cheren, gelegen in de gemeente Serooskerke en Gapinge, thans Vrouwepolder;

dat omtrent de ligging, grootte en begrenzing der landerijen, waaruit voorschreven tiendblok bestaat, tusschen partijen niet het minste verschil i», en uit hare overeenstemming, alsmede uit de ten processe geproduceerde stukken blijkt, dat zijne geheele grootte bedraagt omstreeks 108 hectaren land , van welke ongeveer 26 hectaren zijn weiland en boomgaard, de overige uit bouwland bestaan ;

dat de eischer, die een achttal perceelen lands in dat tiendblok in eigendom bezit, door af- en aankoop eigenaar geworden van de helft van het tiendregt in meergenoemd tiendblok, alsnu gebruik makende van het regt, hem toegekend bij art. 2 der wet van 12 April 1872 (Stbl. n°. 25) tot bovenbedoelden afkoop der wederhelft in dat tiendregt, aan het gedaagde kroondomein heeft aangeboden de som van f 6286 , bij de berekening van welke som de eischer als maatstaf heeft genomen de opbrengst der verpachtingen van gezegd half tiendregt in meergemeld tiendblok door het kroondomein gedurende de vijftien laatste jaren, na aftrek der twee voordeeligste en der twee nadeeligste jaren, en na bijvoeging der kosten van taxatie, en andere ongelden, waarvan het twintigvoud voorschreven som van f 6286 uitmaakt ;

O. , dat de ged. de juistheid dier berekening niet heeft betwist, en gezegde som heeft aangenomen als hetgeen verschuldigd zoude zijn voor de landen, die iu de laatste vijftien jaren zijn bebouwd en tiendbare vruchten hebben opgeleverd; maar heeft beweerd, dat, vermits de afkoop betreft de helft van het tiendregt over dat tienblok in zijn geheel, ook in rekening moet worden gebragt de waarde van het tiendregt op dat gedeelte, hetwelk uit weiland en boomgaard bestaat, in dat geval eerst door deskundigen te taxeren;

0., dat, vermits door den eischer eene tegenovergestelde meening wordt voorgestaan, het in deze alléén de vraag is, of bij afkoop van het tiendregt van het bedoelde tiendblok, hetwelk gedurende de laatste vijftien jaren dezelfde uitgebreidheid heeft behouden en waarvan de geheele tiend-opbrengst gedurende dien tijd in het openbaar is verpacht, het zoogenaamde slapend tiendregt afzonderlijk behoort te worden geëvalueerd en tevens aan den tiendheffer moet worden vergoed; van de beantwoording van welke vraag ook de al of niet voldoend-verklaring van des eischers aanbod afhangt;

0. te dien opzigte , dat het hier geldt een tiendblok , zamengesteld uit verschillende grondstukken, die niet alle en ieder op zich zelf niet immer onveranderlijk tiendbare vruchten voortbrengen, maar op welke, te i»men genomen, ten behoeve van een of meer tiendheffers de schuldpligtigheid van tienden rust;

dat, volgens de bepalingen der wet van 12 April 1872 (Stbl. n°. 25), de pligtige, die van zijn regt tot afkoop der schuldpligtigheid wil gebruik maken, gehouden is dergelijk bloktiend in zijn geheel af te koopen, terwyl, bij gebreke van overeenkomst tusschen den tiendpligtige en den heffer, de afkoopprijs der schuldpligtigheid door de wet wordt geregeld;

dat by de wet als eerste maatstaf ter bepaling der waarde van die schuldpligtigheid wordt gesteld het twintigvoud van de jaarlijksche opbrengst der vijftien laatste jaren, na aftrek der twee voordeeligste en der twee nadeeligste jaren , welke waarde eerst dan, als zij niet door jaarlijksche verpachtingen kan worden bepaald, uit de landelij te marktprijzen wordt opgemaakt; terwijl, als ook zoodanig middel tot begrooting der waarde ontbreekt, de afkoopprijs door den regter na verhoor van deskundigen wordt vastgesteld;

0. derhalve, dat bij bloktienden, waar gedurende minstens vijftien achtereenvolgende jaren verpachting van de geheele opbrengst der tiendschuldpligtigheid heeft plaatsgehad, de prijs-bepaling niet kan worden gebaseerd ènjop die verpachting èn op schatting, daar dit in strijd zou zijn met het duidelijk voorschrift der wet;

