arrondissements-regtbank te assen.

Burgerlijke kamer.

Zitting van den 19 Februarij 1872.

Voorzitter, Mr. D. H. Westiïa.

Koop kn verkoop van een hois. — Instorting. — At, op niet heotmatig bezit. — Tweede grosse. — Bevel tot betaling. — Verzet.

Blijkt uit de door den eischer-opposant overgelegde eerste grosse ze oe, dat hij mei is in het regtmatig bezit dier grosse / — Ja. s e verkooper gehouden de schade ie herstellen, die buiten zijn toedoen na den verkoop aan het verkochte huis is overkomen ? — Neen.

ï1- F. Coertzen , grondeigenaar en verveener, wonende te Ernmen , opposant en eischer, procureur Mr. A. Vos,

tegen

>7. Strating, predikant, wonende te Roswinkel, gemeente Emmen, geopposeerde, procureur Mr. J. Oosting.

De Regtbank enz..

Gehoord de conclusiën , als : die van den opp. en eischer van den Nov. i871, strekkende daartoe: het der Regtbank moge behagen oen opp. en eischer te verklaren goed opp., en mitsdien het gedaan evel huiten effect te stellen , met veroordeeling van den geopp. in e kosten van het geding; die van den geopp. en ged. van den 13 oy. daaraanvolgende, strekkende daartoe : dat het der Regtbank moge heilagen den eischer en opp. in zijn gedaan verzet te verklaren niet-ontvankelijk of' ongefundeerd, en in ieder geval hem zijne inges e de vordering te ontzeggen en hem te veroordeelen in de kosten; uehoord de voordragt der zaak , voor den opp. en eischer door lens procureur, en voor den geopp. en ged. door den advokaat Mr. üostino;

Gezien de bovenvermelde acte van oppositie en dagvaarding, het exploit van insinuatie en bevel, waar tegen verzet, van den 17 Oct. 18.1, den 19 Oct. d. a. v. te Assen geregistreerd, en de daarbij geïnsinueerde tweede grosse eener acte van publieken koop en veroop, voor Mr. S. J. Gosting, notaris, standplaats hebbende te Emmen, op een . Dec. 1*69, ten verzoeke van den gemagtigde van den nu geopp. en ged., met name H. Welp, te Roswinkel, ais verkooper, rachtens onherroepelijke volniagt, en den nu opp. en eischer als ^oopei, in tegenwoordigheid van getuigen gepasseerd, en den 21 Dec. «t vi V' 16 ■^■5'en °P ninute geregistreerd, benevens de verdere u, " ' V00r zooveei "oodig geregistreerd; verwegende ten aanzien der daadzaken: dat de opp. en eischer, »J net voormelde exploit van den 27 Oct. 1871, heeft gesteld: dat geopp. en ged. hem, bij exploit van den 17 Oct. 1871, hiervoren ^ingehaald, bevel heeft gedaan , uit krachte van eene tweede grosse der hiervoren vermelde acte vari publieken koop en verkoop van den ** Dec. 1869, om, binnen den termijn der wet, aan deri inhoud van ^ geïnsinueerde grosse te voldoenden mitsdien aan hem geopp. en te betalen de som van f 1230, verschuldigd als daarbij omschreven; dat de geopp. en ged. daartoe het regt niet had, vermits Ü als verkooper niet aan zijne verpligting had voldaan , daar het verkochte huis vóór de aanvaarding, zoo niet geheel, dan toch ge1 eeltelijk is ingestort en door den geopp. en ged. niet is hersteld, Ofschoon daartoe zijnde aangemaand, en dat voorts de geopp. en ged. vut krachte der gemelde tweede grosse niet mogt handelen, omdat hij etsc ei en opp. in het regtmatig bezit der eerste grosse was; op het ^ront'en h'j heeft geëischt en bij conclusie voorgedragen , dat -. ,.et J ^g'hank moge behagen hem te verklaren goed opp., en van ri " gedane bevel buiten effect ie stellen , met veroordeeling n Oen geopp. en god. in de kosten van het geding; dat de geopp. ged. daarop heeft geconcludeerd : dat de Regtbank den eischer en opp. m zijn gedaan verzet zal verklaren niet-ontvankelijk of ongeundeerd , en in ieder geval hem zijne vordering zal ontzeggen, met veroordeeling in de kosten, aangezien hij, geopp. en ged., op wettige wijze m het bezit der tweede grosse is gekomen en hij aan zijne verphgting als verkooper heeft voldaan, vermits het verkochte, volgens conti act, dadelijk na den toeslag is gekomen ten perikel en risico van l kooper; dat de geopp. en ged. bij de conclusie in het geding ijee t gebragt het exploit van oproeping van den 30 Sept. 1871, den et. d. a. v. te Assen geregistreerd, en een brief van den opp. en c. ' aan den geopp. en ged. van den '.8 Dec. 1869, geregistreerd e ^sse» den 13 Nov. 1871;

