ARRONDISSEMENTS-REGTBANK TE AMERSFOORT.

Ilaadfcainer.

Zitting van den 20 December l a 73.

Voorzitter, Mr. S. J. A. van Walchren.

Opheffing van cbbatele. — Competentie.

Ii bij een verzoek tot opheffing eener curatele, op eigen verzoek weqens zwakheid van geestvermogens verleend, de Regtbank , welke die curatele heeft uitgesproken, bevoegd om over hare opheffing te oordeelen ? — Ja.

Aan de Arrond.-Regtbank te Amersfoort, geeft eerbiedig te kennen J. D. S. enz.:

dat hij bij vonnis uwer Regtbank in dato den 27 Deo. 1865, ter zake van zwakheid van vermogens, op eigen verzoek is onder curatele gesteld;

dat intusschen de voormelde oorzaak thans heeft opgehouden, en zulks uit aanmerking dat de ziekte, ten gevolge waarvan die zwakheid van vermogens was ontstaan, is geweken , alsmede dat zijne tegenwoordige, sedert twee jaren voortdurende werkzaamheid op een notariskantoor, de overtuigende bewijzen heeft opgeleverd, dat er van zulk een geesteszwakheid geen sprake meer is;

dat deze daadzaken nog nader kunnen worden bevestigd door het getuigenis van enz. ;

redenen waarom requestrant eerbiedig verzoekt, dat het uwe Regtbank moge behagen, om, na verhoor van de bloedverwanten of aangehuwden van den requestrant, en zoo noodig na zijne ondervraging, alsmede na verboor of behoorlijke oproeping, de opheffing van zijne curatele te bevelen;

't welk doende enz., (gel.) J. W. Sluiter , Procureur.

De Regtbank en*.,

Gezien enz.;

Gehoord den curator, toezienden curator en bloedverwanten van den onder curatele gestelde ;

Geiet enz.;

Overwegende omtrent de door den curator beweerde onbevoegdheid der Regtliank, om op het ingediend request te beschikken ;

dat bij de wet niet uitdrukkelijk is voorgeschreven, bij welke Regtbank een verzoek tot opheffing van curatele, door den op eigen verzoek onder cnratele gestelde behoort te worden ingediend;

dat hier geen sprake is van een contradictoir geding tegen den curator als geil., zoodat de algemeene bepaling der wet in burgerlijke zaken, dat het geding moet worden aangebragt bij de Regtbank van de woonplaats van den ged., ten deze niet van toepassing is ;

dat uit onderscheidene bepalingen in onze wetgeving, bij welke van dien regel is afgeweken (zie onder anderen art. 126 B. R., al. 8 volg. en al. 12) kan worden opgemaakt, dat de bedoeling heeft bestaan om , waar dit zou kunnen geschieden, de beslissing in verschillende zaken aan dien regter op te dragen, die met de omstandigheden, die zaken betreffende, geacht moet worden 't best bekend te zijn;

dat zoo ook in art. 126, al. 15, B. R., is voorgeschreven, dat curators tot het doen van rekening, kunnen worden gedagvaard voor de Regtbank, binnen welker regtsgebied de curatele is opgedragen , en deze bepaling ook kennelijk hierin haren grond vindt dat moet worden aangenomen , dat deze regter meer dan een ander, met de belangen van den onder curatele gestelde bekend is, en alzoo beter in staat om zoodanige rekening te bcoordeelen ;

dat, indien zulks geldt ten opzigte van de door de curators af te leggen rekening, deze beschouwing des te eerder van toepassing is , waar het betreft een onderzoek of dezelfde redenen, die tot het uitspreken der curatele aanleiding gaven, alsnog aanwezig zijn;

dat er mitsdien geene gronden bestaan om zich ten deze onbevoegd te verklaren;

Gezien enz.;

Verklaart zich bevoegd om vau het ingediend verzoekschrift kennis te nemen.

(Gepleit voor de competentie door Mr. J. W. Slditer, procureur.)

MENGELWERK.

DE RESIDENTIE, DE HOOFDSTAD EN DE WETTEN.

(Ingezonden.)

