toelaten , of hij eischer in dat getuigenbewijs raogt te kort schieten

aan den ged. heeft opgedragen den beslissenden eed:

10. dat het niet waar is , dat hij ged. den 7 Oct. 1872 op de veemarkt te Nijkerk aan den eischer heeft verkocht, en de eischer alzoo Vin ged. heeft gekocht drie koeijen , door hem ged. op den 11 Oct. daaraanvolgende ten woonhuize van den eischer te Amersfoort te leveren;

2°. dat het iiiet waar is, dat partijen te gelijkertijd en plaats omtrent den prijs, voor elke koe te betalen, zijn overeengekomen tot en deze alstoen is vastgesteld op een bedrag van f 180, welke te gelijk bij de levering door den eischer aan hem ged. voor elke koe zoude moeten worden voldaan; en mitsdien heeft geconcludeerd, dat het der Regtbank moge behagen om , nadat de ged. zich over dien eed zal hebben uitgelaten , en voor het geval het getuigenbewijs mogt worden verklaard niet-toelaatbaar, of wel hetzelve niet voldoende mogt zijn geleverd, den eed, zoo als die hiervoren is vermeld , te verklaren te zijn boslissend , of wel dien zoodanig te wijzigen , als de Regtbank noodig en nuttig mogt oordeelen , alsmede om , ingeval de ged. mogt weigeren, daartoe behoorlijk opgeroepen , dien eed af te leggen, den eischer zijne vordering toe te wijzen, zoo als die bij dagvaarding en conclusie van eisch is omschreven, en, ingeval de ged. dien eed, zoo als die bij deze is opgedragen of door de Regtbank mogt worden gewijzigd, geheel of gedeeltelijk mogt afleggen , alsdan zoodanig te beslissen, als de Regtbank zal vermeeuen te behooren, waaraan eischer zich bij deze refereert;

dat de ged. bij incidentele conclusie van antwoord, aanvoerende, dat wijziging door den regter van eenen opgedragen beslissenden eed niet bij de wet is toegelaten, en zich refereert aan het oordeel der Regtbank omtrent de vraag, of de door den eischer geformuleerde eed voldoet aan de vereisebten van art. 1968 H. W.,— heeft verklaard, voor het geval de Regtbank dien eed mogt verklaren pertinent en concludent, dezen aan te nemen en bereid te zijn diea , ten dage en ure, door de Regtbank te bepalen, af te leggen;

O. in regten :

dat het door den eischer aangeboden en gevraagd getuigenbewijs zou moeten strekken om het aanwezen aan te toonen van eene overeenkomst , eene verbindtenis bevattende, waarvan het onderwerp de waarde van j 300 te boven gaat;

O., dat zoodanige overeenkomsten naar de wet niet door getuigen mogen bewezen worden , tenzij het geldt zaken van koophandel;

O. te dien aanzien, dat de ged. heeft erkend , dat de eischer is koopman , d. i. krachtens de bepalingen der wet, iemand, die gewoon is waren te koopen , om dezelve weder te verkoopen;

dat tot het bestaan van eene zaak van koophandel, bedoeld bij art. 1935 li. W., niet wordt vereischt, dat zoowel het obligo als de actie commercieel zij , vermits de wet in art. 3 W. K. reeds in het algemeen daden van koophandel noemt het koopen van waren , om die weder te verkoopen , onverschillig of hij , die deze waren verkoopt , tevens door die handeling eene handelsdaad verrigt;

dat het mitsdien ook onneodig is te onderzoeken, of ook de ged., hetgeen trouwens door dezen is betwist, is koopman;

dat de door den eischer gestelde daadzaken zijn ter zake dienende en afdoende, en er mitsdien termen zijn hem tot hst bewijs daarvan door alle middelen regtens, ook door getuigen, toe te laten;

Gezien de artt. 1932, 1933, 1935 B. W., de artt. 2 en 3 W. K., en de artt. 199 en 56 B. R.;

Alvorens ten principale regt te doen ,

Admitteert den eischer door alle middelen regtens, ook door getuigen, te bewijzen enz.

(Gepleit voor den eischer Mr. J. W. Sluiter, en voor den gedaagde Mr. J. tan dek Lee,cw , procureur te Amersfoort.)

HOOGE RAAD. — Burgerlijke hamer.

Zitting van Donderdag, 1 Mei.

