ene vooronderstelling, waarbij vooruitgeloopen wordt op den uitslag eener procedure, die blijken kan eene andere te zijn, dan men zich oorstelt, indien in casu de actie tot ontbinding wegens wanpraestatie uen eischer in deze mogt worden ontzegd ;

hJÜ\,bet ?U ,Wel waar is' dat> zo° die actis gerond mogt worden der 1 eD' ,kracbt van dat vonnis zal terugwerken tot op den dag

flöt hlftrnif; pr»Vifoi» niot vnlnrf t1o+ rln , ...

dfirAn,^ I V , — 6\' uc loc ontDinding proce-

reel > 8®fe he' PT®' handelen mag »ls ware de ontbinding

icöQS Ult2,esnrf)kfin. mnnr rinf: -7.11 rlo /v«4.k:~j: 1 , . ,

scharlAvo^^- ,1— — J', :; """""imug ver Kregen nebbende,

den da, I za' kunne" Terkrijgen, ook voor hetgeen zij sedert utJu aag der dap-Vfinrrïinor t.nt: iiitvnaHi'n» a— 1 . .

tot aan de nitsn^k ™ ™ narerz.jd.

jft. , , :r — vcix-igi neeic;

dat dns do K^nro^n ^ 0 * _ _

den nnt-ioo a u ! r • / acne, aangevoerd door de gedaaguöd, ontleend aan het feit. dut ♦ „• .1 ..

tof nntk: 1 • ~ fogoii ucu eisuiier eene actie

ongccrnnrl 'D.? dterzelfde overeenkomst, op grond zijner wanpraestatie,

zii ia ■— 1 ' "> onuerzoe&en valt ot de actie, zoo als

ander ' den eischer kan volgen zonder acht te slaan op

- —ucramc overeenkomst betreffende;

gegaa We'tigl'j,i gemaakte overeenkomsten hun , die ze hebben aan-

~ ..ci vcxöLreis.K.en ;

dat de eedanadpn r>i finftoiinnn rl o f nié (inf /innt»»»!.

nemin-r ü V 9 " 100 van aan-

bestond' m6t eischer gesloten, voor hen de verpligting

van Ho. T. c gctcgcxu mei spueu en naar de orders

' den amll 1 tppf vr»r»vf- fa nraolran Ar\r> 1-1 ,1 _ , • • -

moeeliikhöw ■» •• , —'0iCU, uac zij m de on-

do J.. waren en zijn de overeenkomst na te komen, en wel

perceel van den eischer en dat van enen ■»« tusschen

muur' 0I" di«" gemeenen

het ,ï,fe " 'ou "pzigte van een deel van

et werk, doch poseert, hetgeen met door gedaagden is wederlegd dat met onderscheidene werkzaamheden had kunnpn '

worden , terwijl gedaagden het werk geheel gestaal-t lishh gega?° weder opgevat, niettegenstaande sommatie? M

dat van de onmogelijkheid, door gedaagden a j

voldoende blijkt en de vordering des eischers Ij t' 1116 worden ; eiscners moet toegewezen

Gezien de artt. 12C9, 1270, 1275 1277

1690 en volg. B. W. 7 52 ó"i «Ja 'J 3 1303' 1374> I375' -\7-„ ï . 6 ' ' 0d> o 16 en 56 Tï R .

Verleent acte , waarvan acte is gevraagd ■

Veroordeelt de gedaamlpn i.- '

uren na de beteekening van dit 'weemaal vier-en-twintig

eischer op 19 Sent l«7<i * °nms, het werk door hen van den spoed voort te ze'ten tnt' rip8"^01?6"' geregeld met den meesten binding der overtnt . , eindvoltooijing of tot de eventuele ontMa" t" k °vereenk°mst dienaangaande;

ten lastff'vsin Va" d'0n den eischer boven omschreven werk

Verki gec'aagden te doen uitvoeren ;

togt weftl vonnis uitvoerbaar bij voorraad, mits stellende borgnet seïntemL i ?'°eten r°rden uatlgeboden binnen acht dagen na

genolen Óf be?w1st ;°0ger P ^ a°ht dag6n daar,,a aan"

Veroordeelt de gedaagden in de kosten.