Die Amsterdammers zijn waarlijk onbetaalbaar. Ik zeg die Amsterdammers, maar ik moest liever zeggen: die heeren van het Handelsblad; want het is noch redelijk noch billijk geheel Amsterdam, dat zeker even weinig als eenig ander verstandig mensch instemt met de pocherijen en ijdelheden van het Handelsblad, daarvoor aansprakelijk te stellen.

Het Handelsblad klaagt in een vrij lang hoofd-artikel over den gebrekkigen vorm waarin de wets-ontwerpen uit het departement van justitie te voorschijn komen , over de hoo'stgebrekkige regeling der posterijen, en over nog het een en ander; en het meent de oorzaak van alle die treurige verschijnselen te vinden in de omstandigheid, dat de zetel der regering en der departementen van algemeen bestuur gevestigd is in eene stad, die geen middelpunt is van handel en nyverheid. Als dan ook maar de minister van finantiën (zonder, zoo het schijnt) en de minister van justitie met zijne ambtenaren, die voor het overige heel knappe lui zijn, in de hoofdstad woonden, dan waren alle zulke dingen onmogelijk.

Het is waar ook. Hoe is het mogelijk , dat niemand daaraan nog gedacht heeft? — Het middel is immers gevonden om een einde te maken aan alle die ellende.

Maar nu komt er iets, waarvan ik niets begrijp: #wij verlangen natuurlijk niet, dat 's Gravenhage ophoude de zetel der regering te zijn, al zou datwelügtin menig opzigt zoo onnuttig niet zijn.» Niet zoo onnuttig ? Neen , zeer nuttig, als daarmede de ziekte te genezen is. En waarom natuurlijk niet? — Natuurlijk wel, zou ik zeggen. Of ziet het Handelsblad er zoo tegen op om te breken met eene ouderwetsche traditie? Maar dat zou niet liberaal zijn, en bovendien voor goede post-dienst en voor goede wetten moet men ook iets over hebben.

In datzelfde hoofd-artikel vindt men nog eventjes van ter zyde de vraag van de hoofdstad aangeroerd. Nu , daarvan trek ik mij niets aan; de quaestic is eigenlijk te kinderachtig; en ik zie niet in waarom men het Handelsblad het pleizier niet gunnen zou om van de daken te schreeuwen : heusch, Amsterdam is de hoofdstad, het staat in de grondwet. Maar , als er dan gevraagd wordt: waar, in welk artikel, en als men op die vraag het antwoord niet kan geven, omdat het, erg genoeg, in de grondwet niet staat, dan doet men het

j best, en dat deed het Handelsblad tot nu toe ook, om maar over i de zaak te zwijgen. — Maar te zeggen: Amsterdam, de hoofdstad, ! n'en déplaise aan het Weekblad van het Regt, daarmede komt men | niet verder. Want n'en déplaise aan het Weekblad van het Regt, is f geen argument en veel minder nog een artikel van do grondwet.

Een Rotterdammer.

HOÜGE RAAD. — Burgerlijke kauier.

Zitting van Vrijdag, 1 Mei.

Voorzitter, Mr. F. de Gbeve.

I. Uitspraak gedaan in zake:

(cassatie) Mr. P. F. E. van Wintershoven , eischer, procureur Mr. M. liyssell, tegen Ch. Moors en Mr. L. Nijpels, verweerders , procureur Mr. J. van der Jagt. Verworpen.

II. Conclusie door partijen genomen in zake:

(koloniaal) M. J. de Goveia, appellant, procureur Mr. J. van der Jagt, tegen D. Baëza, geïntimeerde, procureur Mr. C. J. Franpois. Pleidooijen bepaald op 21 Mei.

III. Nieuwe zaak:

(Koloniaal) Mr. J. J. van Angelbeek, appellant, procureur Mr. M. Eyssell, tegen de Regering van Nederlandsch Indië als vertegenwoordigende den lande, geïntimeerde, procureur Mr. C. J. Fran<;ois.

IV. Uitgesteld tot 1 October de pleidooijen in zake:

(cassatie) P. Gijsen, eischer, procureur Mr. M. Eyssell, tegen

H. Gijsen Jr., verweerder, procureur Mr. J. van der Jagt, en H. van Kreuningen c. s., mede-verweerders, niet comparerende.