0. met betrekking tot het onderhavige tiendblok, genaamd de Noordtienden , dat uit de door den ged. overgelegde grossen van verpachting der domaniale tienden, gelegen in de jurisdictie der gemeenten Serooskerke, Gapinge, Vrouwepolder enz., blijkt, dat van het jaar 1858 tot en met het jaar 1872, en dus gedurende vijftien jaren, de tiend-opbrengst van genoemd tiendblok, waarop door den ged. het tiendregt voor de helft wordt uitgeoefend en hetwelk in uitgestrektheid hetzelfde is gebleven, telkens in haar geheel zonder splitsing of zelfs aanduiding van de verschillende grondstukken , waaruit het bestaat, is verpacht geworden ;

dat bij de algemeene voorwaarden van verpachting alleen werd bepaald (art. 23), dat de pachters in de geveilde blokken ook zouden trekken de tienden van nieuw gescheurde of uitgeroeide bosschen, die kennelijk in het jaar 1840 niet meer waren geweest woeste of heidegronden, en tevens (art. 17) aan hen de zorg werd opgedragen om acht te geven, dat in hunne gepachte blokken niets dat aan het tiendregt onderworpen was, ongetiend zoude blijven of daaraan zoude worden onttrokken ;

0., dat alzoo die verpachting , welke het gansche tiendblok omvatte, en voor geen deel der schuldpligtigheid eenige uitzondering maakte, is de wettelijke maatstaf ter bepaling der waarde van de schuldpligtigheid, in casu voor de helft ,j op voorschreven tiendblok rustende, zonder dat op die waarde, over een tijdsverloop van vijftien jaren berekend, van invloed kan zijn de omstandigheid, dat een deel daarvan gedurende enkele dier jaren of zelfs gedurende al die vijftien jaren geene tiendbare vruchten heeft opgeleverd;

0. , dat dan ook geen tiendblok van eenigen omvang alléén van bouwland, alle jaren tiendbare vruchten afwerpende, denkbaar, of bestaanbaar is; en dat naar het systeem der wet de tiendheffer bjj afkoop der schuldpligtigheid slechts zooveel kapitaal ontvangt, als in regtmatige verhouding staat tot het door hem genoten vijftienjarig gemiddeld revenu van zijn tiend-eigendom in zijn geheel;

0., dat met dat wettelijk systeem niet is overeen te brengen eene afzonderlijke vergoeding voor het in een tiendblok aanwezig zoogenaamde slapende tiendregt, aan den tiendheffer te voldoen, daar alsdan het revenu van dezen, ten koste van den tiendpiigtige, die afkoopt , zoude worden vermeerderd, hetgeen toch werkelijk het geval zoude zijn , ali hem boven de jaarlijksche opbrengst van het tiendblok, in z(jn geheel, nog een geldelijk bedrag voor zeker niet wel splitsbaar gedeelte werd toegelegd;

0. immers, dat de opbrengst der schuldpligtigheid van tienden alleen datgene bevat, wat ten bate komt van den tiendheffer, en deze slechts aanspraak heeft op vergoeding der wezenlijke waarde van zijn eigendom, iD deze de bedoelde schuldpligtigheid, welke hij ten volle ontvangt, als hem het twintigvoud van zijne jaarlijksche revenuen wordt uitgekeerd ;

0., dat, volgens de sastennen van het kroondomein, bij bloktienden voor den afkoop van het tiendregt op weiland en boomgaard afzonderlijk moest worden betaald, den tiendpiigtige willekeurig aen last zoude worden opgelegd, die noch vóór, noch bij het aanbod inhaerent was aan zijne schuldpligtigheid;

0., dat het overbodig moet worden geacht den wil des wetgevers uit de geschiedenis der wet op te sporen, vermits, zoo als hiervoren is betoogd, uit de woorden der wet ondubbelzinnig blijkt, dat de schuldpligtigheid van tienden rust op het geheele tiendblok, zoo weiland en boomgaard, zoowel als op bouwland; en dat de volle waarde van die schuldpligtigheid, in haar geheel, in kapitaal wordt vertegenwoordigd door het twintigvoud der gemiddelde opbrengst van de laatste vijftien jaren ;