CÏmTSAS'A^ j' g' a' f""b' *""* "■

treden, doch dat wii door dflt. nnrlpv^no'y- Unm'c

v ui-uiiio iuuucu jueiiicu van

eene regtsvordering, in hoofdsom meer dan f 200 bedragende, en welke

kflnniunominr» r\no ^ i. .1 i ■,

wij «o wet is umzega, en dat alzoo de opgeworpen

" ' " 6 O vuu »

n j Gezien art. 38, 2o., R. O. ;

g Verklaren ons onbevoegd om van het tusschen partijen hangende geschil kennis te nemen, en verwijzen de eischers in de kosten ,

- tot heden begroot op ƒ 1l.245.

g

i, (Gepleit voor den ged. Mr. G. Belimante.)

koloniale zaken.

e '

'l HOF VAN JUSTITIE IN CURA9AO.

P Zitting van den 30 Januarij 1874.

Voorzitter, Mr. j. p. Smeele.

' Leden, Mrs. : Jhr. D. M. Rammelman Elsevier en Sol. C. Hen-

= biqdez.

3

• Onderhandsche acten.— Geldigheid der handelingen, wat haren

1 yorm betreft, worden beoordeeld naar het regt, dat van

1 krachtwas op het tijdstip van het volbrengen dier hande-'

lingen (Bepalingen op den Overgang van de vroegere tot 1 de nieuwe wetgeving).— Odd-Hollandsch regt: daarin 1 blijkt niet, dat (zoo als art. 1177 burg. wetb,

, voorschrijft) de schriftelijke acte van pandregt

' van eene zekere dagteekening moest zijn voor-

t zien.— maximum van interest naar dat regt;

het te veel betaalde strekt tot yerminde-

t hing van de hoofdsom. verstek.

1

Het Hof van Justitie in de kolonie Curafao heeft, in zake:

P. Gorsira, Chr. Steinmeier's zoon, wonende te Curapao, in zijne hoedanigheid van uitvoerder van den uitersten wil, gedagteékend den , 8 Oct. 1872, van Philip Frederik de Haseth, te Curapao op den 16 i üct- 18?2 overleden, en zulks door zijn huwelijk met des overledenen , dochter, waarvan acte van den 1 Aug. 1860 ; zijnde bij gezegden . uitersten wil door den erflater tot uitvoerders daarvan benoemd, onder anderen , de echtgenooten zijner dochters, — eischer bij exploit van dagvaarding van den deurwaarder bij dit Hof, B. H. Kegel, dd. den 8 bept. 1873, en verschijnende bij den door hem gestelden praktizijn J. G. Statius Muller ,

tegen

Pacifico Monagas , hebbende geene bekende woonplaats in de kolonie Cura9ao, en zijnde de plaats van zijn werkelijk verblijf ook met bekend gedaagde bij evengemeld exploit; hebbende geen praktizijn gesteld en zijnde evenmin verschenen ,

gewezen het na te melden vonnis, dat in de teregtzitting van den 30 Jan. 1874 openlijk is uitgesproken.

De praktizijn van den eischer heeft in de teregtzitting van den 16 Jan. 1874 geconcludeerd, dat het den Hove moge behagen bij vonnis den eischer te magtigen , om de in gemelde conclusie bedoelde verpande goederen in het openbaar naar plaatselijke gewoonten en op de gebruikelijke voorwaarden te doen verkoopen en zich uit de opbrengst daarvan, na aftrek van de kosten van uitwinning, bij voorkeur boven andere schuldeischers te betalen de som van/ 2754.67 met de interessen daarvan tegen e'e'n pet. in de maand sedert den 18 Junij 1872 tot en met de geheele voldoening toe, en voorts den ged. te veroordeelen in de kosten van dit geding.