G., dat uit de in het proces gebragte stukken en uit hetgeen hier usschen partijen in confesso is, vaststaat : dat de opp. en eischer Van den geopp. en ged., bij de hierboven vermelde acte van koop en verkoop van den 11 Dec. 1H69, beeft gekocht voor den daarbij bepaalden koopprijs en op verdere conditiën, een huis en erf en bouwand te Nieuw-Dordrecht, onder voorwaarde o. a. dat de aanvaarding Van het huis en erf zou plaats hebben met den l Mei 18 70, doch dat het te verkoopen goed dadelijk na den toeslag ten perikel en risico der koopers zou komen ; dat de verkooper, thans ged., niet in het bezit der eerste grosse is gekomen en zich genoodzaakt heeft gezien , met in-acht-neming van het voorschrift van art. 841 B. R., eene tweede grosse te doen afgeven, op grond waarvan hij bevel tot betaling, waartegen thans verzet, heeft gedaan, dat het verkochte huis na den verkoop geheel of gedeeltelijk is ingestort;

dat alsnu in regten valt te beslissen : lu. is de bewering van den opp. en eischer gegron , , dat hij in het regtmatig bezit is der eerste grosse, en dat de ged. op grond der tweede grosse niet zou kunnen ageren ?

0. te dien aanzien , dat dit regtmatig bezit door den geopp. en ged. is ontkend en door den eischer niet is bewezen; dat veeleer uit de door den eischer overgelegde eerste grosse (hoezeer geen processtuk zijnde) blijkt, dat hij niet is in het regtmatig bezit daarvan, vermits dat stuk aan het einde de vermelding bevat: uitgegeven voor eerste grosse aan en ten verzoeke van den crediteur J. J. Strating enz.; dat de bewering van den opp. en eischer in dit opzigt alzoo ongegrond is, en dat de geopp. en ged. naar (ie wet geregtigd is °P grond der tweede grosse zijn regt te vervolgen ; 2°. is de geopp. eï| ged. als verkooper gehouden de schade te herstellen , die buiten ZlJtl toedoen na den verkoop aan het verkochte huis is overkomen ?

0. te dezen aanzien , dat, zoowel volgens de wet als volgens het C01ïtract, liet verkochte huis na den verkoop voor rekening en risico den kooper is gekomen ; dat derhalve de daarop gebouwde verdediging van den geopp. en ged. in regten is gefundeerd en den eisch ongegrond doet zijn ;

Regt doende enz.,

Verklaart den opp. en eischer ongegrond in zijne vordering; Ontzegt hem mitsdien zijnen eisch en veroordeelt hem in de kosten dezer procedure.

ARRONDISSEMENTS-REGTBANK TE MAASTRICHT.

Burgerlijke kamer.

Zitting van den 3 Augustus 1871.

Voorzitter, Mr. A. Gordon.

Wanneer uit geen der overgelegde stukken blijkt van een beslag op de dagteekening, vermeld in het exploit van verzet tegen een voorgenomen executoiren verkoop van onroerende goederen, daarenteqen het werkelijk opgemaakt proces-verbaal van beslag bij de processtukken is overgelegd, en het verzet is aanqebragt ter gelegenheid van den daarop vervolgden verkoop , dan kan de onjuistheid van voormelde dagteekening in het exploit van verzet geen invloed op de procedure uitoefenen.

