Wijnants toekomt; dat de geëxecuteerde, eischer op verzet, bij de acte van 17 April 1867 , na zich schuldenaar van den candidaatnotaris Wijnants te hebben erkend voor eene som van f 1075 wegens «er leen ontvangen gelden, bij diezelfde acte in de tweede plaats vonrts heeft verklaard aan dienzelfden candidaat-notaris schuldig te zijn de som van f 525 wegens een door hem van donzelven aangekocht perceel bouwland, gelegen binnen de gemeente Mheer, en aldaar gekadastreerd in sectie A, n". 131, ter grootte van 19 roeden, 10 ellen, bij proces-verbaal van openbaren verkoop, door meergemelden notaris Wijnants opgemaakt den 15 Jan. 1867; dat uit zoo evengemeld proces-verbaal van openbaren verkoop blijkt, dat deze is gehouden ten verzoeke van meergemelden candidaat-notaris Wijnants en van J. W. H. Wijnants, en dat daarbij door den geëxecuteerde, eischer op verzet, dat perceel is aangekocht voor de som van ƒ 530; dat hieruit wel het vermoeden volgt, dat bij den verkoop de helft slechts van den koopprijs toekwam aan den meergemelden candidaat-notaris Wijnants; dat dit echter niet wegneemt, dat hem uit die som oorspronkelijk toekwam een bedrag van f 265 , of dat hem naderhand uit liet aandeel van zijnen mede-verkooper is aangekomen een bedrag van f 525 ; dat de geëxecuteerde, eischer op verzet, niet heeft bewezen , dat zijne bij het zich als schuldenaar erkennen van meergemelden candidaat-notaris Wijnants voor meergemelde som van f 525 gegeven toestemming op dwaling berust; dat hij integendeel, door bij voormelde acte van den 21 Jan. 1868 te verklaren kennis te hebben genomen van de voormelde acte van den 18 Nov. 1867 (waarbij de meergemelde candidaat-notaris Wijnants aan de door den executant , verweerder op verzet qq., in dit geding vertegenwoordigde drie minderjarigen overdraagt de schuldvordering van f 1600 , die deze uit kracht der acte van 17 April 1867 op den geoxecuteerde, eischer op verzet, had, en als gevolg daarvan zich als schuldenaar van het kapitaal van J 1600 jegens die minderjarigen te erkennen,— de acte van den 17 April 1867 heeft bevestigd; en dat in alle geval, wat er ook zijn moge van de bewering van den geëxecuteerde, eischer op verzet, ten aanzien der voormelde som van ƒ 525 , die bewering, zelfs al zou hare gegrondheid bewezen zijn, nimmer ten gevolge der bepaling van art. 501 B. R. zou kunnen leiden tot nietig- en van-onwaarde-verklaring van het beslag;

O. ten aanzien van den derden grond van verzet, daarin bestaande, dat in geen geval de hoofdsom van J 1075 was opvorderbaar, daar deze eerst in 187'i verviel, en de dadelijke opvordering alleen was toegelaten bij gebrek van betaling der interessen, — dat, bij voormeld exploit van den deurwaarder van Neer van den l5Dec. 1868, bevel is gedaan voor achterstalligen interest ook van voormeld kapitaal van f 1075, en dat de geëxecuteerde, eischer op verzet, niet heeft bewezen , zelfs niet heeft beweerd , dat hij in het betalen van dien interest niet ten achtere was ; dat in alle geval, wat er ook van deze bewering moge zijn, zij , zelfs al zou hare gegrondheid zijn bewezen , nimmer ten gevolge van voormeld art. 501 tot nietig- en van-onwaarde verklaring van het beslag zou kunnen leiden;

