake:

(eerste aanleg) C. Bosman , eischer, procureur Mr. M. Evssell, advokaat Mr. B. M. Vlielander Hein , tegen den Staat der Nederlanden, gedaagde, procureur Mr. C. J. Fran^is, landsadvokaat Mr. A. de Pinto. Conclusie van het Openb. Min. bepaald op 17 Mei.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

tj- ?1Ju i besl?1<; fl«n 30 April j!., no. 26, is aan J. M. Kakebeeke, op zijn daartoe gedaan verzoek , eervol ontslag verleend als lid van het collegie van regenten over het huis van arrest te Goes, en is benoemd tot lid van genoemd collegie , J. L. Goemans, medicinae doctor te Goes.

Bij '/.. M. besluit van den 5 dezer, n°. 22 , is aan L. L. Woutersen vergund zijne notariële standplaats over te brengen van de gemeente Serooskerke naar de gemeente Middelburg.

— Bij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening, n». 24-, is benoemd tot plaatsvervangend kantonregter te Alphen, J. H. van Marselis Hartsmck, burgemeester der gemeente Boskoop.

- Op de dooi de Arrond.-Regtbank te irnnrlnni nno-pmnalct.p ln«t

van aanbeveling , ter vervulling van de openstaande betrekking van kantonregter te Zaandam, zijn geplaatst de heeren : Mr. J. W. Mou-

ton, griffier bij het Kantongeregt te Beverwijk; R. D. Baart de la Faille, kantonregter te Rauwerd, en M. Buchaer, kantonregter te Edam.

BERIGTEN.

i Gravenhage, den 8 Mei.

te Arnhem overleden de heer Mr. A. de Jong ,

IJen b dezer is

advokaat aldaar.

3— Het Prov. Geregtshof in Zaidholland zal Vriidasr. in ,w„..

des namiddags ten half drie ure, eene openbare algemeene vergadering houden, waarin plegtig zullen worden geïnstalleerd de heeren : Mr. H. W. de Graaf, als raadsheer, en Mr. B. Ermerins nis s„i«t

griffier bij dat collegie. Genoemde heeren waren laatstelijk, de eerste regter en de tweede subst.-griffier bij de Arrond.-Regtbank te Rotterdam.

— In een brief uit New-York komt o. a. het volgende voor ■ „Onk

te New-York is eene Vereeniginq tot beschermina van dierm Dezer

dagen werd een der leden voor den regter geroepen , omdat hij met

grooten ijver een paard in bescherming nemende. den knetsier

doodgeslagen had. De regter zeide, dat hij zich veroorloofde het achtingswaarde lid der vereeniging te doen opmerken, dat ook de mensch

een zoogdier is, nebbende warm bloed, een zeer komplex zenuwgestel, en zijnde, volgens alle physiologen, bijzonder gevoelig voor pijnlijke aandoeningen. Naar mijne bescheiden meening, ging hij voort heeft dit zoogdier regt op dezelfde bescherming als de koe, ja zelfs als het paard; en ik noodig derhalve den beschuldigde uit het voortaan naast de gemelde diersoorten op de lijst zijner beschermelingen te plaatsen.»

(Z-)

Groot- Brittannië. — De bij het hoogerhuis aanhangige wet op het verkoopen vun sterke dranken verschilt van de tegenwoordige wetgeving voornamelijk in de volgende punten: het scheppen van"een speciaal politie toezigt op den verkoop van geestrijke dranken • het verzwaren der straffen bij overtredingen; het strafbaar stellen van het vervalschen hunner waren door tappers; het toelaten van eene uitzondering voor de reizigers m overeenstemming met eene door het Court of Conimon Pleas m 1864 gegevene uitlegging der bestaande wet, welke door velen als met die wet in lijnregten strijd werd beschouwd. De verscherpte bepalingen der wet tegen de dronkenschap, welke tegenwoordig, krachtens eene nog altijd vigerende wet van Jacobus I, met 5 sh. boete en subsidiair zes ure te-pronk-strelling gestraft kan worden , worden door de regering toegelicht door te wijzen op de, blijkens de geregtelijke statistiek in Engeland, sterk toenemende dronkenschap.van ue 19 ?,800 veroordeelingen van allerlei aard, o-0durende het wettelijk jaar '869 —1870 in Engeland en Wales uitgesproken, betroffeu er 92,217 het delict van dronkenschap, en was de veroordeelde in 21,862 andere gevallen beschonken, tijdens hij het misdrijf pleegde.

FRANSCHE LITERATUUR.

Notice historique sur le droit d'accorder des graces aux criminels dont jouissaient autrefois le cbapitre de la cathédraie de Rouen et 1®S évêques d'Orléans, par M. V. Molinier, prof. & la fac. d. dr. de Toulouse. In 8°., 25 p. Toulouse , Röuget Frères.

[Extr. des Mémoires de 1'Acad. des sciences etc. de Toulouse, 7e. série, T. 2.]

Traité général de la responsabilité. — Mdtead, Ch. dr. en droit cons.

a la cour d'appel de Hyon , L'ivresse doit elle être punie ? Paris, A. Marescq ainé.

Snelpersdruk en Uitgave van GEBK«KI"5BS

U w.»a «Tnni.i ^ ■ ...

unujuw AiiiKi, ie '§ iirraveniingc*