zaken in 1869 869 en dat der beklaagden 1213 beneden die gemiddelden was. Het maximum voor beiden deed zich in 1861 voor met 12,065 zaken en 14,955 beschuldigden.

Het getal zaken en beklaagden splitst zich , naar de hoofdverdeelingen van ons strafregt, in 1869 op de volgende wijze: tegen de algemeene zaak 3828 zaken met 4394 bekl.; tegen de personen 3766 zaken inet 4809 bekl.; tegen de eigendommen 2751 zaken met 3550 bekl., te zamen als boven, 10,345 zaken met 12,753 bekl.

Bij eene vergelijking van deze uitkomsten met die des jaars te voren blijkt, dat, even als toen, de waargenomene vermindering van het gezamenlijk bedrag der misdrijven zich zoowel ten aanzien van de misdrij ven tegen de eigendommen, als van die tegen de algemeene zaak doet gevoelen, terwijl alleen het getal misdrijven tegen de personen weder vrij aanzienlijk is toegenomen.

Bij de wanbedrijven tegen de algemeene zaak heeft in 1869 eene vermindering plaats gehad van 270 zaken en van 374 beklaagden.

Vermindering wordt hoofdzakelijk opgemerkt ten aanzien der vervolgingen wegens ontolugting van gevangenen (met 4 zaken en 14 beklaagden) , wegens bedelarij en landlooperij (met 182 zaken en 225 bekl.), wegens weigering van inlegering (met 11 zaken en 11 bekl.), wegens overtredingen der wetten en verordeningen betreffende de provinciale of plaatselijke belastingen (met 81 zaken en 83 bekl.), van onderwerpen van plaatselijke of provinciale wetgeving (met 32 zaken en 40 bekl.), de huishouding en tucht op de koopvaardijschepen (met 21 zaken en 41 bekl.), het koopen van militaire kleeding stukken zonder vergunning (met 15 zaken en 9 bekl.), het gebruik der spoorwegen (met 44 zaken en 58 bekl.), wegens rebellie (met 6 zaken en 11 bekl.), zijnde de overtredingen van de wetten en verordeningen betreffende de provinciale of plaatselijke belastingen, het gebruik der spoorwegen, de weigering van inlegering en de onderwerpen van provinciale of plaatselijke wetgeving in het vorige jaar juist toegenomen. Vermeerdering wordt daarentegen waargenomen ten aanzien der vervolgingen wegens beleediging van of geweldpleging tegen ambtenaren (met 28 zaken en 9 bekl.), wegens overtreding der wetten en verordeningen op de Rijksbelastingen (met 79 zaken en 82 bekl.), welke rubriek in het jaar 1868 afgenomen was, wegens politie-overtredingen (met 9 zaken en 27 bekl.).

De vermeerdering van misdrijven tegen de personen, ten bedrage van 204 zaken en 326 bekl., werd voornamelijk te weeg gebragt door de toeneming der vervolgingen wegens eenvoudige mishandeling (met 116 zaken en 240 bekl.), wegens het dragen van verboden wapenen (met 46 zaken en 48 bekl.), wegens hoon en scheldwoorden (met 47 zaken en 49 bekl.), wegens onwillige verwonding (met 21 zaken en 25 bekl.) en wegens zware mishandeling (met 4 zaken en 9 bekl.). Eenige vermindering wordt hoofdzakelijk waargenomen bij de rubrieken : laster (met 13 zaken en 25 bekl.) en mishandeling van ouders (met 7 zaken en 7 bekl.). De rubrieken : hoon en scheldwoorden en onwillige verwonding waren in het jaar te voren juist aanzienlijk afgenomen.