G. ten aanzien van den vierden grond van verzet, daarin bestaande, dat niet bij executie had mogen geprocedeerd worden, — dat, wel is waar, bij de vijfde voorwaarde der acte van den 17 Aprii 1867 is bedongen, dat, bij gebreke van behoorlijke voldoening der hoofdsom, of van de betaling der verschuldigde interessen , de schuldeischer onherroepelijk gemagtigd zou zijn de verbondene goederen in het openbaar en volgens plaatselijke gebruiken te doen verkoopen , ten einde uit de opbrengst te verhalen zoowel hoofdsom als renten en kosten ; dat deze voorwaarde, die gegrond is op het 2de lid van art. 1223 B. W., den schuldeischer geene verpligting oplegt om, ingeval hij, ten gevolge van gebrek van betaling van hoofdsom of interessen , deze op de gehypothekeerde goederen wil verhalen , die goederen in het openbaar en volgens de plaatselijke gebruiken te doen verkoopen, doch hem daartoe alleen de bevoegdheid geeft, hem tevens vrijlatende om die goederen uit te winnen naar de voorschriften, gegeven bij den derden titel van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering; dat daarenboven is in beslag genomen en ten verkoop bestemd een perceel, gelegen te Mheer, kadastraal bekend sectie B, n°. 104, dat niet hypothecair bij meergemelde acte is verbonden, en op welks uitwinning. bij gevolg niet van toepassing is de bij die acte bedongen onherroepelijke volmagt; en dat mitsdien ook deze grond van verzet niet kan leiden tot nietig- en van-onwaarde-verklaring van het gelegd beslag;

0., dat mitsdien den executant, verweerder op verzet qq. , moet volgen zijne vordering, dat eerst bij opbod en vervolgens bij afmijning zal worden overgegaan tot den geregtelijken verkoop van de in beslag genomen goederen , doch niet vroeger dan na vernieuwde bekendmaking en aanplakking der billetten, overeenkomstig art. 516 en volg. B. R.;

0. ten aanzien van de vordering van den executant, verweerder op verzet qq., strekkende tot veroordeeling van den geëxecuteerde, eischer op verzet, tot vergoeding van kosten , schade en interessen , dat door den door het verzet vertraagden verkoop de eerstgemelde partij , langer dan zonder het verzet het geval zou zijn geweest, is verstoken gebleven van het hem toekomende, en dat door dat verzet diezelfde partij tot het voorschieten der kosten , vallende op de vernieuwing der voormelde formaliteiten om tot den verkoop te geraken, is genoodzaakt; dat de geëxecuteerde, eischer op verzet, gehouden is dit een en ander te vergoeden, en dat het beloop daarvan bij dit vonnis niet kan worden bepaald;

O., dat de geëxecuteerde , eischer op verzet, daarin in het ongelijk gesteld wordende, in de daarop gevallene kosten, waarover nog geene uitspraak gedaan is, moet worden verwezen ;

Regt doende enz.,

Geeft acte , waarvan acte is gevraagd;

Verklaart den geëxecuteerde, eischer op verzet , ongegrond in zijn bij voormeld exploit van den deurwaarder van Engelshoven , te Maastricht, van den 10 September 1869 gedaan verzet tegen den executorialen verkoop der bij proces-verbaal van den deurwaarder van Neer, te Gulpen, van den 5 Mei 1869 in beslag genomene en in de in het hoofd dezes onder 1°. overgeschrevene conclusie vermelde onroerende goederen;

Beveelt, dat eerst bi) opbod en vervolgens bij afmijning zal worden overgegaan tot den geregtelijken verkoop dier goederen, doch niet vroeger dan na vernieuwde bekendmaking en aanplakking der billetten, overeenkomstig art. 516 B. R.;

Veroordeelt den geëxecuteerde , eischer in verzet, tot vergoeding aan den executant, ged. op verzet, van de door het verzet aan dezen veroorzaakte kosten , schade en interessen , daaronder begrepen de kosten , die zullen vallen op de vernieuwde bekendmaking en aanplakking der billetten ;

Beveelt, dat de vereffening dier kosten, schade en interessen zal plaats hebben bij staat, overeenkomstig de wet;

En verwijst den geëxecuteerde, eischer op verzet, in de op het verzet gevallene kosten, waarover nog geene uitspraak is gedaan, deze van zijde van den executant en ged. op verzet gevallen , getaxeerd die van den procureur op /' 90.95*, en die van den advokaat op f 119.70.

(Gepleit voor den opposant Mr. Edm. van 'Vintebshoven , en voor den geopposeerde Mr. L. van Oppen.)

MENGELWERK.

DE DUITSCHE JURISTEN-VEREENIGING.

Gerustelijk kan men zeggen, dat onze juristen-vereeniging eene spruit is der Duitsche. Hoe verschillend de omstandigheden ook waren bij ons en onze oostelijke naburen, men meende, dat het boompje hier even goed vruchten zou dragen als elders. In hoe verre die verwachting verwezenlijkt is, zal ik niet beoordeelen; het is misschien ook nog daarvoor de tijd niet. Het doel van dit stukje is alleen om de lezers van 't Weekblad kennis te doen nemen van eenige beschouwingen over de Duitsche Vereeniging, ontleend aan een deilaatste nos. van lm Neuen Reich, welke niet ten voordeele van dien colossus uitvallen. Allicht dat enkele opmerkingen bevonden worden ook ten opzichte onzer vereeniging steek te houden ; in allen gevalle moge den bewonderaars der dochter de lotgevallen der moeder niet onverschillig zijn.