0., dat de eischer, naar dien maatstaf de som berekend hebbende, door hem aan hst gedaagde kroondomein aangeboden tot afkoop der

bouwland, alle jaren tiendbare vruchten afwerpende, denkbaar, of

wederhelft van het door hetzelve uitgeoefend wordend tiendregt in het reeds meermalen beschreven tiendblok, met dit aanbod allezins kan volstaan ;

Verleent hem acte van zijn bij dagvaarding gedaan aanbod ;

Verklaart, dat hij daarmede kan volstaan en tot verder en meerder is ongehouden;

Verleent verder aan partijen acte van de door haar respectivelijk gedane verklaringen ;

Passeert de subsidiaire conclusiën tot getuigenverhoor en tot opneming door deskundigen ;

En alsnu regt doende in het hoogste ressort ,

Gezien de artt. 1, 2, 3 en 4 der wet van 12 April 1872 (Stbl. n". 25), en art. 56 B. R.;

Verklaart , dat het door den ged. voor de helft uitgeoefend tiendregt in het tiendblok de Noordtiende in Walcheren, gemeenten Serooskerke en Gapinge (Vrouwepolder), tegen kwijting der som van f 6286, is overgegaan op den eischer, te dien effecte, dat gezegd tiendregt zal zijn afgekocht, voor zooveel de hem toebehoorende landerijen betreft, te weten : de perceelen , kadastraal in de gemeente Serooskerke bekend sectie B, n"s. 163, 163 bis, 164, 165, 166, 216, 217 en 217 bis, terwijl hij in de plaats des gedaagden zal treden met betrekking tot de overige in dat tiendblok gelegen gronden, en wel tot de perceelen , kadastraal bekend: a. in de gemeente Serooskerke, sectie B, n08. 150 , 153 tot en met 158, 158 bis, 159, 160 tot en met 162, 169 tot met 177 , 182 tot en met '201 , 201 bis, 202, 202 bis, 203 tot en met 211 , 211 bis, 212 tot en met 215, 218, 220 bis, 245, 248 tot en met 253, 286, 287, 288, 345, 346 , 353 en 354, eindelijk 370 en 371, deze beide laatste nummers te zamen uitmakende het oud n159 bis; b. in de gemeente Vrouwepolder (Gapinge), sectie K, li". 56, 64, 65, 67 tot en met 71, 71 bis, 162 en van n°. 55 tot het westelijk deel, voor zooveel dit wordt bepaald door eene regte lijn, getrokken tusschen twee ter plaatse aanwezige steenen palen uit den noordkant van den groeneweg of noordhoek van het perceel, kadastraal bekend gemeente Vrouwepolder, Gapinge, sectie K, n°. 57, naar het hangen van den dijk of het perceel, kadastraal in de gemeente Vrouwepolder, Gapinge , bekend sectie B, n°. 126 bis, waar de Abdij-toren van Middelburg en de groote Kerktoren van Veere een hoek van 609/js graden maakt;

Veroordeelt den ged. in de kosten van het regtsgediug.

MENGELWERK.

TOESTEMMING ZONDER ERKENNING EN ERKENNING ZONDER TOESTEMMING.

{Ingezonden.)

Wanneer de natuurlijke moeder tegenwoordig is bij de voltrekking van het huwelijk van een niet door haar erkend kind en tot dat huwelijk hare toestemming geeft, sluit die toestemming dan in zich de erkenning van bedoeld kind, of is de toestemming van voogden noodig ? — Toestemming zonder erkenning.

Wanneer een man en vrouw te zamen gelijktijdig verschijnen voor den ambtenaar van den burgerlijken stand en bij acte voor dien ambtenaar eenstemmig en gezamenlijk verklaren, dat zeker daarbij genoemd kind, uit de comparante geboren , als hun kind wordt erkend , kan dit dan als genoegzame toestemming van de zijde der moeder beschouwd worden, zoo als bij art. 339 van het Burg. Wetb. wordt gevorderd? — Erkenning zonder toestemming.

In het Weekblad v. h. R. n°. 3638 komt voor een vonnis van de Rechtbank te Groningen dd. 25 Sept. 1873, waarbij eerstgemelde vraag bevestigend wordt beantwoord. In n°. 3649 komen twee vonnissen voor van de Rechtbank te Leeuwarden dd. 25 Febr. 1867 en van die te Appingedam dd. 20 April 1866, waarbij die vraag ontkennend wordt beantwoord.