De vermindering der misdrijven tegen de eigendommen (met 314 zaken en 428 bekl.) is hoofdzakelijk ontstaan door de aanzienlijke afneming der vervolgingen wegens eenvoudigen diejstal (met 244 zaken en 336 bekl.). Voorts is vermindering zigtbaar bij de rubrieken: criminele diefstal (met 44 zaken en 71 bekl.), welke rubriek in het jaar te voren was toegenomen, diefstal met verzwarende omstandigheden (met 54 zaken en 75 bekl.), opligting (met 9 zaken en 8 bekl.), overtreding der verordeningen betreffende besmettelijke veeziekten (met 16 zaken en 22 bekl.). Toegenomen zijn daarentegen de rubrieken: misbruik van vertrouwen (met 13 zaken en 12 bekl.), bedrog in koopwaren (met 5 zaken en 7 bekl.), en verbreking van afsluitingen (met 44 zaken en 88 bekl.), welke laatste rubriek in het vorige jaar juist afgenomen was.

Wat het geslacht der beklaagden betreft, onder het totaalcijfer van 12,753 bevonden zich 10,394 m. en 2539 vr. Van de mannen waren 524 en van de vrouwen 108 beneden de 16 jaren. De mannen komen voor ruim 81 pet., de vrouwen voor ruim 18 pet. onder de gezamenlijke beklaagden voor : eene verhouding, die in het jaar 1868 voor de mannen bedroeg ruim 79 pet., voor de vrouwen ruim 20 pet.

De 632 bekl. beneden de 16 jaren komen voor ruim 4 pet. van het geheel in rekening: eene verhouding, welke 2 pet. minder is dan die in de beide jaren te voren , en 1 pet. minder dan die in 1866. Bedelarij, overtreding op het stuk der belastingen, eenvoudige mishandeling en die/stal waren als gewoonlijk de feiten , waarvoor zij ook dit jaar voornamelijk te regt stonden.

Tot de bevolking des Koningrijks staan de gezamenlijke beklaagden als 1 : 284; eene verhouding, die veel gunstiger is dan die van vorige jaren. Gemiddeld over de tien jaren (1860—69) was de verhouding 1 op de 249 zielen.

Omtrent 34 der beklaagden, die voor de Begtbank te regt stonden, geschiedde bij deze collegiën geene uitspraak, betzij wegens de schorsing van hun geding, hetzij wegens hunne verwijzing naar den regtercommissaris of den procureur-generaal, hetzij wegens onbevoegdverklaring der Begtbank of niet-ontvankelijk-verklaring van het Openbaar Ministerie of van de administratie.

Afwezig bleven 1363 bekl. of ruim 10 pet. der gezamenlijke beklaagden. Vrijgesproken of ontslagen van regtsverv. werden 1806 bekl., en nog bovendien 77 op grond van art. 66 Strafv., als hebbende gehandeld zonder oordeel des onderscheids; hetgeen te zamen eene verhouding oplevert van ruim 14 pet. vrijgesproken of ontslagenen op de gezamenlijke bekl., of omstreeks 1 pet. meer dan in 1868.

Het verschil tusschen het aantal vrijspraken bij de Hoven en bij de Begtbanken, waarop in vroegere verslagen gewezen werd, deed zich ook thans voor.

Veroordeeld werden 10,833 personen, of ruim 84 pet. der beklaagden, welke verhouding 2 pet. minder is dan in 1868. Onder de veroord. komen de mannen in rekening voor 8778 of ruim 81 pet. en de vrouwen voor 2055 of bijna 19 pet. Deze verhouding is voor de mannen ongunstiger dan in 't jaar te voren. — Den ouderdom van 16 jaren hadden nog niet bereikt 464 of ruim 4 pet. der gezamenlijke veroordeelden, dus nagenoeg 2 pet. minder dan in 1868 en 1 pet. minder dan in de drie vorige jaren. — Opmerking verdient het voorts, dat bij de regtbanken het getal der veroordeelde jongens beneden den leeftijd van 16 jaren, in verhouding tot het getal der mannelijke bekl. beneden dien leeftijd, ook in 1869 grooter was dan dat der veroordeelde meisjes in verhouding tot het getal der vrouwelijke beklaagden beneden 16 j., terwijl daarentegen juist het omgekeerde wordt waargenomen ten aanzien der mannen en der vrouwen van 16 jaren of daarboven. Dit verschijnsel doet zich nagenoeg telken jare voor, ofschoon niet altijd in gelijke mate.