Voorzitter, Mr. F. de Greve.

I. Uitspraak gedaan in zake;

(koloniaal) de Regering van Nederlandsch Indië, declarante, procureur Mr. C. J. Francjois, tegen P. W. von Bulow, gedeclareerde, niet comparerende. De kosten begroot.

II. Conclusie door het Openb. Min. genomen in zake:

lo. (cassatie) het Bestuur der Registratie en Domeinen, eischer, procureur Mr. C. J. Francais, tegen H. M. S. J. Engelke, weduwe van Jhr. C. C. A. Ridder van Rappard, c. s., verweerders, procureur Mr. M. Eyssell. Adv.-gen. Polis concludeert tot verwerping. Uitspraak 30 Mei.

2°. (id.) J. G. Ubaglis, eischer, procureur Mr. C. J. Franfois, tegen P. J. Senden, verweerder, procureur Mr. M. Eyssell, Adv.-gen. Romer concludeert tot verwerping. Uitspraak 30 Mei.

III. Geroteerd van de rol de zaken van:

lo. en Ï°. (koloniaal) A. M. Wesenhagen gq. Bunge en Comp., appellanten, procureur Mr. C. J. Frampois , tegen Mr. B. E. Colaijo Belmonte c. s., geïntimeerden, procureur Mr. J.Tan der Jagt.

IV. Conclusie door partijen genomen in zake :

(koloniaal) M. J. de Goveia, appellant, procureur Mr. J. van

der Jagt, tegen J. Bsëza, vennoot van en ten deze optredende voor de firma D. Bai;za en Comp., geïntimeerde, procureur Mr. C. J. Fran?ois. Pleidooijen bepaald op 4 September.

V. Op verzoek van partijen uitgesteld tot 5 September de pleidooijen in zake:

(cassatie) C. Kekule', eischer, procureur Mr. C. J. FranQois, tegen Eltzbacher en Comp., verweerders, procureur Mr. M. Eyssell.

VI. Gepleit in zake:

1". (eerste aanleg) de Twentsche bankvereeniging Blijdenstein en Comp., gevestigd te Amsterdam, c. s., eischers, procureur Mr. ji, Eyssell, advokaat Mr. W. Wintgens , tegen den Staat der Nederlanden, gedaagde, procureur Mr. C. J. Fran^ois, landsadvokaat Mr. A. de Pinto. Conclusie van het Openb. Min. bepaald op 16 Mei.

2°. (id ) E. Posno, gewoonlijk zich noemende en schrijvende E. J. Posrio eischer, procureur Mr. M. Eyssell, advokaat Mr. W. Wintgens, tegen den Staat der Nederlanden , gedaagde , procureur Mr. C. J. Franyois, lands-advokaat Mr. A. de Pinto. Conclusie van het Openb. Min. bepaald op 16 Mei.

NB. Vrijdag is er geene zitting gehouden.

PLEIDOOIJEN IN CASSATIE-ZAKEN.

12 Sept. Mr. L. van Oppen c. s., als curators in het faillissement van de firma Math. Tielens, eischers in cassatie, tegen de firma Hoogwinkel en Comp., Terweerders.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

Bij Z. M. besluit van den 29 April jl., n°. 18, is benoemd tot notaris binnen het arrondissement Deventer, ter standplaats de gemeente Deventer, J. W. L. Vroom, thans notaris te Gieten.

— Bij Z. M. besluit van den 30 April jl., n°. 16, is aan den heer J. H. ïïoogbruin, op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend als commissaris van politie te Arnhem.

BERIGTEN.

's Gravenhage, den 3 Mei.

