, |, ®om Tan f 4700, waarvan de kooppenningen niet zijn beis»,'. mettegenstaande zij bij bovenvermeld exploit van 27 Sept. s' is gesommeerd; dat hij eischer evenzeer de onkostpenningen, op ïen verkoop gevallen, ad 7 ten honderd van den koopprijs, ten < < rage van f 329, aan den notaris van Gruting ten behoeve an de eerste ged. heeft betaald; dat de verkooper regt heeft de ^ernietiging Van den koop te vorderen, bijaldien de kooper niet den 'iend'J1 '*'S • en>ten gevolge van de niet-vervulliug van deze ontbin-

voorwaarde, de zaken wederom tot haren vroegeren toestand bij' ^rnggebragt, alsof geene verbindtenis had bestaan; mitsdien fo 1(|lin's . dezer Regtbank zal worden ontbonden verklaard de °P ei huizinge, hiervoren omschreven, met veroordeeling der ge•'e<b'e*j '0,: ver'-'oe|ling van kosten , schaden en interessen, door der

| '®n wanP'aestatie reeds geleden of nog te hebben en te lijden , ^. l*i staat te begrooten , alsmede tot betaling van f 329 , voor f van de eerste ged. en ten haren behoeve aan den notaris van

" «tuig betaald, en eindelijk tot betaling der kosten van het geding;

• , dat voor den tweeie:i ged. op gezegde dagvaarding procureur 'gesteld, en zulks als hoold der echtvereeniging, tusschen hem en de rs e ged., alsmede der geheele gemeenschap van goederen, tusschen en bestaande, gelijk mede voor zijne verdere huwelijks-regten , en egen de eerste ged. bij gemeld vonnis dezer Regtbank verstek is ver-

I ena, met aanhouding der zaak ten opzigte der verschenen ged. tot zoodanige teregtzitting als waarop de eischer na vernieuwde dagvaar•>ng van de eerste ged. op nieuw de zaak ter rolle zal willen doen 'proepen; dat dien ten gevolge de gedaagden, bij exploit van den 28

■ U-j ten voorschreven einde op nieuw voor deze Regtbank zijn gedagvaard ; dat ten dienende dage de eerste ged. wederom niet is 'erschenen, waarvan acte gevraagd en verleend is, en alstoen voor den eischer conform de dagvaarding is geconcludeerd;

, dat namens den tweeden ged. daarop is geantwoord : dat de ^'gestelde vordering betreft eene door den eischer beweerde schuld der 'isschen hem ged. en zijne vrouw, de eerste ged., bestaande huwe■'Jtt-s-gemeenschap, welke alléén door hem ged. wordt beheerd en waar'Ver door hem alleen kan worden beschikt, behalve in de met name oor de wet aangewezen gevallen , in welke die regten ook aan de »iouw zijn toegekend, doch van welke uitzonderingen in deze geene ■nwezig is, zoodat zijne vrouw in casu ten onregte gesommeerd

II gedagvaard is, en de wet zelfs haar verbood aan die sommatie te "noen, terwijl zelfs een vonnis, waarbij die vordering wordt toeen ezen, tegen haar niet zou kunnen worden ten uitvoer gelegd; dat

J°i°u ZiCh 'egt erl beianK heeft, reeds daarom zich tegen de " , 'J ei en toewijzing van des eischers vordering, in voege die

■ oedaan, te verzetten ; dat voorts, al ware ook hij en zijile vrouw deze op legale wijze in verzuim gesteld, des neen, de vordering

es eischers met voor toewijzing vatbaar is, nademaal de eischer, eens1 8, vraagt ontbinding van eene overeenkomst wegens wanbetaling , Ls0°ppenningen, en, anderdeels, nakoming van diezelfde overeen"i ch ' eU We' de betal'n« Jer onkostpenningen, die in de door den . „ aan8ehaalde notariële acte ten laste van de eerste ged. worden

1 ^at ^'j tweede ged. ontkent, dat aan den eischer ter zake van f" ' ■!' .^eze»de notariële acte omschreven pretensen koop en verkoop iets, !'or zijne vrouw, hetzij door hem, verschuldigd was, en ook zelfs u00r die acte ten laste zijner vrouw gesimuleerde verbindtenissen te "iet gedaan, vermits, vóór het in schrift brengen en onderteee" derzelve acte, de pretense koopsom, benevens de beweerde onkost. eunirige,- , tussc[ien den eischer en zijne vrouw, de eerste ged., zijn ' rrekend met hetgeen deze van den eischer te vorderen had; waar.an °°k door den eischer voor de betaling van de pretense koopnningen is gequiteerd en zijne vrouw deswege bij die acte is ge,,^r aio6er<i zonder voorbehoud; dat hij ged. bovendien ontkent, dat

