de balen koffij, waarover het geschil loopt, werkelijk beoft overgenomen ;

O., dat de ged. in vrijwaring heeft erkend, dat zij , tijdens het beleg van Stiaatsburg, daar ter plaatse heeft verkocht l'iO balen koftij. B. VV. 4u8—5u7, gewikt b062 kilo, welse balen uit Duitsehland over Wei-seniburg waien verbonden ; dat de identiteit van deze balen niet die, waarover het geschil loopt, voldoende blijkt uit het aantal der balen, het gewigt, het merk en de nuiiitnerj, welke allen dezelfde zijn als die welke in den vrachtbrief (geregistreerd) voorkomen, gevoegd bij de hiervoren aangehaalde vermelding in de loupcedul, namelijs, uat de onderwerpelijke balen koitij den 16 Julij 1870 te Weisscinburg zyn aangekomen en van laar vermoedelijk naar Frankrijk vervoerd; dat, ten gevolge van deze omstandigheden, de beweerde met-untvankeüjkheid der vordering tot vrijwaring door de Fransche Oo-tbaan, als eerste middel van defensie voorgesteld, behoort te worden verworpen;

O. alsnu, ten opzigte van de subsidiaire verdediging van den waarborg, welke over het lot van den eisch ten principale en van dien in vrijwaring gelijkelijS beslist;

dat deze defensie hoofdzakelijk hierop neêrkomt, dat de ged. in vrijwaring dojr overmagt, te weten door den Fracsch-Duttschen oorlog, verhinderd is geworden voor het verdere transport zorg te dragen ;

dat zij, tot staving van hare bewering, heeft gewezen op de volgende feiten: 10. dat bij besluit van den toenmaligen minister van openbare werken in Frankrijk dd. 15 Julij li 70, de Oostbaan werd gerequireerd al hare middelen van transport ter beschiKking van den minister van Oorlog te stellen , met bepaling, dat, tot nader order, de gewone dienst van personen- en goederentreinen zou kuunen worden gestaakt; 2". dat die balen tijdens het beleg van Straatsburg zijn verkocht en die verkoop noodzakelijk is geweest, omdat de goederen gevaar liependoor het vuur van den vijand te worden vermeld; 3". dat bij een aantal arresten de oorlogstoestand in 187(J als overmagt is aangenomen ;

O. daaromtrent, dat, indien ware bewezen, dat de Fransche Oostbaan te i gevolge van den oorlog werkelijk buiten magte ware geweest voor het verder transport zorg te dragen , zulks als overmagt zou moeten word-n aangemerkt, maar dat het bewijs in deze niet voldoende is geleverd; dat toch, wat er van het bedoelde besluit dd. 15 Julij 1870 ook zij, het in elk geval niet blijkt dadeljjK te zijn ten uitvoer gelegd; dat vermoedens voor het tegendeel kunnen worden afgeleid uit de omstandigheid, dat de ged. in vrijwaring heelt erkend, dat, volgens eene aanteekening van den commissaire de surveillance administrative du chemin de fer de 1'Est, het afschrift van het besluit hem eerst den 22 Julij is ter hand gekomen, om het ten uitvoer te leggen, en boveuilien ook uit het erkend fit, dat, niettegenstaande het besluit, de balen koffie tot Straatsburg zijn vervoerd; dat verder niet voldoei.de is verklaard, waarom de goederen de stad Straatsburg een betrekkelijk zoo geruimen tijd voor het beleg niet hebneu kunnen verlaten , hetgeen ta opmerkelijker is, wijl minstens gedurende drie weken (16 Julij tot 6 Aug., slag van Woerih; de concentratie der armeen uitsluitend ten noorden vaa Straatsburg plaats had; dat juist voor deze goederen, wijl zij waren afgezonden vóór het uitbreken van dezen plotselingen oorlog, te meerder zorg had behooren te worden gedragen ;

G. echter ten aanzien der oorspronkelijke vordering, dat voldoende is geoleken, dat de balen koffij niet meer voorhanden zijn, zoodat de subsidiaire en niet de primaire vordering in aanmerking moet komen;

Gezien de artt. 9 Alg. Bep., 1»29 volg., 1840 B. W., 86 volg., 91 W- K., 68 volg., 315, 53 en 56 B. R.;

liegt doende enz.,

a. ten aanzien der zaak ten principale;

Veroordeelt de originele ged. om aan de originele eischers te vergoeden de schade, veroorzaakt door de niet-uitlevering en bezorging der onderwerpelijke 100 balen koftij ten bedrage van ƒ 5514.23 met de renten a 6 pet. van den dag der dagvaarding;

Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hooiier beroep, mits stellende zekerheid;

Veroordeelt de originele ged. in ae kosten;

b. ten aanzien der zaak in vrijwaring:

Passeei t het door de oorspronkelijke ged., eischeresse in vrijwaring, aangeboden bewijs;

Verklaart, dat de ged. in vrijwaring met het door hem gedane aanbod niet kan volstaan;

Veroordeelt de ged. in vrijwaring tot betaling van alles, waartoe de eisciieres in vrijwaring bij dat vonnis, ten behoeve der oorspronkelijke eischers is veroordeeld;

Veroordeelt de ged. in vrijwaring in de kosten ten deze gevallen.