Uit de omstandigheid, dat twee eigenaren een perceel onroerend goed verkoopen , rijst wel een vermoeden, dat aan ieder hunner de helft van den koopprijs toekomt, maar zulks belet niet, dat hun een grooter bedrag aankomt, en de kooper, die bekent aan een hunner meer dan gemeld aandeel schuldig te zijn, zou moeten bewijzen, dat die erkenning op dwaling berust, indien hij daartegen wilde opkomen.

Met beding van art. 1223 B. W. legt den schuldeischer geene verpligting op om zijn verhaal op de daar omschreven wijze te nemen ,- hij is altoos bevoegd de bezwaarde goederen op de gewone wijze uit te winnen.

L. Thorna, wonende te Mheer, geëxecuteerde en eischer in verzet, procureur Mr. J. H. Th. Micheels ,

tegen

J. Leblan , wonende te Vizë, als voogd over de minderjarige kinderen van J. G. K. Wijnants, en A. M. Beaune, executant en gedaagde in verzet, procureur Mr. Eüq. van Oppen.

De Regtbank enz.,

Gehoord de conclusiën van partijen, bij slotsom luidende :

I". die van den executant, ged. op verzet, van 11 Sept. 1869, dat de Regtbank alsnu zal bevelen , dat eerst bij opbod en vervolgens bij afmijuing worde overgegaan tot den geregtelij ken verkoop van de in beslag geuomene goederen, als : a. een huis met tuin, groot 4 roeden , 20 el , gelegen te Mheer, in het dorp kadaster sectie B , n°. 1763 en 1764; b. een bouwland, groot 10 roeden, 35 ellen , gelegen op de Maas, kadaster sectie B, n°. 105 enz.;

2". die van den executant, ged. op verzet, van 11 Sept. 1869, dat de Kegtbank den opp. in zijn verzet zal verklaren niet-ontvankelijk, althans in ieder geval ongegrond, en hem zal verwijzen tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, benevens in de proceskosten;

3ü. die van den executant, gei. op verzet, van 13 .Mei 1871, dat de Regtbank hem moge acte geven van evengemelde reserve; voorts den eischer en opp. in zijne vordering en conclusie moge niet-ontvankelijk en ongegrond verklaren, en den geopp. de reeds bij conclusie van II Sept. 1869 gevorderde vergoeding van kosten, schade en interessen toewijzen ; alles cum expensis;

4". die van den geëxecuteerde, eischer op verzet, van 1 Junij 1871, dat het der Regtbank moge behagen het bij het exploit van verzet met dagvaarding dd. 10 Sept. 1869 gedaan verzet goed en geldig te verklaren; de in-beslagneming van 11 Mei 1839 te verklaren nietig en van onwaarde met al de gevolgen van dien, en den ged. te veroordeelen tot schadevergoeding aan den eischer, cum expensis; Gehoord de pleidooijen;

Gehoord het Openh. Min. bij monde van don officier van justitie , concluderende het behage der Regtbank overeenkomstig des geopposeerden conclusie van 13 Mei 1871 regt te doen;