Het Hof enz.,

Gehoord den praktizijn des eischers in diens conclusie van eisch • Gezien de stukken aan zijde des eischers overgelegd;

Wat de daadzaken betreft:

Overwegende, dat de eischer gq., bij exploit van den 8 Sept 1873 den ged. heeft doen dagvaarden, om op den 16 Jan. 1874 bij voorafgestelden praktizijn voor dit Hof te verschijnen, ten einde,

Aangezien de ged. van Ph. F. de Haseth geleend heeft eene som van ƒ 4000, en bij onderhandsche schuldbekentenis van den 7 Jan. 1861 aangenomen heeft gezegde som met de interessen daarvan tegen' e'én pet. in de maand sedert gezegde dagteekening, tot en met dp geheele voldoening toe, te zullen betalen ten dage dat zulks van hem gevorderd mogt worden ;

A. de ged. tot waarborg der geleende som en daarvan te verloopen interessen, aan genoemden Ph. F. de Haseth in pand gegeven heeft een koffer, inhoudende kostbaarheden, omschreven bij een afzonderlijke en door den ged. geteekende lijst, mede van den 7 Jan. 1861 en m de dagvaarding breeder vermeld;

A. van die inpandgeving eene schriftelijke acte is opgemaakt op den 9 Jan. 1861, en daarbij wordt verwezen naar de gemelde schuldbekentenis, en de tijd van betaling gesteld op zes maanden, gerekend van af de dagteekening van die schuldbekentenis, en ged. voorts verklaart aan Ph. F. de Haseth als waarborg aan te bieden bedoelden koffer met kostbaarheden, volgens de lijst door hem ged. aan Ph. F. de Haseth overhandigd, en eene door hem ged. behouden en door Ph. F. de Haseth geteekend ;

A. ged., in mindering dier schuld, op den 17 Junij 1862 betaald heeft de som van ƒ 1245.33, en derhalve een saldo is schuldig o-ebleven groot f 2754.67;

_ A. derhalve ged. aan zijne verpligtingen niet heeft voldaan en eischer in zijne voormelde hoedanigheid daardoor geregti^d is te vorderen dat de verpande goederen in bet openbaar worden verkochtA. immers de eischer, als een der uitvoerders van den uitersten wil van Ph. F. de Haseth, bij gebreke van de andere, alleen werkzaam kan zijn, hebbende de erflater niet het tegendeel bepaald;

A. de eischer in die hoedanigheid het bezit heeft van de nalatenschap van Ph. F. de Haseth, en bevoegd is de opeischbare schulden ln. regten in te vorderen, hebbende de erflater aan de uitvoerders van zijn uitersten wil het regt gegeven al zijne roerende en onroerende k eaeren m bezit te nemen, en, totdat zijne nalatenschap vereffend zal J. te. houden ;

den Pi^t" 'en. g0volge thans de verpande goederen in het bezit van : vi&cner zijn •

moge bèhaeJnClen tdagC t0 h°°ren conc'a(ieren, dat het den Hove : gemelde vernanA J V°nmS ' d0n eiscller te "^''g611 om de voren- : en op de gebruik J°? n het °Penbaar naar plaatselijke gewoonte < de opbrengst datil voorwaa,rden t8 doen vei'koopen , en zich uit ,

kantongekegten.

KANTONGEREGT TE 'S GRA VENHAGE. Zitting van den 27 Februarij 1874. Kantonregter, Mr. L. G. Greeve.

Huur

V-n.tt.tiU UK met rorftswrr^t^ ™

den RTCOTSTITÉT _ ' -detwisting van

VAN ONBEVOEGDHEID RATIONE MATEBIAE.

7.Ï t>v k«± •

*3 r„r"oofdsom

het bestaan T*' uan J ^ oearaagt, de gedaagde

der hoofdverbindtZ. f""9 9r °"thmt Wegens het te niet 9aan

H. Hanselaar c. s., eischer tegen

J. Kruller, gedaagde.

De kantonregter enz.,

gehoord partijen;

van f 38.50, ziindo Van den ged» vorderen de betaling

gebleven door zekeren J. j j> 7an zeven weken huur, verschuldigd

- Bvi.g.n aan ae geprojeCteerdp Tf ' an een nms en ert> staande hage, het tweede huis van die k»H» "abij de Veenkade, te 's Graven-

voor rlon tiirl . . ii«Qe,noo' nn«n— „ .