■ iT' ^ei1 e!sc'ler> v0'gens zijne bewering, aan den op last van hem

» en niet van de eerste ged., in deze geoccupeerd hebbende otnns van Gruting gegeven ontioslperiningen zijn betaald op last, ten ■enoeve of voor rekening der eerste ged.; en dat het door den eischer 'Moeide onroerend goed bereids in wettigen eigendom aan derden is overdragen en derhalve eene ontbinding der pretense koop-overeenkomst, z°o daarvan nu nog sprake zou kunnen zijn , des neen , in geen gea' de voormalige eigendomsregten des eischers op dit onroerend g°ed kan doen herleven ;

concluderende mitsdien tot niet-ontvankelijkheid van den eischer in zijn genomen eisch en conclusie , immers tot ontzegging van dezelve, Tnet veroordeeling van hem eischer in de kosten van het regtsgeding ;

L>., dat de eischer ue beide voorgestelde exceptiën heeft bestreden, 'JP grond, dat, nu niet slechts de verschenen ged. , maar ook zijne 'rouw behoorlijk in regten is geroepen, alleen door hare verschijning het tegen haar verleende verstek kon worden gezuiverd, in geen •'eva] echter de ged., die verschijnt, bevoegd is op dit verzuim te groneu eene exceptie van niet-ontvankelijkheid; en dat, wat de tweede exceptie betrelt, de vordering des eischers tweeledig is, als eensdeels "trekkende tot ontbinding eener overeenkomst, en, anderdeels, tot teruggaaf van voor des gedaagdes vrouw gedane betalingen , welke voltrekt niet voortvloeit uit gezegds overeenkomst, maar daarvan geonge """^"^'ijk > zoodat ook die tweede exceptie blijkt volkomen dat ®'° te zijn; en voorts, wat betreft de vorderingen ten principale, •ion Ue Versc'lenen ged. wel ontkent, dat ter zake van den koop en verop iets, hetzij door zijne vrouw, hetzij door hem verschuldigd is, 001 den eischer bij de koopacte voor de kooppenningen quitantie bet^e??VeU ' n'et beweert, dat toen , of daarna, de koopsom is

aal! geworden, maar zich beroept op eene verrekening van den ei P'3r'-'s met een0 inschuld van zijne vrouw ten laste van den 6r' wasron> bij eischer aan den verschenen ged. te dien aanzien puaagt met plegtigen eede te bevestigen: «dat hij weet, dat noch Z|j''e vrouw, noeh door hem, ter zake van den koop en verkoop acte, voor den notaris van Gruting dd. 22 Maart 1869 gepasseerd, ' * s aan den eischer verschuldigd is , integendeel vóór het in schrift engen en onderteekenen dier acte de koopsom is verrekend met tgeen zijne vrouw van den eischer had te vorderen,» en wijders, at aangaat het andere deel der principale vordering: dat hij eischer staving van dezelve ingeval van ontkentenis aanbiedt te bewij™n, dat de 7 ten honderd van de koopsom voor onkostpennin• e« , waartoe de eerste ged. krachtens overeenkomst was gehouden, ;°°r hem eischer aan den notaris van Gruting zijn betaald, soromeende den tweeden ged. om dit feit te erkennen of te ontkennen, bij ■ «breke waarvan het voor erkend zal worden gehouden ; dat tegenaan' h "' '3ew'j® °P c'en tweeden ged. de last rust van het bewijs »an uetgeen hij geheel onwaar heeft gesteld; dat eindelijk het beroep, •' eliik et"i S'°' ^er conc^us'e van den tweeden ged. voorkomende, betrekBero- l 'T' eigendoms-overgang aan den agent van politie van den sen^ eetle onderbandsche acte en op e'én en denzelfden dag geteeoiu 1 S8röS'stieerd en overgeschreven, voorzeker wel niet geschikt is U - , r»gter een hoog denkbeeld te geven van de moraliteit der a!1 e'en> die in het werk zijn gesteld om den eisch te bestrijden niet biit"' maar eventueel de uitvoering vaneen gevreesd vonnis te ver, e'e" of te bezwaren; dat hij eischer dan ook niet zijn vermoeden „n 'ce't, dat de tweede ged. den opgedragen eed zal aannemen en afleggen, Va aaroin niet noodig acht te antwoorden op het zeker eigenaardige 1 Z1jn beroep op dien eigendoms-overgang;