Overwegende, wat de daadzaken en de gevoerde procedure betreft : dat de executant, ged. op verzet qq., na bij exploit van den deurwaarder van Neer, te Gulpen, van den 15 Dec. 1868, uit kracht deitwee na te melden acten, van 17 April en 18 Nov. 1867, aan den geëxecuteerde , eischer op verzet, bevel te hebben gedaan tot betaling van een restant van f 48.365 van den op den 17 April 1868 vervallen interest der in die acte vermelde hoofdsom van ƒ 1600, bij proces-verbaal van gezegden deurwaarder van Neer , van den 5 Mei 1869, uit kracht van: 1». de grosse eener acte, voorden notaris Wijnans, te Gulpen, op den 17 April 1867 verleden, relaterende, dat de geëxecuteerde eischer op verzet heelt bekend aan den candidaatnotaris L. T. 11. Wijnants, te Noorbeek, schuldig te zijn de sommen van /' 1075 , en van / 525, rentende 5 pet. in het jaar; en 2". de grosse eener acte, op den 18 Nov. 1867 voor denzelfden notaris verleden , relaterende, dat de voormelde candidaat-notaris L. T. H. Wijnants gemelde schuldvorderingen aan de minderjarige kinderen W ijnants-Beaune, pupillen van den executant, ged. op verzet qq., heeft overgedragen, ten laste van den geëxecuteerde , eischer op verzet, in executoriaal beslag heeft doen nemen de zeven bij dat procesverbaal broeder omschreven , en in de in het hoofd dezes onder 1°. overgesehrevene conclusie vermelde petceelen onroerend goed, en daarvan de verkoop ter teregtzitting dezer Regtbank van den 11 Sept. 1869 bepaald en afgekondigd zijnde, de geëxecuteerde, eischer op verzet, bij exploit van'den deurwaarder van Engelshoven, te Maastricht, van den 10 van laatstgemelde maand, aan den executant, ged. op verzet qq., heeft beteekend en aangezegd.dat hij tegen den executonalen verkoop in verzet kwam, en bij datzelfde exploit den executant, ged. op verzet qq., voor deze Regtbank den 23 dier maand heelt doen dagvaarden, ten einde te hooren concluderen tot goed- en geldig-verklaring van dat verzet, tot nietig- en van-onwaarde-verklaring van het beslag, en tot veroordeeiing van den executant, ged. op verzet qq., tot schadevergoeding ; zijnde dat verzet en die vordedering daarop gegrond, dat de voormelde notariële acte van den 17 April 1867 niet is ernstig, immers hij geëxecuteerde, eischer op verzet, die noch lezen, noch schrijve,) kan, de verklaring van f 1600 aan voormelden candidaat-notanis Wijnants schuldig te zijn, nooit heeft afgelegd of kunnen stïeggen; dat de onbestaanbaarheid' der acte uit haren inhoud blijkt, daar de in de tweede plaats daarin vermelde som als causa de.'uti wordt toegeschreven aan een proces-verbaal van veiling, dat inhoudt, dat slechts de helft der kooppenningen aan meergenoemden candidaat-notaris Wijnants toekomt; dat hij die acte van val.schheid beticht ; dat, als hij in het bewijs dier valschheid mogt te kort blijven , dan nog de executant, ged. op verzet qq., niet voor de geheele som van f 1600 is kunnen gesubrogeerd worden in de regten van wien het ook zij, dewijl dan over een gedeelte had moeten beschikt worden door den kapellaan Wijnants, te Maastricht; dat daaren boven de hoofdsom rna niet, althans niet bij executie vorderbaar was, en dat ook de vader der pupillen van den executant, ged. op verzet qq., bewerende, en aan hem geëxecuteerde, eischer op verzet, bij exploit hebbende doen beteekenen , dat hij de qualiteit van voogd nog bezit, hangende dit conflict alle betaling onmogelijk, en dus het beslag praematuur was; dat de geëxecuteerde, eischer op verzet, tevens den executant, ged. op verzet, bij exploit van den deurwaarder van lingelshoven voornoemd, van denzelfden 10 Sept., tegen den 11 dier zelfde maand heeft doen dagvaarden voor den voorzitter dezer Regtbank , regt sprekende in kort geding , ten einde de schorsing te hooren uitspreken van den op dien dag bepaalden verkoop bij executie van de voorbedoelde in beslag genomene onroerende goederen ; dat te dier teregtzitting van voormelden voorzitter partijen zijn overeengekomen als volgt:

1°. dat de in het geding gedane vordering tot schorsing, zonder nieuwe dagvaarding, zou worden gedaan ter teregtzitting der Regtbank zelve van dien dag, en wel als incident in den voorgenomen executorialen verkoop, waartegen verzet bij voormeld exploit van den 10 Sept. 1869 ;

2°. dat in diezelfde teregtzitting dezer Regtbank bij vervroeging zou worden aangebragt het bij voormeld exploit van den 10 Sept. gedaan verzet en wel eveneens als incident in den voorbedoelden voorgenomen executorialen verkoop; en