. " — VttI' ane jaren vprh», aan aien Jtfeekman

eischers tegen betaling van f 5 ""rd en door dezen gehuurd van de beide voleende iaren ^ « u Per week het. OPfCtO Ïoqk nn

zich, afstand doende van het voori"0^' 'ot we^e betaling de ged. van het huur-contract tusschen de °ë' uSn uitwinning, bij art. 6 huurder en den ged. als borg geslote^ rS' geze"de Beekman als io 73, door de eischers overgelegd en eere' ■ 6D seteeken(1 den 30 Oct. Wsnu tot veroordeeling van den rm,i * . g'streerd enz. ■ conclmlpiwwio

renten en kosten volgens do wet; e'aling d;er j 38.50 , met

n„k e Sed- daarop heeft gezegd: dat h«

• ,evoegdheid ratione materiae, omdat het conti- moet vo°rstellen onze in „ . eroePen tot grondslag hunner vorderina- WaaroP de eischers

3 Van fiftt nrxrifvqr>t nrnrdt rrc\;n,-,A VerVüllfin • r?Qf fr*r>k

gesloten overeenkomst, van res'tsweo'e zal y.ïin L,?,6 tllsschen partiien

««uiee in.»ni—1_. . ° ° ^icDondpn

ruimer aat

man,

epni- . '«'wuiiuiubi, van regtswege zal ziin onf-k^ ^ ra'

ge m-gebreke-stpllino .„I 1^,™ ; j"_°n.tbon<1en, zonde.

dat e,enï; ,taPPerij of eene kruideniers-affaire mnr„df6r„??ee?;man'

dat »l, werkeiljk in dat huis het een en ander heeft\ uuVtenen ; _ 1 aizoo de hoofrtverKi„,i,„„.-„ .- n„_ ?ee" °Pgerigt. en

aecessoire van ****** 'evens de

« accessoire verbindtenis in ,r.t „1 u„" .7"?estaa" van

*cs«titel; dat, daar rt» h s "«winnng van den

geheel ƒ 844 hflnnnt „.^^-overeenkomst voor drie jaren in het

r'ng kennis te nemen en ,0egd zijn van der eiseheren °nbevoegd zouden verklaren ; concluderende , dat wij ons

dagende' vwme^neTdlrd^knn^!" ;g®zegd' dat slechts Z38-50

in wo K J •_

ucvuegu is ,

regten:

n ,b"•

, -ï aat het tusschen nart.iipn io .

n tegen den ged. ins?estelrifi ' dat de eischers de door

Oet8 ] sa7aide coutract van huur en verhuur, metebn°P ^n- hierboven '3, tot een pezanipnliit- horizon. ^„ . . tlgstelling van 30

geagepa!Z0° dat contract is de regtstitel, waaruit'd

0 d ,wordt- het fundamentum petendi; de eischers

O. ri 4. ' J wuumemum petendi ;

k_ . "a uat» waar dp wAri v,,, k * j.. ^ .

r8Jaat, op de erondpn ™ °aC Contract «iet

v«uerzoelr 3 : VJ^1 "CUi uaarvoor aangegeven naar de al of niet juistheid dier «oSdln Z'

meer

wij in een

juistheid dier gronden zonden moeten

voorkeur boven «nH.1 „u , , ^a" e K?Sten van """'inning, bij

f 2754 67 met ,1» • . ^"«meiscners , te betalen gezegde som van sedert ilen' 7'it "daa"a" ^e,i één pet. in de maand,

voorts den ged. te veroordeeWinT' t geheele voldoening toe, en n Jt ™eelen m de kosten van het geding;

den 16 Tan IR74. es eischers ter teregtzitting van het Ilof op

16 Jan* 1874 geconcludeerd heeft, dat

A. de ged. ofschoon behoorlijk gedagvaard, daarop voor zich geen praktizijn gesteld heeft en evenmin is verschenen-

het den Hove moge behagen tegen hem te verleenen verstek terwii! verder door gemelden praktizijn ten principale werd geconcludeerd overeenkomstig de voorzeide dagvaarding;