De ongenoemde schrijver begint met te wijzen op de omstandigheden , waaronder de Duitsche juristen-vereeniging tot stand kwam. 't Was in de eerste jaren der regeering van den tegenwoordigen KeizerKoning, in een tijd toen bet Duitsche volk zijn verlangen naar meerdere staats-eenheid poogde kond te geven in schuttersfeesten, turnvereenigingen en wat al niet meer. Ook de oprichting der juristen-vereeniging had veelal een politiek doel; zij zoude zich geroepen gevoelen, tegenover de lappendeken der vorstelijke wetgeving in ai die kleine staten , de gemeenschappelijke bronnen eener nationale ontwikkeling des rechts weder te doen springen; zij zou de levende uitdrukking zijn van het verlangen, zoowel van volk als van geleerden, naar eenvormige reehtsregelen ; zij zou het sedert 1848 onvergetelijk ideaal «ééne wetgevende volksvertegenwoordiging» in het volksbewustzijn terugbrengen. Als politiek bewegings-element in het streven naar nationale eenheid heeft de Duitsche juristen-vereeniging dan ook inderdaad eenige verdiensten aan te wijzen , welke niet te laag moeten geschat worden. Menige zaadkorrel in dien juristenkring, tijdens de eerste en beste jaren tot ongeveer den Duitschen oorlog, onbemerkt ter aarde gevallen , heeft later heilzame vruchten gedragen voor de merkwaardige wetgeving, zoowel van den Noordduitschen Bond als van het Rijk.

Sints het jaar 1870 zijn echter die tijden voor goed voorbij : de Duitsche Rijksdag wordt uit zijn aard zelf onweerstaanbaar gedreven zijne praerogatieren dienstbaar te maken aan de onbeperkte voltooiing der staatseeniieid, door op den weg der wetgeving de rechtseenheid te bevorderen, en aan de Duitsche juristen is in die vergadering zulk een aanzienlijk getal vertegenwoordigers, zulk een groot aandeel in de moeite en glorie van wetgevenden arbeid en zulk een onbetwist gezag onder hunne medeleden ten deel gevallen , dat het werkelijk onbegrijpelijk is, hoe naast dien Rijksdag de Duitsche juristen vereeniging er toe komt zich het hoofd te breken met de eenheid van het Duitsche recht. Zij had gerust reeds bij de samenkomst van den eersten Rijksdag ten vorigen jare hare taak kunnen overdragen in handen dezer meer bevoegde hooge vergadering en zich zelve op pensioen kunnen stellen.

Maar wanneer men aanneemt, dat hare juridische taak op politiek terrein gedaan is, blijft er nauwelijks meer een ernstige grond voor haar bestaan over. Of gelooft men werkelijk.dat de juristen-vereeniging geschikt is om als instantie te dienen voor de beslissing van juridische vak-quaestiën ? Van buiten bezien schijnt inderdaad de neiging te bestaan om zich voor 't vervolg als laatste instantie op te werpen ter definitieve beslissing van moeielijke vraagstukken. Uit den tijd der zedelijke veroveringen heeft zich bij de vereeniging de zoete gewoonte gevestigd om besluiten te nemen , en met behulp van dit probate middel schrikt men voor geene machtspreuk, voor geene bêtise terug.

Maar kan dan ook, wanneer men 't oog vestigt op de samenstelling en de methode van werken der vereeniging, deze er eenigszins aanspraak op maken hare uitspraken als uitvloeisels van bijzondere wijsheid en haar forum als dat eener wetenschappelijke autoriteit geëerbiedigd te zien ?

Volgens de statuten toch kunnen lid worden alle aspiranten voor het reebtersambt, het procuraat en het notariaat, zoomede een ieder, die krachtens de landswetten de bevoegdheid tot die betrekkingen bezit. Het gevolg dier vrijgevigheid is , dat de vereeniging voor verreweg de meerderheid is samengesteld uit de jongste en ondergeschiktste leden der broederschap. De lijst der leden toont slechts zeer onvolkomen den werkelijken toestand aan. Daarop komen voor mannen van onderscheiding, die nooit eene vergadering bezocht hebben en daarop ook niet het minste plan bezitten.