3". dat over de kosten van dat kort geding zou uitspraak worden gedaan bij de uitspraak op het voorbedoeld verzet tegen dien verkoop; dat, ter teregtzitting dezer Kegtbank van den 11 Sept. 1869, nadat door den executant, ged. op verzet, was geconcludeerd , zoo als in het hoofd dezes onder 1°. staat overgeschreven , en aan het in de zitting in kort geding van den voorzitter dezer Regtbank van dien dag onder 1°. en 2". overeengekomene was gevolg gegeven en dienvolgens verzet was gedaan tegen den executorialen verkoop, en door den geëxecuteerde , eischer op verzet, was gevorderd de schorsing van dien verkoop,— bij vonnis dezer Regtbank van dien dag, waarbij de uitspraak over de kosten is gereserveerd, de executoriale verkoop is geschorst, totdat op voormeld daartegen gedaan verzet zou zijn uitspraak gedaan; dat daarna op dat verzet voortgeprocedeerd zijnde, de geëxecuteerde eischer op verzet de acte van den 17 April 1867 voormeld, onder naleving der bij de wet voorgeschrevene vormen, van valschheid beticht hebbende, bij vonnis dezer Regtbank van den 24 Maart 1870, waarbij de executant, ged. op verzet, is ongegrond verklaard in het door hem tegen het gedaan verzet geopperd middel van niet-ontvankelijkheid,-— is toegelaten tot het bewijs door bescheiden en getuigen van de daadzaak , dat hij de verklaring van f 1075 en f 525 aau den candidaat-notaris L. T. H. Wijnants, te Noorbeek, schuldig te zijn, vermeld in de acte, op den 17 April 1867 , te Gulpen , ten overstaan van den aldaar residerenden notaris J. M. A. Wijnans verleden, niet heeft gegeven, met bepaling van dag tot het hooren der getuigen , die partijen over en weder zouden willen doen hooren ter teregtzitting van den 28 April toen aanstaande, met ontzegging aan den geëxecuteerde, eischer op verzet, van zijn verzoek tot bewijs ook door deskundigen, en met verwijzing van den executant, ged, op verzet, in de kosten, gevallen zoo op het door hem geopperd middel van niet-ontvankelijkheid als op het inciaeut om toegelaten te worden tot het bewijs der beweerde valschheid ; dat dit vonnis, op het daartegen door den executant, ged. op verzet qq., ingesteld hooger beroep, is bevestigd bij arrest van het Prov, Geregtshof in Limburg van den 27 Febr. 1871 ( Weekbl. n°. 3353); dat, na bepaling van naderen dag tot het hooren der getuigen, de geëxecuteerde, eischer op verzet, ter teregtzittingen dezer Regtbank van 31 Maart, 28 April en 6 Mei 1871, vijf getuigen heeft doen hooren, van welker verklaringen proces-verbaal is opgemaakt; dat daarna zijn genomen de in het hoofd dezes onder 3°. en 4°. vermelde conclusiën , waarbij is aangevoerd :

door den executant, ged. op verzet:

dat door het gehouden getuigenverhoor het te leveren bewijs niet is geleverd; dat door hem nog wordt ingeroepen eene acte, verleden voor meergemelden notaris Wijnants, te Gulpen, den 21 Jan. lt<68, waarbij door den geëxecuteerde , eischer op verzet, wordt erkend de bij voormelde acte van 18 Nov. 1867 gedane overdragt van schuldvordering ; dat die acte de meest uitdrukkelijke bekrachiging inhoudt van de primitieve schuldbekentenis: dat hij executant, ged. op verzet, in geenen deele wil erkennen, dat de regter, met de besproken nietigverklaring te onderzoeken en daarover eene uitspraak te geven, niet zal gaan ultra petita, en zich te dien aanzien alle regten blijft reserveren ; en hij zich ook tegen het arrest van het Prov. Geregtshof in Limburg van 2 7 Febr. 18 71 alle regten voorbehoudt, vermeld bij de procureurs-acte van 17 Maart 1871;

door den geëxecuteerde, eischer op verzet :