"derende mitsdien hij eischer, dat: lo. aan de gedaagden de voorgestelde exceptiën zullen worden ontzegd; 2o. de ged. zal t,r^ v01 oordeeld 0111 den hierhoven opgedragen eed af te leggen, • "J gebreke van dien eed aan te nemen of terug te wijzen of, dien

aangenomen hebbende, af te leggen, aan den eischer zijne vordering tot ontbinding en vernietiging der overeenkomst zal worden toegewezen ; 3'. voor het geval tle ged. den opgedragen eed aan den eischer zal hebben teruggewezen , en deze dien zal geweigerd hebben af te leggen , aan den eischer zijn eisch tot ontbinding en vernietiging deiovereenkomst zal worden ontzegd; 4o. de ged. zal worden veroordeeld om aan den eischer tegen behoorlijke kwijting terug te geven ie soui van f 329 , wegens ten behoeve van zijne echtgenoote, de eerste ged., aan den notaris van Gruting betaalde onkostpenningen ; en 5°. ingeval de tweede ged. in gebreke mogt blijven den eed af te leggen, hem te veroordeelen in al de kosten van het geding, welke inders zullen worden gecompenseerd;

0., dat de tweede ged. voor dupliek heeft doen aanvoeren : dat hij bet tegen zijne vrouw verleend verstek niet heeft bestreden, maar, Srachtens de regten, hem toegekend als hoofd der echtvereeniging en ier huwelijks gemeenschap, gelijk mede krachtens zijne verdere huivelijksregten, zich juist heeft bepaald bij de stelling, dat zijne vrouw 'n casu onbehoorlijk en ten onregte is gesommeerd en in regten beroepen ; dat derhalve de daarop door hem ged. gegronde exceptie wordt gemoveerd alleen in zijn belang en niet voor of namens zijne vrouw, en hare verschijning alzoo, evenmin als hare niet-verschijning 3n het dien ten gevolge verleend verstek, hem voor die exceptie niet kan baten of schaden ; dat het onbehoorlijke en onwettige van sommatie en dagvaarding tegen des gedaagdes vrouw medebrengt de nietontvankelijkheid van des eischers vordering, ook voor zoover die ?ed. persoonlijk betreft; dat hij ged. bij zijne conclusie van antwoord duidelijk heeft gesteld, wat hij erkent en wat hij ontkent, zich daaraan blijft houden en protesteert tegen een erkend houden van door hem ontkende feiten; dat de eischer erkent, dat des gedaagdes vrouw, krachtens de pretense overeenkomst van koop en verkoop, gehouden was tot betaling der onkostpenningen, en dat de notaris van Gruting teil opzigte van deze overeenkomst is aan te merken als derde; dat derhalve niet die derde, maar alleen de eischer aan die overeenkomst tegenover de gedaagden regten en regtsvorderingen zou kunnen ontleenen , indien aan bedoelde verbindtenis dier pretense koop-overeenkomst niet door zijn gedaagdes vrouw vóór haar huwelijk ware voldaan ; dat nu des eischers vordering onder anderen betreft teruggave dier door hem, volgens zijn beweren, betaalde onkostpenningen, en dus die vordering geene andere is dan die tot nakoming van bedoelde jegens den eischer bij de pretense koop-overeenkomst door des gedaagdes vrouw aangegane verbindtenis, zoodat zijns gedaagdes tweede exceptie evenzeer is ontvankelijk; dat, zoo deze beschouwing onjuist ware, des neen, de eischer voorzeker wegens bedoelde beweerde betalingen tegen den ged. of diens vrouw geene vordering zou hebben, vermits de eischer bij het doen dier betalingen noch handelde als lasthebber van des gedaagdes vrouw, noch zich heeft doen subrogereu in de regten van den notaris van Gruting, gesteld ook , dat deze ware geweest crediteur van des gedaagdes vrouw; waarom bet enkele door den eischer aangeboden bewijs, dat hij die onkostpenningen betaald heeft, in deze veilig kan worden gepasseerd, te meer , zoo de eischer ook ai ten deze tot bewijzen zou moeten worden toegelaten, niet alleen te bewijzen zou zijn, wat hij betaald heeft, maar wat en waarvoor des gedaagdes vrouw zoude hebben moeten betalen, ter voldoening aan meerbedoelde hare verbindtenis; dat wijders , zoo des eischers beweren , dat