De leden, die werkelijk vergaderingen bezoeken, bestaan in de eerste plaats uit groote drommen , afkomstig uit stad en streek, waar toevallig de vergadering wrordt gehouden , uit de geheele bende juristen in de stoutste beteekenis des woords, dat wil zeggen zonder uitzondering uit allen , die op een' blauwen Maandag als juris studiosi zijn ingeschreven geweest.

Bij deze sluit zich aan eene misschien even zoo groote schaar reislustige heeren in de beste levensjaren uit alle streken van Duitschland, zeer, zeer vele advocaten, assessoren, kantonrechters en verdere porsoneu van denzelfden stand, die steeds bereid zijn in den vrooiijken kling van oude en nieuwe vrienden de academische herinneringen bij een glas bier of wijn wêer levendig te doen worden. Onder die hoop, allicht een half duizend koppen sterk , schitteren dan als paarleu, ja, als vetoogen op de soep, eenige juristen van ontwijfelbare bekwaamheid , die, hetzij uit eene t'huis niet genoegzaam gevoede behoefte aan populariteit, hetzij uit toevallige liefhebberij, der vereeniging regelmatig de eer hunner leiding doen ten deel vallen. Soms verdwaalt, van eene vacantiereis terugkomende, ook nog wel eens een rechtsgeleerde van naam onder het geselschap, dat hem dan terstond onder zijne meest gevierde helden opneemt. Te vergeefs zoekt men de leden der verschillende juridische faculteiten , te vergeefs cle mannen uitmuntende in de praktijk; zeer dun gezaaid zijn zij, die onder de rechterlijke ambtenaren een weinig hooger staan dan op de laagste sporten.

Én zulk eene vereeniging stelt zich aan, als ware zij een wetenschappelijk congres of eene uitverkorene commissie van deskundigen, geroepen eens voor al do moeieiijkste en ingewikkeldste vragen van privaat- en publiekrechtelijken aard, van rechterlijke organisatie en wetgeving uit te maken ! Wat zou men er wel van zeggen, wanneer een paar sommiteiten op 't gebied der natuurwetenschap eens allen, die 't recht hebben zich arts of med. doctor te noemen, rijp en groen bont dooieen, bijeenriepen om per majora de waarheid of onwaarheid der theorie van Darwin of 't een of ander duister vraagstuk op 't gebied van physiologie of pathologie te beslissen! De geheele beschaafde weield zou hunne besluiten immers met homerisch gelach begroeten. In de juristenwereld schijnt 't echter anders te zijn: daar schijnt de stralenkrans der onfeilbaarheid als character indebilis zelfs de jongste dienaren van Themis zoo vast op ' t hoofd te zitten , dat geheel in den haak bevonden wordt, wat in ieder ook als kinderachtige pretensie met schouderophalen zou begroet worden.

Niemand zal 't den juristen kwalijk nemen, als zij er pleizier in hebben zich eens in 'tjaar in massa te verzamelen op eene door de natuur bijzonder gezegende plek gronds, ter feestviering in 't groot met verplichte feestredenen .

spruit is der Duitsche. iioe verscniuena ae omstanuigneuen ook waren

Hun beroep is afmattend, het jaar is lang, de vacantïetijd kort en zoet is 't met IIobatius in loco desipere. Gelooft men nu echter, dat zulk een samenzijn op zieh zelf geen stand kan houden, welnu, praktische problemen staan voor de deur. Waarom niet eens gepraat over tractement, pensioen , examens enz. ?

Geene naaperij van de Kamers door stemmen en besluiten 1 Als 't waar is, dat de Duitsche juristen-vereeniging door den ongezonden politieken toestand der Duitsche natie er toe gekomen is haren kring verre te buiten te gaan, dan moet ze nu de kunst der zelfbeperking en 't gevoel van eigenwaarde bezitten om vrijwillig binnen hare natuurlijke grenzen terug te keeren, vóór en aleer zij terug wordt gedreven door den al sterker wordenden tegenstand der bezadigde mannen en door de spotternijen der menigte.

Deventer, 7 October 1872. Mr. H. G. Kronenbebo.