Tot de bevolking staan de gezamenlijke veroordeelden als 1 : 334.

Tot correct, gevangenisstraf werden veroordeeld 7016 personen of ruim 16 pet. van het gezamenlijk bedrag. In 1868 was die verhouding 66 pet.; het minimum over de jongste vijfjaren was in 1866, met 62 pet.

Onder de veroordeelden tot corr. gevangenisstraf komen 6858 of ruim 97 pet., die tot één jaar of minder werden veroordeeld, zijnde 1 pet. meer dan in 1868. Van deze werden 2652 pers. of ruim 37 pet. veroordeeld om hun straftijd in eenzame opsluiting te ondergaan. In 1858 was die verhouding slechts van 17 pet.; in 1862 21 , in 1863 en 1864 31 , in 1866 en 1867 36 , in 1868 31 pet.; eene vrij aanzienlijke vermeerdering in de toepassing der cellulaire straffen valt dus op te merken. Van bovengemelde cellulair veroordeelden werden er 161 of ruim 6 pet. (zijnde iets miuder dan in 1868) tot eenzame

opsluiting van langer dan zes maanden verwezen. Ook in 1868 was dit getal eenigzins afgenomen.

Van de veroordeelden tot corr. gevangenisstraf zijn ruim 2 pet. of 158 personen tot gevangenisstraf van meer dan één jaar, in gezamenlijke opsluiting te ondergaan, verwezen, welke verhouding I pet. minder is dan in 't jaar 1868.

Van de 7016 veroordeelden tot correct, gevangenisstraf zijn 1810 of ruim 25 pet., dus 3 pet. meer dan in 1868 , te gelijker tijd tot geldboete verwezen, in die gevallen namelijk, waarin de regter deze beide tegen hetzelfde feit bedreigde straffen toepaste. In 1868 was de verhouding ruim 22 pet., in 1863 27 pet.

Tot enkele correct, geldboete werden veroordeeld 2161 personen of ruim 30 pet. der corr. veroord. in 't algemeen. In 1868 bedroeg de verhouding ten deze 22 pet., in 1866 ruim 25 en in 1863 22 pet.

Het bovenvermelde getal correct, veroordeelden in 't algemeen in 1869 (10,833) was het minimum over de jongste zeven jaren; het maximum komt voor in 1867 (12,387). Van het cijfer in 1869 was de verhouding der gezamenl. veroordeelden : tot enkele correct, gevangenisstraf in gezamenl. opsluiting 40 pet., id. in eenzame opsluiting 24 pet., corr. gevangenisstraf en geldboete te zamen 16 pet. en enkele corr. geldb. 19 pet. Aan 84 pet. der gezamenlijke veroordeelden zijn dus correct, straffen opgelegd, of aan 2 pet. minder dan in 1868.

Het totaal der tot politiestraf veroordeelden bedroeg een cijfer van 1640 personen of ruim 15 pet. van de gezamenlijke veroordeelden , zijnde 2 pet. meer dan in 1868.

Het totaal cijfer der zaken, van welke de Begtbanken gedurende het jaar 1869 in eersten aanleg kennis namen, bedraagt 11,145 zaken, of 518 minder dan in het jaar te voren.

Art. 463 Strafregt en art. 20 der wet van 29 Junij 1854 werden , behalve op de meesten van de veroordeelden tot politiestraf, nog op 4038 veroordeelden tot corr. straf toegepast, derhalve te zamen op 5432 veroordeelden of ruim 50 pet. der gezamenlijke veroordeelden ; de toepassing dezer wetsartikelen is mitsdien, in vergelijking met het jaar 1868 , bijna niet toegenomen.