hij voor rekening van des gedaagden vrouw de betalingen heeft gedaan, moet worden aangenomen, daardoor tevens zou zijn beslist, dat bedoelde hnre verbindtenis, uit de pretense koop-overeenkomst voortvloeijende, is nagekomen, en voor dit geval zeer zeker de eischer geen regt meer had daarna de ontbinding derzelfde overeenkomst te vragen; dat eindelijk de eischer die ontbinding niet meer mogt vorderen, vermits hij in de pretense koop-acte aan des gedaagden vrouw heeft gegeven algeheele kwijting, zonder eenige reserve , waardoor bet authentiek bewijs is geleverd, dat de verbindtenissen van dos gedaagden vrouw, althans voor zooverre die uit de bedoelde acte moesten voortvJoeijen, zijn te niet gedaan, en daardoor eene latere actie tot ontbinding wordt uitgesloten, ook al nam men aan, dat desniettegenstaande eene actie tot betaling der kooppenningen alsnog ontvankelijk zou zijn; dat hij ged.den hem opgedragen eed aanneemt en bereid is dien te zweren , zich nopens het al of niet decisoire van dien eed refereert aan het oordeel van den regter, en daartoe alleen door hem wordt opgemerkt: lu. dat bij niet alleen heeft beweerd, dat de kooppenningen , maar ook dat de onkostpenningen tusschen den eischer en des gedaagden vrouw zijn verrekend vóór het in schrift brengen en onderteekenen der pretense koop-acte, en des eischers vordering dan ook, behalve de kooppenningen, strekt tot teruggave der door hem betaalde onkostpenningen, terwijl in het laatste gedeelte van den eed alleen wordt gewaagd van verrekening der kooppenningen; 2°. dat daarentegen in het eerste gedeelte van den eed is opgenomen , dat aan den eischer ter zake van den koop en verkoop niets (dus noch koop- noch onkostpenningen) verschuldigd is; 3°. dat het in deze te vellen eindvonnis moet verbinden beide, slechts ieder voor hun aandeel in de gemeenschap verbonden, gedaagden, terwijl de beslissende eed (species—transactionis) in casu slechts aan één hunner is opgedragen; 4°. dat aan dien éénen ged. slechts is opgedragen te bezweren zijne wetenschap omtrent het door beide gedaagden niet verschuldigd zijn van des eischers in casu deelbare vordering, en 5°. dat hij ged. heeft gesteld, dat de daadzaak der verrekening van koop- en onkostpenningen is verrigt tusschen des gedaagden vrouw vóór haar huwelijk en den eischer;

waarna de tweede ged., onder persistit bij zijne genomene conclusië.n, acte heeft verzocht, dat hij den hem opgedragen eed aanneemt en zich omtrent het litis-decisoire van denzelven refereert aan het oordeel des regters, tevens nog in het geding brengende, met aanbod van visie en afschriften, de aan het slot dier conclusie breeder omschreven stukken;

0. in regten :

in de eerste plaats, wat betreft de vordering tegen de niet-versche□en eerste ged.: dat het tusschen partijen in confesso is, dat, nadat de bedoelde koop-overeenkomst tusschen deze ged. enden eischer was gesloten , eerstgenoemde met den tweeden ged. in algeheele gemeenschap vau goederen is gehuwd ; dat daardoor de beweerde ten laste van de eerste ged. bestaan hebbende schuld is geworden eene schuld der tusschen de gedaagden bestaande huwelijks-gemeenschap; dat regtens de man alléén de goederen van de gemeenschap beheert, en alzoo deze alléén voor schulden van de gemeenschap in regten kan worden aangesproken; dat mitsdien de eischer in zijne vordering tegen de eerste ged. is niet-ontvankelijk ;

0., dat hiertegen niets afdoet, dat tegen de eerste ged. reeds verstek is verleend, daar toeh de oorspronkelijke dagvaarding niet leed aan een verzuim, dat bij art. 9.' B- R. met nietigheid is bedreigd, in welk geval alléén, volgens het tweede lid van dat artikel, het gevraagde verstek zou moeten worden geweigerd; terwijl voorts ook, na verleend verstek, de ontvankelijkheid en gegrondheid van de voriering behoort te worden onderzocht, alvorens die zal kunnen wollen toegewezen ;