(Gepleit voor de oorspronkelijke eischers Mrs. J. Pinner en J. van S. Mi lder , voor de oorspronkelijke gedaagde en eischeres in vrijwaring Air. AüO. Philips, en voor de gedaagde in vrijwaring Mr. U. Jj. Habtogh.)

MENGELWERK.

HET STAAT IN DE GRONDWET. — DOOD GEPRAAT OF DOODGEZWEGEN.

(Ingezonden.)

Wil het Handehblad het artikel niet noemen ?

Of is het Handelsblad dood gepraat en ad terminos non logui 1 Of moet de zaak, die met zoo veel gedruisch is opgezet, nu maar doodgezwegen worden ?

Ook een Nederlander.

HOÜGE RAAD. — HurjrerlljUe hamer,

Zitting van Donderdag, 19 Maart.

Voorzitter, Mr. F. de Greve.

Gepi.ett in zake:

(cassatie) N. Pruimers , eischer, procureur P. J. van der Burgh , advokaat Mr. A. P. Th. Eyssell, te^en J. Th. Baronnesse van Dedein, weduwe D. Pruimers, verweerderesse, procureur Mr. C. J. Kran^ .is , advokaat Jhr. Mr. J. F. Schuurbecijue Boe\je. Conclusie van het Openb. Min. bepaald op 2 April.

Zitting van Vrijdag, 20 Maart.

I. Beöedioin'o van de heeren J. G. W. Fijnje, W. Testas en J. W. Sious Sloot, als deskundigen.

II. Uitsl-raak gedaan in zake :

(cassatii) den Staat der Nederlanden , eischer, procureur Mr. C. J.Fran^i.is, tegen C. II. de Witte van Citters, echtgenoote van A. A. des Tombe, verweerderesse, procureur Mr. M. Eyssell, en J. van den Berge c. s., mede-verweerders, niet comparerende. Vtrwor^en.

III. Gepleit voor den verweerder ta zake:

(revisie) de Hollandsche ijzeren spooi weg-maatschappij , gevestigd te Amsterdam, eischeresse, procureur Mr. J. van der Jagt, tegen den Staat der Nederlanden , verweerder, procureur Mr. O. J. Frai^ois, lands-advokaat Mr. A. de Pinto. Radencommissarissen, Mrs. Voorduin en de Vos. Conclusie van het Openb. Min. bepaald op 2 April.

IV. Conclusie door het Openb. Min. genomen in zake:

1". (cassatie) L. Drijber gq., eischer, procureur Mr. J. van der Jagt, tegen G. Laus, verweerder, procureur Mr. C. J. Franfois, en U. W. Holtman, mede-verweerder, niet omparerenüe. Adv.-gen. Smits concludeert tot verwerping. Uitspraak 17 April.

2°. (id.) B. Deuss, eischer, procureur Mr. M. Eyssell, tegen de handelsvennootschap onder de firma P. J. Berger , verweerderesse , procureur Mr. J. van der Jagt. Adv.-gen. Smits concludeert tot verwerping. Uitspraak 17 April.

V. Nieuwe zaak :

(eerste aanleg) J. W. K. Rogerde Campagnolle, eischer, procureur Mr. M. Eyssell, tegen den Staat der Nederlanden, gedaagde, procureur Mr. C. J. Franfois.

PLEID00UEN IN CASSATIE-ZAKEN.

1 Mei. H. C. de Koning, echtgenoote van C. E. W. Bloemhert , c. 8., eischers, tegen het Bestuur der Registratie en Domeinen , verweerder.

7 ,, S. H. van Minden en Zonen, eischers, tegen F. 3. Palm¬

boom en Zoon, verweerders.

8 0 De firma Geo F. Egidius, eischeresse, tegen de Nederland-

sche Lloyd, verweerderes-e.

0 0 De firma Geo F. Egidius, eischeresse, tegen de Hollandsche assurantie-compagnie, verweerderesse.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

Bij Z. M. besluit van den 17 dezer, no. 18, is aan Mr. J. Commelin Jr., op zijn daartoe gedaan verzoek, met ingang van 1 April aanst., eervol ontslag verleend als notaris te Amsterdam.