Op grond van art. 1 der wet van 22 April 1864 zijn 4692, en op grond van art. 8 dezer wet, namelijk meest in Bijksbelastingzaken , 156 subsidiaire gevangenisstraffen uitgesproken.

Ten aanzien van 1398 of ruim 71 pet. van de ongeveer 2000 veroordeelden wegens bedelarij of landlooperij heeft de regter gebruik gemaakt van de bij art. 19 der wet van 1854 gegeven bevoegdheid en de overbrenging naar een bedelaarsgesticht of werkhuis bevolen.

De verhouding der 582 herhalingen van misdrijf tot de veroordeelden in *t algemeen was 5 pet. of 1 pet. meer dan in 1868; 531 dezer herhalingen betroffen wanbedrijven en 51 misdaden. Ongeveer 300 recidivisten werden als zoodanig gestraft, op grond van recidives, bij bijzondere wetten of wettelijke verordeningen strafbaar gesteld, en wel de meesten hunner , of 377 , op grond van herhaalde bedelarij of landlooperij.

Eene andere qualificatie dan de bij de dagvaarding gegevene of kennelijk bedoelde werd door de Begtbanken aangenomen in 129 gevallen.

Het getal politievonnissen, in 1869 in hooger beroep gewezen, bedroeg 217 of 70 minder dan in het jaar te voren, en 35 minder dan in 1867. Het meerendeel der hoogere beroepen ten deze werd door het Op. Min. ingesteld.

Van de 217 door de Eegtb. in hooger beroep gewezen uitspraken strekten 47 of ruim 21 pet. tot bekrachtiging van de vonnissen der kantonregters, en 159 of ruim 73 pet. tot wijziging of verandering, terwijl 14 vonnissen of ruim 6 pet. strekten tot niet-ontvankelijk-verklaring van het hooger beroep. — Bij 45 uitspraken werden veroordeelingen opgelegd aan personen, die in eersten aanleg door de kantonregters waren vrijgesproken, en omgekeerd gaf de regter 22 vrijspraken op het hooger beroep van in eersten aanleg veroordeelden.

Het getal personen, dat in hooger beroep te regt stond, bedroeg 286, dat is 119 meer dan in 1868.

Uit de statistiek van 1869 blijkt voor het eerst, welke kantongeregten in eersten aanleg van de zaken kennis genomen hebben.

Eene uitvoerige tabel wordt meegedeeld wegens dö werkzaamheden der ambtenaren van het Openb. Min., der regters-commissarissen en der regtbanken in raadkamer ten aanzien van het opsporen, het voorloopig onderzoek en de instructie der misdaden en wanbedrijven.

Door de gezamenlijke officieren van justitie en de hulp-officieren werden in 1869 8094, of 312 meer dan in 1868, en door de regterscommissarissen 1647 voorloopige informatiën, of 129 minder dan in 1868 , ingewonnen. Het doet zich telken jare voor, en blijkt thans op nieuw, hoe bij deze regtbank meer, bij gene minder de tusschenkomst van den regter-commissaris, ingevolge art. 58 Strafvord., pleegt te worden ingeroepen.

Door de gezamenlijke officieren van justitie werden in 1869 bij requisitoir bij hunne regtbanken in raadkamers gebragt 2838 zaken, betreffende 3354 personen, of 261 requisitoiren minder betrekkelijk 278 personen dan in 186», Van deze requisitoiren strekten 799 tot regtsingang ter zake van misdaad, en 2039 ter zake van wanbedrijf, of minder dan in het jaar 1868, 152 requis. ter zake van misdaad, en 109 requis. ter zake van wanbedrijf, welke verschillen natuurlijk in verband staan tot de afneming der misdaden en wanbedrijven, vroeger vermeld.