(Als dit ongunstig oordeel over de Duitsche juristen-vereeniging juist en verdiend is, wat wij niet beslissen, dan iou men toch verkeerd handelen met dat ook toe te passen op de onze. Aan politiek is zeker bij ons nooit gedacht. Maar bovendien zou er dan nog in oorsprong en zamenstelling een zoo aanmerkelijk verschil bestaan , die iedere vergelijking onmogelijk maakt. Red.)

HOOGE RAAD. — Hamer van Strafzaken.

Zitting van Maandag, 14 October.

Voorzitter , Mr. J. D. W. Pape.

I. Uitspraak gedaan in zake:

l". den ambtenaar van het Openb. Min. bij het Kantongeregt te Lemmer, tegen een vonnis in zake H. H. Dijkstra. Het vonnis vernietigd en den gereq. veroordeeld in eene geldboete van f 3 of subs. gevangenis-straf van één dag.

2". N. Scheffer, huisvrouw van W. J. Bol , tegen een arrest van

het Hof in Zuidboiland. Verioorpen.

3". T. Mulder, tegen een arrest van het Hof in Noordholland. Verworpen.

II. Conclusie genomen in zake:

L. J. Oosterhof c. s., tegen een arrest van het Hof in Friesland. Adv.-gen. Polis concludeert tot vernietiging van het arrest en verwijzing der zaak naar een aangrenzend Hof. Uitspraak 4 November.

III. Behandeld het beroep van:

1". den ambtenaar van bet Openb. Min. bij het Kantongeregt te Brielle, tegen een vonnis in zake J. Vermaat, echtgenoote van P. Piek. Rapp., raadsh. Coninck Liefsting. Gepleit Mr. H. M. van Andel. Conclusie bepaald op 22 October.

2". H. Lubbers, tegen een arrest van het Hof in Overijssel. Rapp., raadsh. Schuurman. Adv.-gen. Polis concludeert tot verwerping. Uitspraak 4 November.

REGTSQELEERDE UITGAVEN.

FRANSCHE LITTERATUUR.

Tripier , Louis, Les Codes frar^ais collationnés sur lex textes officiels , et les seuls ou sont rapportés les textes du droit ancien et intermécliaires nécessaires h, 1'intelligence des articles. 23e édition , complétée depuis 1870 par nn membre de la Faculté de droit de Paris. Gr. in 8°., VI, 1959 p. Paris, Cotillon.

— Dernier complément des codes francais. Edition in 8°., IV, 1789— 1840 p. Id., id.

— Dernier complément des codes francais. Edition in 32<>., VIII, 15 72—• 1816 p. Id., id.

A DY EETENTIEN.

Bij GEBR. BELINPANTE, te '# Gravenhage, ziet het licht;

THEMIS,

regtsi&undig tijdschrift »

onder redactie van

Mr. Dav. H. Levyhsohn Norman , Mr. A. de Pinto , Mr. Gijsb. M. van dek Linden, Jhr. Mr. ,1. de Witte van Citters en Mr. .f. Kappeyne van de Coppello.

XXXIIIste DEEL. —lilde VERZAMELING. - 3de Jaaboano.

n". 3. — September ïsira.

Inhoud:

STELLIG REGT (NEDERLANDSCH).

Buboeblijk keot en Regtsvobderinq. — Het stellen van goederen onder administratie. Moeijelijkheden voor de praktijk en nadeelen voor de maatschappij, die uit de gebrekkige regeling van dit onderwerp voortvloeijen; door Mr. P. B. R. Coninck. Liefstwo, lid van den Hoogen Raad der Nederlanden, te's Gravenhage.

ALGEMEENE REGTSGEDEERDHEID.

Over het ontstaan van den rechtsband uit overeenkomsten, door Mr. P. W. A. Cort van deii Linden , advocaat te 's Gravenhage.

Het leekenreglement in de Duitsche Strafrechtspleging , door Mr. D. ,1. Mom Visch, lid van de Arrondissements-Regtbank te Arnhem.

BOEK BEOORDEELINGEN EN VERSLAGEN.

academische literatuur.

De autonomie der gemeente in Nederland. Historisch-Staatsregterlijk onderzoek door P.' W. van Heusden ; — door Mr. W. Thobbecke , Advocaat te 's Gravenhage.

BERIGTEN VAN GE MENGDEN AARD. RECHTSGELEERDE BIBLIOGRA PUIE.

Snelpersdruk, en Uitgave van tiGBHUËIlIilK!) BGLIKFAKTE, te '« Uraveaha^e.

van UKBUUEUKH* Hravenha^e.