V. Gepleit in zake :

(cassatie) H. C. de Koning, echtgenoot van C. E. W. Bloemhert en cons., eischers, procureur Mr. J. van der Jagt , advokaat Mr. J. Kappeyne van de Coppello, tegen het Bestuur der Registratie en Domeinen, verweerder, procureur Mr. C. J. Franpois , lands-advokaten Mrs. A. de Pinto en G. M. van der Linden. Conclusie van het Openb. Min. bepaald op 22 Mei.

NB. Donderdag is er geene zitting gehouden.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

— Het Prov. Geregtshof van Groningen heeft, ter vervulling der vacature van raadsheer in dat Geregtshof, eene aanbevelingslijst opgemaakt, bestaande uit de heeren, Mrs.: J. Gockinga, regter in de Regtbank te Groningen; J. J. Modderman , griffier bij bovengemeld Geregtshof; H. D. Guyot, regter in de Regtbank te Groningen; M. A. Kekhout, regter in de Regtbank te Dordrecht; J. Offcrhaus , kantonregter te Winschoten, en Jhr. J. R. van Iddekinge, regter in de Regtbank te Groningen.

BERIGTEN.

's Gravenhage, den 2 Mei.

Met veel genoegen kondigen wij eene belangrijke verhandeling aan over een belangrijk onderwerp, die onlangs het lieht zag bij Beijers , te Utrecht: de rechtspersoonlijkheid der Coöperatieve vereenigingen , door den heer II. Goeman Borgesius. De schrijver houdt zich voornamelijk bezig met de vragen : wat over dit onderwerp onder onze tegenwoordige wetgeving regtens is ? en hoe en langs welken weg de zaak behoort te worden geregeld ? — Voor hem is iedere coöperatieve vereeniging eene handels-vennootschap, waarop dus de wet van 1855 niet van toepassing is. Maar hij is daarbij van oordeel, dat die vereenigingen toch moeijelijk te ploorjen zijn in e'e'n der vormen van vennootschappen, zoo als het Wetboek van Koophandel die kent. Geen wonder voorzeker, als men zich herinnert, dat in 1838 de coöperatieve vereeniging eene nog onbekende zaak was, en dat dus het wetboek van dat jaar op hare behoeften niet heeft kunnen letten. De schrijver verlangt voorts eene afzonderlijke wet, waarbij haar regtspersoonlijkheid wordt verzekerd, en hij deelt daarbij zijne meening mede over hetgeen zulk eene wet hoofdzakelijk verder zou moeten inhouden. Wi? kunnen hem in die Mjzonderheden niet volgen ; maar wij moeten daarvoor verwijzen naar de verhandeling zelve, die zeer verdient gelezen en overwogen te worden , al ligt het in den aard der zaak, dat over meer dan ée'n beginsel door den heer Borgesids voorgestaan , vooreerst nog wel eenig verschil van gevoelen zal blijven heerschen. — Nog eene opmerking ten slotte. — De schrijver had zich aanvankelijk gevleid, dat het hem mogelijk zou zijn zijn onderwerp te gelijk populair en grondig te behandelen. Maar hij schijnt al spoedig te hebben ingezien, dat dat niet ging; en hij gaf aan grondigheid de voorkeur boven populariteit. Wij gelooven, dat bij eene goede keuze gedaan heeft. Alleen de wetenschap en ervaring zijn in staat zijne wenschen te vervullen. De werkmansstand of de burgerij , voor wie met het volste regt bescherming gevraagd wordt, kan wel de' behoefte gevoelen; maarzij kan met geene mogelijkheid de middelen aanwijzen, die daarvoor het meest geschikt zijn. Bovendien, er valt hier te spreken over regtspersoonlijkheid, solidariteit, het verschil tusschen maatschap en vereeniging, en nog meer dergelijke zaken , die wel minder dan iets anders vatbaar zijn voor eene zoogenaamde populaire behandeling. — Als bijlagen zijn achter het werkje afgedrukt de Duitsche, de Belgische en de Engelsche wet

over dit onderwerp.

— Den 28 April jl. is te Breda overleden, in den ouderdom van 58 jaren, de heer Mr. J. G. A. Gouverneur, procureur bij de Arrond.Regtbank te dier stede.

Oen 29 April jl. is overleden de heer Mr. J. C. M. van den

Honert, president der Arrond.-Regtbank te Gorinchem.