0., wat betreft de tweede ged., dat, ofschoon de eerste ged. ten onregte mede is gesommeerd en godagvaard, de eischer daarom toch ïvenzeer in zijne vordering tegen den tweeden ged. blijft ontvankelijk, m deze dan ook moet geacht worden behoorlijk te zijn in gebreke jesteld en gedagvaard ;

0. toch, dat het hier niet geldt eene qualiteit, afgescheiden van den ! jersoon des tweeden gedaagden, daar zijne hoedanigheid van beheerder '

der gemeenschap tevens zijn eigen vermogen omvat, en alzoo door eene vordering tegen of veroordeeling van den tweeden ged. per se de gemeenschap wordt getroffen ;

O., dat voor den tweeden ged. een tweede middel van niet-ontvankelijkheid is opgeworpen, op grond, dat de eischer eensdeels vraagt ontbinding eener overeenkomst wegens wanbetaling van kooppenningen , en anderdeels nakoming dierzelfde overeenkomst; doch dat ook dit middel is ongegrond, omdat de tweede vordering des eischers niet, zoo ^ als de eerste, steunt op de bedoelde overeenkomst van koop, gelijk hier nader nog zal worden overwogen;

0., wat betreft de vordering ten principale: dat bij bovengenoemde notariële acte van koop en verkoop de eischer aan de eerste ged. heeft verkocht het daarbij omschreven huis met erf, grond en tuin , voor de som van j 4700 , en de verkooper daarbij heeft verklaard die som in voldoening van den koopprijs van de koopster te hebben ontvangen, en haar daarvoor bij die acte kwgting heeft gegeven zonder eenig voorbehoud;

O., dat eene authentieke acte tusschen partijen volledig bewijs oplevert van hetgeen daarin vermeld staat, als in tegenwoordigheid van den ambtenaar te hebben plaats gehad, en mitsdien door genoemde acte, door den bevoegden ambtenaar in den wettelijken vorm verleden, het wettig bewijs is geleverd, dat de eischer voor dien koopprijs volledige kwijting heeft gegeven, en daardoor de verbindtenis aan zijde van de eerste ged. is opgeheven ;

0., dat, wel is waar, de eischer, door het opdragen aan den tweeden ged. van den beslissenden eed , het bewijs wil leveren , dat hij niet den koopprijs heeft ontvangen ; doch dat dit bewijs als onvoldoende behoort te worden verworpen, omdat, ook al ware bewezen, dat de eischer niet, gelijk hij bij authentieke acte heeft verklaard, den koopprijs van de koopster had ontvangen, en al ware ook bewezen , in strijd met der gedaagden bewering, dat, vóór het in schrift brengen eu onderteekenen van die acte, de koopsom niet was verrekend met hetgeen de eerste ged. van den eischer had te vorderen, daardoor het bij authentieke acte geconstateerd feit der kwijting onaangetast blijft;

0. toch, dat het geven van kwijting niet slechts het gevolg behoeft te zijn van voorafgegane betaling, maar ook kan gegrond zijn op andere omstandigheden , en het geven van kwijting mitsdien op zich zeil voldoende is om eene verbindtenis op te heffen, tenzij dat dezelve een gevolg zij geweest van geweld, dwaling of bedrog, hetgeen door den eischer niet is beweerd , veelmin bewezen;

0., dat, wel is waar, de door den eischer opgedragen eed door den tweeden ged. is aangenomen ; doch dat ook in dat geval de regter slechts dan den eed mag toelaten, wanneer daardoor bet tusschen partijen bestaande geschil werkelijk besiist wordt, hetgeen in casu gebleken is niet het geval te zijn ;

0., dat mitsdien de vordering van den eischer tegen den tweeden ged., voor zoover die strekt tot ontbinding der meergenoemde overeenkomst van koop met vergoeding van kosten, schaden en interessen, als ongegrond , behoort te worden ontzegd;

0., dat daardoor een onderzoek overbodig is geworden naar de vraag, welk regtsgevolg, met betrekking tot deze vordering, de omstandigheid heeft, dat het bedoelde onroerend goed reeds aan derden in wettigen eigendom is overgedragen ;