Minder bekend is misschien , dat ook de tweede vraag aan de beslissing van een rechterlijk collegie is onderworpen geweest, en wel van de Rechtbank te Zierikzee. Bij vonnis van 18 Oct. 1853 ontsloeg genoemde Rechtbank den gedaagde, ambtenaar van den burgerlijken stand, van alle rechtsvervolging. En op het beroep in cassatie oordeelde de Hooge Raad bij arrest dd. 13 Jan. 1854 als volgt:

n Overwegende, dat bij het beklaagde vonnis in facto als bewezen is aangenomen, dat gelijktijdig voor den verweerder, in zijne hoedanigheid van ambtenaar van den burgerlijken stand, zijn verschenen C. v. V. en M. H., en alstoen voor dien ambtenaar eenstemmig en gezamenlijk hebben verklaard, dat het kind der vrouwelijke kunne in die gemeente, geboren den 9 Jan. 1826 uit genoemde M. H., en waaraan toen is gegeven de voornaam I., door hen werd erkend als hun kind, en dat ten gevolge van die erkenning is opgemaakt de ten processe voorhanden acte van erkenning dd. 21 Juni 1852;

»0., dat bij het beklaagde vonnis is geoordeeld, dat door die handeling voormelde M. H. moet geacht worden hare volkomen toestemming te hebben gegeven tot de erkenning van genoemd kind door gemelden C. v. V., en dien ten gevolge heeft verklaard, dat in deze geene erkenning door den vader is aangenomen , zonder de bij de wet gevorderde toestemming der moeder van het betrokken natuurlijk kind;

» 0. nu, dat, zelfs al ware deze beslissing als onjuist en verkeerd te beschouwen, dezelve evenwel geene aanleiding tot cassatie van het beklaagde vonnis zou kunnen geven, als zijnde van geheel feitelijken aard; en de Raad mitsdien niet kan treden in een nieuw onderzoek der vraag, of de moeder, blijkens die acte, al dan niet in de erkenning heeft toegestemd;

«Verwerpt» «nz. X.

WETTEN, BESLULTEN, CIRCULAIRES ENZ.

Bij Z. M. besluit van den 31 Dec. jl., no. 42, is bepaald, dat de jaarwedde van den hoofd-commissaris en de commissarissen van politie te Rotterdam worden vastgesteld als volgt; voor den hoofd-commissaris van politie op f 3600; voor de twee oudste commissarissen van politie op f 2700; voor de overige commissarissen van politie op ƒ 2500; welke regeling den 1 Jan. 1874 zal ingaan.

HOOGE RAAD. — Hamer van Strafzaken.

I ====?-— . • ■ ... — -—- ■»

Zitting van Maandag , 19 .Tanuarij.

Voorzitter, Mr. J. D. W. Pape.

I. Uitspraak gedaan iu zake;

1°. F. Meppelder, tegen een arrest van het Hof in Zuidholland. Verworpen,

2°. den officier bij de Regtbank te Amersfoort, tegen een vonnis in zake S. C. H. Bruinings c. s. Het vonnis vernietigd en de zaak verwezen naar het Ilof in Utrecht.

3». en 4». L. Agterkamp, tegen een vonnis der Regtbank te

Zutphen. Verworpen.

5". en 6°. don ambtenaar van het üpenb. Min. bij het Kantongeregt no. I te Rotterdam, tegeu een vonnis in zake F. M. Merrem e. s. en P. van der Slik c. s. Niet-ontvankelijk verklaard. 7°. F. Strooband, tegen een arrest van het Hof in Zeeland. Verworpen.

8°. H. C. Schuurman, tegen een arrest van het Hof in Noordholland. Verworpen.

9°. S. van der Bunt, tegen een arrest van hetzelfde Hof. Verworpen.

10». J. van der Wijk, tegen een arrest van het Hof in Friesland. Verworpen.

II. Behandeld het beroep van :

den proc.-gen. bij het Hof in Noordbrabrant, tegen een arrest iu zake F. Verheijen. Rapp., raadsh. Kalff. Adv.-gen. Romer concludeert tot vernietiging van het arrest en verwijzing der zaak naar een aangrenzend Hof. Uitspraak 9 Februarij.