CORRESPONDENTIE.

Arnhem , 29 April 1874.

Mijnheer de Redacteur !

Onlangs bevatte het Weekblad eenige (ingezonden) beschouwingen vooral n. f. uit het oogpunt van het finantiële belang der procureurs — over het toen bij de Vertegenwoordiging aanhangige wetsvoorstel tot overbrenging van sommige bevoegdheden van de Regtbanken naar de ICantongeregten.

Dat stuk, onderteekend naar ik meen (ik heb dat n°. van het Weekblad niet bij de hand) met de letter M, was, gelijk u bekend

moet zijn, niet van mij afkomstig. Intnsschen verneem ik, dat deze

en geene, ook buiten mijne woonplaats, mij voor den auteur ervan

houdt. Dit noopt mij u beleefdelijk te verzoeken , wei m een u* eerstvolgende n°s. van uw blad met een paar woorden te willen

vermelden, dat ik aan dat stuk geheel vreemd ben. Te meer stel is

op die vermelding prijs, omdat, gelijk ik mij zeerwel herinner, u»

bedoelde beschouwingen, onverminderd hare objectieve wtwmi geenszins met mijne subjectieve zienswijze overeenstemden.

Hoogachtend heb ik de eer te zgn

Uw Dw. Dr.

Mr. N. S. Th. A. van Medrs.

Redactie Weekblad van 't Regt.

(De heer van Meors is niet de schrijver van het bedoelde stuk.

Red.)

REGTSGELEERDE UITGA YEN.

FRANSCHE LITERATUUR.

Vadtrin et A. Batbie, Lois Administratives franijaises, recueil inéthodique , contenant : 1". les lois, de'crets et règlements; 2o. |es dispositions qui ont précéde' la législation en vigueur, lre partte. OrgBnisation administrative. In 8o., U 2 col., 336 p. Paris, CotillON.

ADVERTENTIEN.

ij Nieuwe Uitgaven van J. B. WOLTERS^ te Groningen : | ?

£ Dr. JT. Bladen uit het Dagboek van ?

^ een Indisch geneesheer, met $.

f /

< eene voorrede van prof'. P. J. •>

< Veth ƒ 3.75. >

5 }

< J.J.A.fïOKVEUarKUn, Gezamenlijke gedichten >

< en r\jmen . ƒ 3.25. £

, |

<Jhr.Mr.W. H. S»K SAVORWIST I.UHUAV, De i

£ Nederlandsche Staatswetten j

£ met Aanteekeningen. Ie)

✓ aflevering . . & f ».45. )

____ \

NIEUWE INTEEKENING

OP DEN TWEEDEN DRUK

van de

UITMAK 1 DEI HOTS RAAD,

DOOR

Mr. D. LÉON.

Nu ook het vierde vervolg op het Staatsregt van Mr. van Emde^ het licht ziet, de afdeelingen Staatsregt, Regterlijke Organisatie, Burgerlijk Wetboek en Koop' handel tot den dag der uitgave zijn bijgewerkt, hebben de Uitgevers ten behoeve van hen, die de REGTSPBAA& niet dadelijk compleet verlangen, zich bij een nieutf Prospectus bereid verklaard, de levering en betaling van het geheel over eenige jaren te verdeelen, en daardoor deO aankoop van de RKGTSPRAAK gemakkelijker te makenDaarom hebben zij eene nieuwe inteekening opefl' gesteld op de vier bedoelde afdeelingen.

Deze zullen worden gesplitst in stukken van 10 ve druks, h f 2.50 per stuk.

Maandelijks zal ée'n stuk aan de Inteekenaren worden verzonden.

In het geheel verbindt men zich voor 29 stukken.^

Niettegenstaande deze nieuwe ivijze van inteeienM

blijft de gelegenheid aangeboden zich in eens het complee'e

werk of gedeelten daarvan aanteschaflen , tegen de

volgende prijzen : .

Ingen. Geb. i.Jn

van Emden, Staatsregt, met4vervolgen, ƒ30.75 // Regterlijke Organisatie . 4.00 Asser, Burgerlijk Wetboek . . 25.00 ,

Levy, Koophandel 12.00

Snelpersdruk en Uitgave van gebboei'*1'' BKtilWPAMTK . 4e 'a Gravenliage.