De Arnh. Ct. is "teleurgesteld//, omdat wij haar voor de leer, dat de regter de wet heeft toe te passen en niet te beoordeelen, en derhalve ook niet heeft te treden in een onderzoek harer grondwettigheid *bijvoegelijke naamwoorden geven in plaats van argumenten.// Aangenomen dat dit zoo zij , dan zal de Arnh. Ct. de verklaring van dat verschijnsel daarin vinden, dat het ons doel alleen was protest aan te teekenen tegen de leer der regterlijke almagt, door haar en door het Vagbl. van Zuidh. en 's Oravenh. verdedigd; en zij zal liet ons wel willen vergeven, indien wij ook nu over deze zaak geene polemiek wenschen te voeren. Onze argumenten mogen goed of slecht zijn; maar men kent ze. Wij hebben die meer dan eens medegedeeld, en nieuwe weten wij niet. Wij erkennen, dat de Arnh. Ct. boven de meeste verdedigers Tan de regterlijke almagt deze groote Terdienste heeft, dat zij consequent is, en dat zij zich niet door de gevolgen laat verleiden om hare eigen leer te Terloochenen. Als het beginsel juist is, dan is het dat voor de wet zoo goed als voor provinciale of plaatselijke verordeningen. De gevolgtrekking derhalve, die de Arnh. Ct. uit het beginsel afleidt, is volkomen onberispelijk, dat erkennen wij gaarne. Maar het beginsel is niet het onze. — Wanneer wij echter het nut niet inzien om over de zaak zelve op nieuw een strijd aan te vangen, willen wij toch een paar woorden zeggen over de voorbeelden Tan de Arnh. Ct. Tan wetten, die de censuur invoeren, die onteigeningen niet ten algemeenen nutte en zonder voorafgaande schadeloosstelling inToeren, of die de pen halen door de nationale schuld. Men zal toch, denken wij, wel jnzien, dat deze Toorbeelden eTen zooTele casus non dabtles zijn. Aan dwaling of aan verschil Tan opTatting Tan de bepalingen der grondwet Talt daarbij niet te denken. Het zal, om zulke wetten mogelijk te maken, noodig zijn, dat de koning en zijne ministers opzettelijk de grondwet en hunnen eed schenden, en dat zij daarenboTen eene gedienstige eerste en tweede kamer Tinden, die even opzettelijk hunne medepligtigen willen zijn. En, als zulke zaken gebeuren, dan Terkeeren wij reeds in vollen staat van revolutie of anarchie. Maar zal nu de regter //naar het hart Tan het WeekU. of Tan de Arnh. Ct.» ons daaruit redden ? Is dat zijne roeping ? En heeft hij er zelfs de middelen toe f Eene regering, die zich niet ontziet om openlijk grondwet, wet, eed en pligt te Terkrachten, zal die zich zoo gedwee onderwerpen aan een regterlijk Tonnis, dat niet minder onwettig is, dan hare eigen handelingen, al heeft zij dat eTen weinig te beoordeelen, als de regter te oordeelen heeft oTer hare wetten? — Maar boTendien, als men die Toorbeelden eens omkeert; als men eens geeft casus non dabtles Toor casus non dabiles; als de regter eens goedTindt gehoorzaamheid te weigeren aan de meest grondwettige wetten, onder het Toorwendsel, dat hij ze niet grondwettig vindt, als hij dat geeft //als grond Tan zijn oordeel en Tonnis», maar in waarheid, omdat zij hem niet beTallen: wat dan ? wie zal ons dan helpen ? Er is hierop maar één antwoord mogelijk: zoo iets is naauwelijks denkbaar. En dat is waar ook. Concedimus. Maar de Toorbeelden Tan de Arnh. Ct. zijn eTen weinig denkbaar. Die Traag van ongrondwettigheid kan alleen te pas komen in enkele zeer twijfelachtige geTallen; maar dan moet zij beslist worden door den wetgeTer. Ieder op zijn terrein; ieder «binnen zijne grenzen.// De regter (Weekbladsche of Arnhemsche regter) moet weten, hoe hij zijn vonnis, de wetgeTer, hoe hij zijne wetten maakt.

De heer de Roo tan Alderwerelt heeft «veel eerbied voor de regtsgeleerde hoeren;» zoo veel, dat niemand dien meer heeft. — Maar »zij zijn niet kort van stof.» Op het Binnenhof misschien? — Het kan zijn. — Maar hoe is het daD met de andere heeren ? — ja, die zijn zeer kort van stof.

— Bij Kon. besluit van den 19 April 11., n". 13, is op het verzoekschrift , namens den veroordeelde C. Litman aan Z. M. den Koning ingediend , de tuchthuis-straf vau vijf jaren , waartoe hij wegens het plegen van moedwiliigen manslag door den Hoogen Raad bij arrest van den 17 Febr. te voren is veroordeeld, verwisseld in eene correctionnele gevangenis-straf van gelijken duur, met last, dat de bevolen aanplakking van het arrest zal worden achterwege gelaten ; blijvende overigens het arrest in zijn geheel.