Van deze zaken verwezen de regtbanken in raadkamer naar de corr. teregtzitting 1291 zaken, ingevolge art. 88 Strafvord., dus 100 zaken minder dan in 1868. Geen verwijzing naar den kantonregter had dit jaar plaats.

In 1463 zaken verleenden de regtbanken regtsingang met bevel tot instructie, en zulks ter zake van misdaad in 733, van wanbedrijMn 730 zaken. In 1868 was dit cijfer 929 ter zake van misdaad en 720

ter zake van wanbedrijf.

Na afloop der instructie, hetzij die in 1869 was aangevangen of van vroeger dagteekende, keerden in raadkamer terug (art. 114 des wetboeks) 1384 zaken of 230 minder dan in 1868. In die zaken had men buiten-vervolging-stellingen 228 , verwijzingen naar de correct, teregtzitting 646, waarvan 41 zaken wegens misdaad, op grond van art. 119, 1ste lid, des wetboeks, en eindelijk naar de procureurs-generaal bij de verschillende geregtshoven 521 zaken , alzoo 60 verwijzingen naar de proc.-gen. meer dan in 1868. Er waren 4 verwijzingen naar den kantonregter , op grond van art. 117 wetb.

In het jongste tienjarig tijdperk werden , als misdaad opleverende, krachtens artt. 120 en 119 Strafv., gemiddeld verwezen: 615 zaken, waarvan 553 naar de procureurs-generaal. In 1869 was het totaalcijfer 562 of 53 minder dan. het gemiddelde.

Uit vijf nieuwe rubrieken blijkt voorts, dat door de regtbanken in raadkamer uitgevaardigd zijn 438 bevelen van gevangenneming , nl. 186 bevelen ter zake van misdaad en 252 bevelen ter zake van wanbedrijf ; dat uitgevaardigd zijn 2062 bev. van gevangenhouding, en wel ter zake van misdaad 38S en ter zake van wanbedrijf 1674 bevelen , en dat de invrijheidstelling van 151 in hechtenis zijnde beklaagden werd bevolen. De bevelen tot gevangenneming zijn dus, in vergelijking met het jaar 1868, met 40 verminderd, en die tot gevangenhouding met 296; onder deze laatste bevinden zich echter zeer vele bekrachtigde voorloopige aanhoudingen door de regt.-comm. of offic. v. justitie.

Door de gezamenlijke regtbanken eindelijk werd behandeld een getal van 1456 verzoeken om gratie, hetgeen in vergelijking met het jaar te voren eene vermindering van 60 afgedane verzoeken oplevert.

In 1869 bedroeg het getal aanhangige en ingediende verzoeken 1581 tegen 1396 in 1868. Ook thans werd op de groote meerderheid der behandelde verzoeken in afwijzenden zin geadviseerd.

HOOGE RAAD. — Hamer van Strafzaken*

Zitting van Dingsdag, 14 Mei.

Voorzitter, Mr. J. D. W. Pape.

I. Uitspraak gedaan in zake:

1°. den officier bij de Regtbank te Zierikzee, tegen een vonnis in

zake M. de Groen. Verworpen.

2°. J. Both Pzn., tegen een vonnis der Begtbank te Briellö' Niet-ontvankelijk verklaard.

II. Conclusie genomen in zake:

1°. Mr. H. Ameshoff c. s., tegen een arrest van het Hof in Utrecht. Adv.-gen. Smits concludeert tot verwerping. Uitspraak 3 Junij.

2°. H. ten Hagen, tegen een arrest van het Hof in Overijssel. Adv.-gen. Smits concludeert tot verwerping. Uitspraak 3 Junij'

III. Behandeld het beroep van:

H. H. Deters, tegen een arrest van het Hof in Noordholland. Bapp., raadsh. Huguenin. Adv.-gen. Smits concludeert tot royement der zaak van de rol. Uitspraak 28 Mei.