— Bij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening , n°. 21 , is aan W. F. C. Baron Bentinck tot Nyenhuis, op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend als lid en vice-president van het collegie van regenten over het huis van arrest te Brielle, onder dankbetuiging voor de door hem in die betrekking bewezen diensten, en is het vice-presidium van genoemd collegie opgedragen aan het lid Mr. R F. Baron Collot d'E-cury.

— Bij Kon. besluit van den 18 dezer, n°. 10, is benoemd tot rector-magnificus aan de hoogeschool te Utrecht, voor het akademiejaar 1873/74 , de hooglearaar H. P. G. Quack.

BERIGTEN.

's Gravenhage , den 21 Maart.

De officiële cholera-lijsten, die men iedere week in de Dingsdagsche Staats-couranl vindt, zijn meermalen reeds het onderwerp geweest van min of meer bittere spotternij. Dat is het ridendo dicere verum. En het is dan ook waarlijk belagchelijk, al heeft de zaak bovendien hare ernstige zijde, dieplegtige aankondiging van épidémiën, die niet bestaan, die deftige catalogussen van heerschende ziekten , die niet heerschen. Maar er is niets aan te doen; art. 24 der ziekte-wet is onverbiddelijk klaar en duidelijk. En wat het ergste is, op de vraag : hoe lang moet die gekheid duren ? is geen ander antwoord mogelijk dan: altijd//wanneer in eene gemeente aziatische cholera voorkomt;// niet als zij épidémisch heerscht dus; maar zoo dikwijls er maar één enkel geval ook, in welke groote of kleine gemeente van het land voorkomt, moet die gemeente in de Staats-courant worden

gesignaleerd , opdat ieder Nederlander en vreemdeling zich wachte voor de besmette plaats. En de dag nu, of liever de week, dat dat in geene enkele gemeente het geval zyn zal, zal wel behooren tot de rarae aves in terra. Het spreekt van zelf, dat wij den

minister van binnenland sche zaken dus van dien meer dan bespottelijken maatregel geen -verwijt maken. De wet beveelt het; en de regering moet de wetten uitvoeren, slechte en onverstandige wetten niet minder dan goede en verstandige. Dat is het eenige, ten minste het eenige wettige middel om er van bevrijd te worden. Wij vragen alleen: is men nu nog niet tot inkeer gekomen ? ziet men nu nog niet, of wil men nu nog niet erkennen , dat, hoe men dan ook nog dweepen moge met vele andere

bepalingen der wet, waarvan de ondervinding wel vroeger of

later leeren zal, dat zij aan haar doel ol niet beantwoorden öf dit voorbijstreven, — dat ten minste de bepaling van art. 24 onzinnig en rjjp is voor intrekking-

De politieke bladen schijnen maar in het geheel niet tevreden over het gedrag van den heer Kappeyne van de Coppello in de tweede kamer, bepaaldelijk niet over zijne houding in het de'bat over de muntwet. Na, dat zijn zaken buiten ons; wij hebben het gedrag vhii den heer Kappeyne of van e'énig ander lid der kamer als zoodanig niet te heoordeelen noch te verdedigen. — Wij vonden echter onlangs in de Arnh. Ct., in een artikel, ontleend aan de Middelb. Ct., het volgende: «hij (de heer Kappeyne) vertegenwoordigt in ons land (op het Binnenhol?; bet coeur léger, die echte advokaten-eigenschap.» Het zal zeker aan ons liggen , maar wij vatten de zet niet. Wat is dat coeur léger? Wij vermoeden, dat het hier vrorkomt in den zin van luchthartig, ligtzinriig, onbezonnen , of zoo iets ; maar zeker zijn wij er niet van. Het schijnt ten minste eene soort van tegenstelling van wat de couranten heeten '/een serieus man.. Wij dachten echter, en dat brengt ons in de war, dat, hoe weinig gezien ook bij zekere couranten de advokaten-stand is, de advokatie in den regtl nog al met ernstige zaken en met ernstige stufie eener ernstige wetenschap te doen had. Maar het zal zoo niet zijn. Wij wisten al lang, dat de advokaten -/eenzijdig», «onpractisch», .chicanieachtig», «avocasserachtig» en over het geheel weinig te vertrouwen zijn. En als er nu nog het «coeur leger» bij komt, waarom beproeft men het in de kamer dan eindelijk nUt eens zonder die lastige advokaten,

dat is in de taal van zekere couranten van hen, die lijden aan do zonde van het meesterschap in de beide regten ? — Dan zou het wel beter gaan, denken wij. En als de kamer er bij winnen zou, de balie zou er zeer zeker door gebaat worden , omdat de praktijk niet weinig te lijden heeft van de parlementaire werkzaamheden, die geen tijd beschikbaar laten voor andere «sérieuse» zaken.