dat het in strijd is met den geheelen zaïnenhang der procedure tot executie van onroerend goed toe te laten, dat de geëxecuteerde nog daags vóór de daartoe aangewezen teregtzitting in verzet kome tegen den verkoop der in beslag genomen goederen; dat dan toch zonder eenig doel of nut die talrijke en lange termijnen zouden bepaald zijn, welke de wet aan zoodanigen geëxecuteerde toekent; dat die termijnen in casu zelfs buitengewoon zijn verlengd geworden ; dat ook de gearresteerde moet geacht worden in deze executie te hebben berust en verpligt is voor goed te houden den verkoop, die slechts het noodwendig gevolg is van de talrijke formaliteiten, weike hij zonder eenig verzet heeft laten vervullen , en aizoo stilzwijgend heeft goedgekeurd; dat met zoodanige berusting zelfs vonnissen bekrachtigd worden, die steeds aau eene nadere bevestiging mogen onderworpen worden, en dit dus te meer het geval moet zijn met notariële acten, die op zichzelf eene onherroepelijk verbindende kracht hebben, en dat door wederzijdsche partijen de actis causae zijn gemaakt de voormelde voor den notaris Wijnans, te Gulpen, op den 17 April, IS Nov. 1867 en 21 Jan. 1868 veriedene acten, een afschrift van een vonnis dezer Regtbank van den 3i Mei 1867 , houdende ontzetting van J. G. H. Wijnants, weduwnaar van A. M. Beaune, uit de voogdij van zijne kinderen M., L. en E. Wijnants, een extract uit de minuten, berustende ter griffie van het Kantongeregt te Gulpen , houdende proces-verbaal van den 18 Juiij 1867 , waarbij de executant, verweerder op verzet qq., tot voogd over dezelfde drie minderjarigen is benoemd, en een afschrift van een proces-verbaal van openbaren verkoop, op den 15 Jan. 1867 door voormelden notaris Wijnans is gehouden ten verzoeke van J. W. H. Wijnants, kapellaan te Maastricht, en van meergemelden candidaat-notaris L. T. H. Wijnants;

Wat het regt betreft:

0., dat zoo in het voormeld exploit van verzet van den 10 Sept. 1869 als in de conclusie van den geëxecuteerde, eischer op verzet, in het hoofd dez:;s onder 4°. overgeschreven , dat verzet wordt gezegd te zijn gerigt tegen eene op den 11 Mei 1869 gedane in-beslagneming; dat evenwel klaarblijkelijk daarmede is bedoeld het hier voor vermeld bij proces-verbaai van den deurwaarder van Neer, te Gulpen, van den 5 Mei 1869, gelegd executoriaal beslag op de in onder l". in het hoofd dezes overgesehrevene conclusie vermelde onroerende goederen, daar toch uit geen der door wederzijdsche partijen overgelegde stukken van eenig op 11 Mei gelegd beslag blijkt, dat onder de overgelegde stukken zich bevindt voormeld proces-verbaal van 5 Mei, en het verzet is aangebragt ter gelegenheid van den verkoop der bij laatstgerald proces-verbaal in beslaj; genomen goederen ;

O. ten aanzien van den eersten grond van verzet, daarin bestaande, dat de geëxecuteerde, eischer op verzet, nooit zou hebben afgelegd de verklaring van f 1600 aau den candidaat-notaris Wijnants schuldig te zijn , voorkomende in meergemelde notariële acte van den 1 7 April 1867, uit kracht der grosse van welke het executoriaal beslapgelegd en de verkoop voorgenomen is, waartegen verzet is gelegd ,— dat noch door bescheiden , noeh door de verklaringen der getuigen , die de geëxecuteerde, eischer op verzet, uit kracht van voormeld vonnis van den 24 Maart 1870, heeft doen hooren, de gegrondhei i van zijn beweren van die verklaring niet te hebben afgelegd, bewezen is en dat alzoo deze grond niet kan leiden tot nietig- en van-onwaardeverklaring van het gelegd beslag;

0. ten aanzien van den tweeden grond van verzet, daarin bestaande, dat de in die acte in de tweede piaats vermelde som als causa debiti wordt toegeschreven aan een proces-verbaal van veiling, dat inhoudt, dut sLelits .ie helft dUr kooppenningen aau den caudidaat-notaris