III. Op verzoek van den verdediger van den requirant uitgesteld tot 16 Februarij de behandeling van het beroep van:

J. J. Giessen, tegen een vonnis der Regtbank te Maastricht.

•*—- — - ~

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

Bij Z. M. besluit van den 9 dezer, n°. 14, is aan Mr. D. H. Wicherlink, gewezen president van het Prov. Geregtshof in Overijssel, een pensioen verleend ten laste van den Staat, ten bedrage van f 2200 'sjaars, op grond van de artt. 3 a en 43 der wet betreffende de burgerlijke pensioenen, laatstelijk gewijzigd bij die van 21 Mei 1873 (Stbl. n». 64).

— . i — .^,1 . BERIGTEN.

's Gravenhage , den 19 Januarij.

Duitschland. — De Tweede Kamer van Beijeren heeft, op voorste' van den heer Volk, zich voor het behoud der jury in criminele zaken verklaard. Die instelling werkt in Zuid-Duitschland reeds lang, zonder tot veel bezwaren aanleiding gegeven te hebben ; en ongaarne zoo men zien, dat de rijkswetgeving er een einde aan maakte.

REGTSQELEERDE UITGA YEN.

FRANSCHE LITERATUUR.

Lionville , E., subst., De la statistique judiciaire. Discours. In 80, 38 p. Riom, Leboyer.

Lkeont , J., avoc., Remarques sur 1'interdiction des aspbasiques. In 8°., 15 p. [Extr. des Ann. d'hygiène et de médec. lég., 1872.]

ADYERTENTIEN. Bij GEBR,BELINFANTE, te'sHage, ziet het licht:

THEMIS,

REGTSK.UNDIG TMDSCHKIfT »

ONDER REDACTIE VAN

Mr. Dav. H. Levyssohn Norman , Mr. A. de Pinto , Mr. GiJS®1 M. van der Linden, Jhr. Mr. J. de Witte van CittebS en Mr. J. Kappeyne van de Coppello.

XXXIVste DEEL. — N«.

December 1873.

Inhoud:

STELLIG REGT (NEDERLANDSCH).

Burgerlijk regt en Regtsvorderino. — Aanteekeninge« °P artikelen van het Burgerlijk Wetboek, door Mr. N. K. F. LAN»' Advokaat te Leiden. [Zie Themis , 1871, blz. 401.]

Hoe moet er in rechten gehandeld worden met betrekking tot jarige kinderen, wanneer volgens artt. 524 en 526 B. W., ten aanZ'g_ van den afwezigen vader, rechtsvermoeden van overlijden is u^es^r n ken, bepaaldelijk in het geval, dat van de vergunning tot het aanj} ^ van een ander huwelijk (art. 550) door de achtergebleven moedei gebruik gemaakt t door Mr. Ph. W. Scholten , Griffier bij Kantongeregt te Beverwijk.

Over Boedelscheiding, speciaal met het oog op den verkoop van effect® schuldvorderingen en actiën , ten deele aan minderjarigen toebe rende, door Jhr. Mr. D. G. van Teylingen, lid van de Arr.-Kegt >a te Dordrecht.

BOEKBEOORDEELINGEN EN VERSLAGEN.

Nederlandsche Literatuur.

Beginselen van Jdandelsregt volgens de Nederlandsche wet, dooi' G. Kist, Raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden, I Sandelsverbindtenissen uit overeenkomst. De overeenkomst ' verzekering. — Amsterdam, J. H. Gebhard en C0., 1873, 8".; — door Mr. G. J. A. Faber, Procureur te Rotterdam.

Buitenlandsche Literatuur.

Traité du Compte-Courant, par Emile Feitü, Docteur en Droit, cureur de la République 'a Gumcamp (Cötes-du-Nord). Paris, (joor jjr. J. A. Levy , Advokaat te Amsterdam.

BERIGTEN VAN GEMENGDEN AARD.

Ontwerp van wet, betreffende de intrekking van de Jagtwet, ® s Memorie van Toelichting, door de heeren Mr. L. Oldi® Gratama, Idzerda en van Kerkwijk,

REGTSGELEERDE BIBLIOGRAPHIE. ^

NB. Bij dit stuk is gevoegd het Vijtjarig Register op de Themis

1869—1873).

- ^

Snelpersdruk en BHgave TBn

BKUMCASVKi te '■ nh#*"'

4