— In de zitting van de Tweede Kamer der Staten Generaal van heden, is het wets-ontwerp tot overbrenging van enkele bevoegdheden der arrondissements-regtbanken bij de kantonregters, met 40 tegen 8 stemmen aangenomen.

— De Kamer van koophandel en fabrieken te 's Gravenhage heeft, in hare zitting van 10 Maart jl., vastgesteld heï navolgend adres aan den minister van Justitie, omtrent de verbetering der regtspleging in handelszaken :

»De Kamer van koophandel en fabrieken te 's Gravenhage, heeft kennis genomen van de veelvuldige schrilturen, vooral in den laatstee tijd gewisseld omtrent de weder-iuvoering van regtbanken van koophandel.

De voorstanders dezer instelling verwachten daarvan eene meer eenvoudige, min kostbare, betere en anellere regtsbedeeling. Dat de«e niet door de weder-invoering van regtbanken van koophandel zal verkregen worden, is laatstelijk nog op degelijke gronden aangetoond in het uitvoerig rapport der commissie uit de Kamer van koophandel en fabrieken te Amsterdam, waarvan de conclusie met eenparigheid van stemmen werd aangenomen en ook door onze Kamer werd beaamd.

Intusschen zag ook die Kamer de behoefte aan verbetering in den bestaanden toestand geenszins voorbij. Zij wacht deze echter langs een anderen weg: door vereenvoudiging der formaliteiten.

In dat gevoelen deelt ook, blijkens haar adres aan Uwe Excellentie van 6 Jnnij 1873, de Kamer van koophandel en fabrieken te Dordrecht. Maar, ter verzekering eener goede regtsbedeeling, wenseht die Kamer, dat de regter, alvorens regt te spreken, omtrent de feiten behoorlijk voor- en ingelicht zij.

Om dit doel te bereiken worden in haar bovenbedoeld adres eenige middelen aan de welwillende overweging van Uwe Excellentie onderworpen, die, naar het oordeel der Kamer te 's Gravenhage, zoodanige overweging ten volle waardig zijn.

De Kamer voornoemd , naar den inhoud van bedoeld adres verwijzende, neemt de vrijheid hare adhaesie daaraan te betuigen, en Uwe Excellentie eerbiedig te verzoeken, de invoering en toepassing der in dat adres geopperde denkbeelden te willen bevorderen.»

REGTSGELEERDE UITGAYEN.

DUITSCHE LITERATUUR.

Lorenz , Bezirksger.-R. Fa. A., die neuen Civil-Strafgesetzbücher Biyerens. 3 Bde, 8°. München, Ackebmann.

Reber, Assess. O., die Antragsdelikte d. deutschen Strafrechts. Eine rechtswissensch. Abhandlg. 1 Lfg., 179 S. Id., Lentner.

ADYERTENTIEN.

Alom is voorhanden:

Wetten letpettelijt de Grondbelasting

door L. N. SCHUURMAN, 54 bladz. ƒ0.25. WET OP IET AEMBESTÏÏÏÏE

door L. N. SCHUURMAN, 4*verm. druk. /'0.25.

NIEUWE INTEEKENING

OP DEN TWEEDEN DRUK

I

van de

IP

'IJ.

door

Mr. D. LÉ0N.

Nu ook het vierde vervolg op het Staatsregt van Mr. van Emdev het licht ziet.de af'deelingen Staatsregt, liegterlijke Organisatie, Burgerlijk Wetboek en Koophandel tot den dag der uitgave zijn bijgewerkt, hebben de Uitgevers ten behoeve van hen, die de REGTSPRAAK niet dadelijk compleet verlangen, zich bij een nieuW Prospectus bereid verklaard, de levering en betaling van het geheel over eenige jaren te verdeelen, en daardoor den aankoop van de RKGTS PR AAK gemakkelijker te inaken.

Daarom hebben zij eene nieuwe inteekening opengesteld op de vier bedoelde afdeelingen.

Deze zullen worden gesplitst in stukken van 10 vel druks, ü f 2.50 per stuk.

Maandelijks zal één stuk aan de Inteekenaren worden verzonden.

In het geheel verbindt men zich voor 29 stukken.

Niettegenstaande deze nieuwe wijze van inlenken'mg

blijft de gelegenheid aangeboden zich in eens het compleets

werk of gedeelten aaarvan aanteschanen, tegeu

de

imltrpndp. nrrizen .

Ingen. Geb. i.jnchtl.

van Emden, Staatsregt, met 4 vervolgen, f'60.15 f

" Regterlijke Organisatie . 4.00 6.-J

Asser, Burgerlijk Wetboek . . 25.00 29.50

Levy, Koophandel 12.00

Saelperndruk en l'ltgave van UKIIBOISU''-'*® BEUHPAHfEi «e '■ OraveüUage,