0., dat het Hof bij vonnis, openlijk ter gemelde teregtzitting van hetzelve uitgesproken, tegen den ged. verstek verleend en bevolen heeft, dat de stukken in deze zaak ter tafel zouden worden nedergelegd, ten einde door dit Hof op de conclusiën van den eischer uitspraak zoude worden gedaan in de gewone teregtzitting van hetzelve op den 30 Jan. 1874; hebbende het Hof bij dat vonnis deu defaillant tevens veroordeeld in de kosten door het verstek veroorzaakt;

Wat het regt betreft:

0., dat, blijkens de door den eischer overgelegde onderhandsche acten, de ged. zich op den 7 Jan. 1861 jegens Ph. F. de Haseth verbonden heeft, om de aan den ged. door genoemden de Haseth geleende som van f 4000 zes maanden na gemelden datum lerug te betalsn met een interest van één pet. in de maand, en de ged. tot verzekering van die schuldverbindtenis aan genoemden de Haseth heeft ter hand gesteld een koffer met kostbaarheden , op eene lijst, onder de stukken aanwezig, vermeld als eene waarde hebbende van' f 6008 ;

O., dat, aangezien de ged. op des eischers dagvaarding verstek heeft laten gaan, de door den eischer aan het Hof overgelegde onderhandsche acten voor wettig erkend moeten worden gehouden •

O., dat de ged. de in bedoelde onderhandsche geschriften vervatte schuldverbindtenis heeft aangegaan op den 7 Jan. 1861- terwijl het geschrift, waaruit van de inpandgeving blijkt, is gedagteekend op den 9 Jan. daaraanvolgende; en alzoo tijdens de oud-Hollandsche wetgeving nog in deze kolonie van kracht was;

0., dat volgens art. 2 der Bepalingen op den Overgang van de vroegere tot de nieuwe wetgeving, de geldigheid der handelingen wat haren vorm betreft, wordt beoordeeld naar het re>n, dat van kracht was op het tijdstip, waarop die handelingen hebben plaats gehad; r

0., dat in het oud-Hollandsch regt van geene bepaling blijkt zoo als die in art. 1177 B. W. voorgeschreven, dat de schriftelijke acte van pandregt van eene zekere dagjeekening moest zijn voorzien;

0., dat alzoo de omstandigheid, dat de schriftelijke acte, waarbij ten deze het pandregt is gevestigd , niet van eene zekere dagteekening is voorzien, aan het toewijzen der conclusie van deu eischer niet in den weg staat;

O., dat, naar luid van art. 3 der straks genoemde overgangsbepalingen , de regten , uit overeenkomsten voortvloeiende, worden geregeld naar het regt, dat van kracht was op het tijdstip, waarop die handelingen hebben plaats gehad;

0.. dat naar het oud-Hollandsnh rpo* ^ i • _ __

- wk van

de hoofdsom eemg onderpand, hetzij roerend, hetzij onroerend goed was gesteld, geen hoogere interest mogt worden bedongen dan tegen den penning zestien, dat is, zoo als het hier te lande gebruikelijk was, tegen 6 ten honderd in het iaar: terwii 1 . n»r

hetgeen meer is betaald, strekt tot vermindering van de hoofdsom' (verceiiik van der Linden. Ren tune/perd .