— Op 1 Mei is door de commissie van administratie over de gevangenissen afscheid genomen van den heer F. F. Canneel, die op dien dag zijn eervol ontslag bekwam uit zijne betrekking als kommandant. Aan hem is door die commissie als souvenir aangeboden een gouden rémontoir-horologie.

Verbetering. — In het mengelstuk Jeu de hasard, geplaatst in Weekbl. n°. 3576 , staat voor de aangehaalde editie Tan den dictionnaire de f Académie het jaar 1861, waarvoor men leze 1811.

REGTSGELEERDE UITGAVEN.

FRANSCHE LITERATUUR.

Codes Franyais annotés par Royer-Collard et Mocrlon , édition de 1873 donnant droit aux supplément, jusqu'en 1877 inclus. 1 vol., gr. in 8°. Paris, le Boucher jeune.

Le même, 1 vol. in 18°. Paris, id.

ADVERTENTIEN.

- , - ———

Van Mr. CREMERS, AANTEEMHGEJI OP DB MDEBL, WETBOEKES,

zijn thans compleet verschenen:

Ai,gem. Bepalingen , Ovekgang en Regt.

Organisatie (2a druk) f 1.90.

Burgerlijk "Wetboek - 15.60.

Wetboek van Koophandel - 6.75

Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering - 8.75.

De eerste aflevering van het Wetboek van Strafvordering i' ter perse.

J. B. WQLTERS.

Bij W. E. J. TJEENK WILLINK, te Zwolle, is uitgegeven :

WET houdende voorziening tegen

BESMETTELIJKE ZIEKTEN

met de besluiten ter uitvoering

O

van 28 Febr. 1873, S. 85 en 17 April 1873, S. 43. door L. A. Schuurman. — 25 ct.

Bij P. N. YAN KAMPEN en ZOON, te Amsterdam, ziet het licht:

BEDONGEN PANDREGT

IN ZAKEN YAN KOOPHANDEL.

door

Mr. J. W. TIJF DKMAI,

Advocaat ie Amsterdam.

Prijs ƒ 0 30-

MARTINUS NIJHOEF, Boekhandelaar te~~ Gravenhage, heeft verzonden :

VEltZAUELhXU VAN ABBESTËS

vax den

HOOGEN RAAD DER NEDERLANDEN,

BEGONNEN DOOR WIJLEN DEN HEER j (» 4 V VAM U 10 V HONERT THz.,

voortgezet door Mr. J. C. itl. ÏAï I» K V H O IER T

en

Mr. C. C. E. d'ESGELBnOKNKH.

Jaargang 1873. Aflevering 2. Inhoudende:

Burgerlijk Regt, Dl. 36, register.

* 37 , blad 7—10.

Zegel en Registratie,'/ 5, // 31— 32 %.

Prijs per jaargang van 96 bladen f 14.40.

LÉON'S REGT SPRAAK,^

Thans ziet het licht en is aan de inteekenaren verzonden het tweecle gedeelte van den tweeden druk va» de afdeeling:

BURGrEEIIJK WETBOEK,

HERZIEN EN TOT DEN DAG DER UITGAVE BIJGEWERKT,

door

Mr. C. ASSER,

Advokaat en Regter-plaatsveroanger te 's Gravenhage.

Dit gedeelte behelst de Regtspraak enz. betreffende het 2de boek van het Burgerlijk Wetboek (artt. 557—1268).

Het derde gedeelte van deze afdeeling is ter perse.

Bij de voornaamste boekhandelaren zijn het 1ste en 2de gedeelte van Mr. Asser's : BURGERLIJK WETBOEK a f 11.50 verkrijgbaar.

De prijs van I/ÉON'S REGTSPRAAK (waarvan elke aflevering steeds afzonderlijk is te bekomen) is thans :

Deel I (Staatsregt), met drie vervolgen ƒ26.00

» II, afl. 2 en 3, 1ste en 2de ged.

(Burgerlijk Wetboek, boek I en II) 11.50

» II, afl. 4 (Koophandel), met twee vervolgen . . . 12.00 « II, afl. 6 (Strafvordering) 10.00

Gravenhage,

22 April 1873. GEBR. BELINFANTE.

Snelpersdruk en Uitgave van GEBBOKUüB® ■IK1.,1YI I\TI<: , te '» Gravenbage.