0., dat de vordering des eischers verder strekt tot betaling eener som van f 329 , zijnde het beloop der onkostpenningen , op den genoemden verkoop gevallen, ten bedrage van 7 pet. van den koopprijs, en welke som hij beweert voor rekening en ten behoeve van de "eerste ged. aan den notaris van Gruting te hebben betaald, ten bewijze waarvan hij beeft overgelegd een door genoemden notaris voor betaald geteekende duplicaat-nota tot evenv: meld bedrag;

U. te dien aanzien , dat wel de tweede ged. beweert, dat ook deze onkostpenningen vóór het in schrift brengen en onderteekeuen der koop-acte tusschen den eischer en gedaagdes vrouw zijn verrekend, doch voor dat beweren geenerlei bewijs door hem is geleverd noch aangeboden; en dat, welke bezwaren de tweede ged. ook tegen de bewijskracht van gezegde nota hebbe doen gelden , hij niet bij conclusie heeft ontkend, dat de eischer die som aan den notaris heeft betaald, noch ook beweerd, dat die som, hoewel niet legaal getaxeerd , het regtmatig bedrag van de kosten van den verkoop te boven ging;

0. mitsdien, dat, als tusschen partijen in confesso en bevestigd door de overgelegde voor betaald geteekende nota, kan worden aangenomen, dat de eischer aan dien notaris heeft betaald eene som van f 329 , en dat die som uitmaakt het bedrag van de onkosten, op meergenoemden koop gevallen;

O., dat, volgens art. 1502 B. W., de kosten der acten van koop en verkoop en andere bijkomende onkosten komen ten laste van den kooper, indien het tegendeel niet bedongen is , hetgeen in casu niet heeft plaats gehad;

O., dat de eerste ged. mitsdien als koopster, volgens de wet, tot betaling der onkostpenningen was verpligt, en wel volgens een algemeen erkend gebruik aan den notaris , die met den verkoop is belast geweest, en de gemelde koop-overeenkomst, hoewel die verpligting daarin noodeloos is herhaald, alzoo niet de grond is van dit gedeelte van des eischers vordering;

0. verder, dat, doordien de eischer die onkostpenningen aan den notaris heeft betaald, op eigen naam en zonder zich in de regten van den schuldeischer te doen stellen, die wettige schuld ten aanzien van dien notaris daardoor is gekweten, en die schuld alzoo niet meer de grond van des eischers vordering kan zijn ; dat echter door de betaling van eene wettige schuld, oorspronkelijk ten laste van de eerste ged., doch welke, niet gekweten zijnde vóór haar huwelijk, daardoor zou geworden zijn eene schuld van de gemeenschap, de eischer de belangen van de eerste ged., welke nu ook zijn die der gemeenschap , heeft waargenomen , en dit feit alzoo den grond van deze vordering uitmaakt;

0., dat degene, wiens belangen door een ander behoorlijk zijn waargenomen , gehouden is den waarnemer alle nuttige of noodzakelijke uitgaven te vergoeden; dat, vermits het bedrag dier betaling door den tweeden ged. niet bepaald hij conclusie is betwist, de gedane betaling eener wettige schuld als eene nuttige en noodzakelijke uitgaaf is te achten, en de tweede ged., als beheerder der gemeenschap, verpligt is aan den eischer die door hem gedane uitgaven te vergoeden, zoodat deze vordering des eischers, als in regten gegrond, behoort te worden toegewezen ;

0., dat, vermits beide partijen over en weder gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, er termen zijn tot eene gedeeltelijke compensatie van kosten ;

Gezien voorts artt. 1417, 1418, 1474, 1907, 1906, 1393, 175, 176 en 179 B. W-, alsmede artt. 56, 76 en 92 B. R.;

Verklaart den eischer niet-ontvankelijk in zijne vordering tegen de eerste ged.;

Verklaart den door den eischer opgedragen eed, als in casu overbodig en niet beslissend , niet toe te laten ;

Verklaart den eischer ontvankelijk in zijne vordering jegens den tweeden ged.; doch

Ontzegt hem zijne vordering, voor zoover die strekt tot ontbinding der koop-overeenkomst, met vergoeding van kosten, schaden en interessen;

Wijst tevens zijne tweede vordering jegens den tweeden ged. toe ; j Veroordeelt mitsdien den tweeden ged., ter zake voorschreven, tot : betaling aan den eischer eener som van f 329;