IV. Op verzoek van het Openb. Min. onbepaald uitgesteld > de behandeling van het beroep van :

J. Ph. J. Heintz, tegen een vonnis der Begtbank te Zutphen.

NB. Woensdag is er geene zitting gehouden.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

Bij Z. M. besluit van den 11 dezer, n°. 29, is benoemd tot procureur bij de Arrond.-Begtbank te Sneek, Mr. J. C. Meijer, advokaat aldaar.

— Bij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening, n°. 32, is aan J. Z. J. Creutz Lechleitner, met ingang van 1 Junij e. k., eervol ontslag verleend als kommandant der gevangenis voor veroordeelde vrouwen te Woerden; en is benoemd, met ingang van 1 Junij aanst., tot kommandant van de gevangenis voor veroordeelde vrouwen te 's Hertogenbosch, G. Valette de Knoop, directeur van het burgerlijk en militair huis van verzekering aldaar.

— Bij Z. M. besluit van den 12 dezer, n°. 24, is benoemd tot plaatsvervangend kantonregter te Delft, Mr. J. Soutendam, griffier ter secretarie der gemeente.

— Bij Z. M. besluit van den 13 dezer, n°. 20, is de commissaris van politie te Maassluis, J. van Gennep, tevens commissaris van rijks-politie op bet vaarwater het Scheur, mede belast met het rijkspolitietoezigt over den nieuwen waterweg door den Hoek van Holland van het Scheur tot in zee.

— Bij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening, n°. 24, zijn benoemd tot vertegenwoordigers der Nederlandsche Begering bij het io Julij aanst. te Londen te houden internationaal congres, over de voorkoming en beteugeling van misdrijven , Jhr. Mr. B. J. Ploos van Amstel, regter in de Arrond.-Begtbank te Amstei'dam, lid en secretaris der commissie van administratie over de gevangenissen aldaar, en Mr. M. S. Pols , advokaat en auditeur-militair te 's Gravenhage, lid der staats-commissie tot zamenstelling van een nieuw Wetboek van Strafregt.

De gouv.-gen. van Ned. Indië heeft, op verzoek, eervol ontslagen, wegens ziekte, als buitengewoon subst.-griffier, buiten bezwaar van den lande, te Sidoardjo, H. J. Walsarie; en eervol, uit zijne betrekking , onder toekenning van wachtgeld, de griffier bij de landraden te Toeloeng-agong en Trengalek, H. Bout; — en benoemd : tot tweeden subst.-griffier bij den Baad van justitie te Batavia, de derde subst.-griffier bij dien Baad, A. W. C. Verwey; eu tot griffier bij d® landraden te Toeloeng-agong en Trengalek, de ambtenaar op wachtgeld F. C. D. Dutrieux.

CORRESPONDENTIE.

Het vers , ons uit 's Gravenhage gezonden, wordt niet geplaatst > vooreerst, omdat de dichter zijnen naam verzwijgt, en ten tweede» omdat wij het niet begrijpen, misschien omdat wij niet in het bezit zijn van het politie-blad.

Wij verzoeken op nieuw alle stukken, voor het Weekblad bestemd» maar vooral vonnissen en arresten, regtstreeks te zenden aan d0 uitgevers.

ADVERTENTIEN.

Bij GEBR. B ELI NP ANTE, te V Gravenhage, ziet het licht:

SUPPLEMENT

OP DE

MILITAIRE WETTEN

VOOR HET

KRIJGSVOLK TE WATER,

MÉT AANTEEKENINGEN,

DOOR

A. J. M. HÜABT en J. SALMON ,

officier van administratie bij de Marine,

Prijs ƒ 0.50.

De prijs van dit werk bedraagt thans compleet 2 dl. met suppl. f 6.—.

Snelpersdruk en Uitgave van JiKIHlOKIlKW* BELISFASTE, te 's Gravenhage.