j iLiT ,, , n , / y-«unowu... C/t wopmans-

handboek, x, 15, § 3, en de daar aangehaalde plaatsen uit de Groot Voet en Zurck, voorts de aanteekeningen van Schorer op de Groot's' Inleiding, 3de B., 10de dl., no. 29, en 1ste B., 9de dl., no. 10; verder

van ijehlwen , jxoomscn-Hollandsen regt, IV, 7, no. 2, en de Hol• landsche Consultatien, D. Hl, Cons. 79 en 136,'ü. V,'Cons. 191\O., dat, blijkens de dagvaarding en des eischers conclusie, op den 17 Junij 1862 door den ged. in mindering zijner schuld is' betaald f 1245.33, doch dat aan den regter uit de overgelegde stukken niet is gebleken of tot dien tijd tevens de bedongen interest van één pet. 's maands, en alzoo 6 pct.'s jaars, meer dan volgens het oud-Hollandsche regt mogt worden bedongen, betaald is;

O., dat, naar aanleiding van het boven overwogene, de magtiging waartoe door eischer wordt geconcludeerd, met opzigt tet betaling van één pet. 's maands der door den ged. aan wijlen Ph. F. de Haseth nog verschuldigde hoofdsom, door den regter niet verder kan worden uitgestrekt dan tot 6 ten honderd in het jaar;

0., dat de conclusiën des eischers overigens aan het Hof niet onregtmatig, noch ongegrond zijn voorgekomen;

Gezien, behalve de aangehaalde schrijvers en wets-artikelen no<* artt. 1043 en 1894 B. W. en de artt. 58 , 76, 77 en 136 derde lid , B. R.; '

Regt doende op het verstek ,

Magtigt den eischer , in zijne vorengemelde qualiteit, om van de door den ged. aan wijlen Ph. F. de Haseth, tot verzekering van ter leen ontvangen gelden en van de daarop te verloopen interessen verpande voorwerpen, die op eene in het geding aanwezige lijst zijn omschreven , zooveel in het openbaar ten overstaan van een notaris naar plaatselijke gewoonten en on de cehrnikpliilro

~ w i O ~ 'UUI "UOIUCU, IC

verkoopen als noodig zal zijn om zich, na aftrek der kosten van uitwinning, te betalen, bij voorkeur boven andere schuldeischers het door den ged. aan wijlen Ph. F. de Haseth nog verschuldigde bedrag van ƒ2754.67. met de inf.o.rP.sfiPn . t , .

. ° ~ ; Lcgcu oien nonaera

in het jaar, gerekend sedert den 18 Junij 1862 tot en met de geheele voldoening toe;

Veroordeelt den ged. in de ten deze gevallen kost™ h^ra™„^

eene som van f 106.15. onder welk hoAfacr ;0 k«,—' ^ .n ^

. ~ ' uctiieueu / tïJ.isu

salaris van den praktizijn des eischers.

mengelwebk.

HET LIMBURGSCHE HOF. (Ingezonden.)

Maastricht, den 20 April 1874. Mijnheer de Redacteur 1 Eene ernstige aangelegenbpid rinot a„ — rr„. . ,

. - . a "jy uo pen 'jputjLuen. nei. aantal

zoo civiele als criminele zaken vermeerdert in die mate, dat het Provinciaal Geregtshof in Limburg de regtsgedingen bij geene mogelijkheid meer kan afdoen. Be noodzakelijkheid dan ook om ons Hof aan te vullen tot het bij de wet vereischte aantal leden doet zich lederen dag al meer en meer gevoelen. Onze uitstekende voorzitter, hoe werkzaam hij ook zij, moet onder de taak bezwijken. De materieele tnd ontbreekt 7 a .•

, . i Avv&ua io ui eeujge civieie zasen

de uitspraak tot eene volgende zitting moeten verdaagd worden. Te gelijker tijd toch had onze president de handen vol met twee groote strafzaken, die twee nnv/iiironrio Tin»»/]u:; i.rr.^ • i _i

_ .. , ~ ^uuuciuagcu uij net rxoi in Denan-

deling kwamen.

Zal aan dien toestand geen einde komen ? Waarom wordt er bij het Provinciaal Geregtshof iii Limburg geen vice-president aangesteld? Het is waar, dat een Har k.„

wij uu<icu uuujrgeacuieu vooizuier

er zijde staat en reeds meermalen het praesidium in strafzaken heeft waarfp.nnmpn AïQn*. i. -. ,

»aarum worai aeze toestand niet geregeld en