Vernietigt liet arrest van liet Prov. Geregtshof in Zeeland van den is, < Maart 1874, iu deze zaak geweien; aeel' Regt doende, krachtens art. 106 K. O., acte Verwijst de zaak naar het Prov. Geregtshof in Noordbrabant, om zoo p de bestaande acte van beschuldiging te worden beregt en afgedaan; legg e kosten te voegen bij die der eind-uitspraak. ^ -S — d

PJJOViNOiALE GEttEOTSHOVEN. j

l'ROVINCl AAL GüHEÜXSilOP IN NOORDHOLLAN1). ^ Bargeriijke kamer,

Zitting van den 21 Mei 1874. I

* Vei

Voorzitter , Mr. J. M. van Maan en. | <

I w0<

De wil om schuldvernieuwing daar te stellen is in casu niet gebleken. j jat De crediteur, ten wiens opzigte het accoord niet is nagekomen , kan 1 etJ1] de ontbinding van dat accoord vorderen tegenover den gefailleerde, j atK zelfs indien volgens dat accoord de curators belast waren met j ^ de betaling der procenten , maar deze daartoe niet in staat ge- j vo( steld zijn door storting der benoodtgde gelden, j hal

tiet vrijwillig inzenden der quitantie door den crediteur doet hem I aai deze actie niet verliezen , wanneer dit alleen geschied is om ae I er homologatie van het accoord te helpen verkrijgen. I Voi

Uoor de ontbinding aan het accoord herleeft de primitieve pretentie ^ van den crediteur en behoeft de crediteur ztch met tevreden te ür] stellen met een evenredig deel van het actiej der liquidatie: I d(J daarenboven kan hij vorderen vergoeding van kosten , schade en I ap interessen. I lo^

I wt

De maatschappij -de Adelaar» , gedaagde, eischeresse m vrijwaring ^ en appellante, advokaat Mr. J. W. Tydbman , procureur H. P.

Loooebe, I ba

tegen bll

J. vau Asten, koopman te Driel, eischer en geïntimeerde, advokaat I Mr. J. C. de Vbibs , procureur J. G. Kuhn , I ge

en tegen

Mrs. H. van Manen en J. O. de Vries, ieder iu privé en beiden 111 1 w, quaiiteit vau voormalige curatoren in het faillissement der maat- | ac schappij «de Adelaar» , gedaagden iu vrijwaring en mede-geïuti- I m meerden, advokaat Mr. J. U. uk Vriks, procureur J. G. Kuhn. I

I 01

(Zie vonnis der Arroud.-Kegtbank te Amsterdam vau 5 Maart IS73, I <j£ H eelcbl. uo. 3til7.) I bt

I w

Hat Hof enz., I aj

Teu aanzien der feiten en gevoerde procedures zich gedragende aan 1 d( en overnemende het verslag daarvan, gegeven in hét vonnis van de I gt Ariond.-llegtbaiik ie Amsterdam, eerste Kamer, op deu 5 Maart 1873 I tusscheu partijen gewezen , waarbij ontbonden eu vernietigd is ver- I klaard, voor zooveel den eischer en de gedaagde betreft, het door I d( ot namens de gedaagde maatschappij tijdeus haar faillissement aange- I gl boden en door het Prov. Geregtshof In Noordhollaud op 1 Juny lo71 I j( gehomologeerd accoord ter zake van wanpraestatie der gedaagde I y| maatschappij , en gedaagde maatschappij is veroordeeld om aau den I eischer, ais vergoeding vau schade, tegen behoorlijke kwijting, tel betalen de som van f 3398 , uitmakende het bedrag van de vorde- I b ring, waarvoor de eischer als crediteur iu het faillissement der ge- I k daagde maatschappij is erkend, na aftrek der iu mindering betaalde I a som van / 110, met interest a 5 pet. 'sjaars van den dag der dag- I vaarding en iu de proceskosten, ooit die bij vroegere vouuisseu in I ° deze zaak zijn gereserveerd, eu waarbij aau de eischeresse ui vr.jwa- I d ring hare vorderingen zijn ontzegd, met veroordeelmg in de kosten , I e op de vry waring gevallen; I

Overwegende, dat de genoemde maatschappij van genoemd vonnis I Q iu hooger beroep is gekomen eu bij memorie van grieven het vonnis I t; a quo heeft bestredeu op groud vau de volgende regtsmiddelen: I ^ 1<». dat de eischer (thans eerste geïut.j geeue actie heelt tegeu I ^ haar, uit hoofde der novatie, die ontstaan is door het in de plaats I ° stellen vau een ander schuldenaar; | v

•2°. dat de eischer (thans eerste geiut.) althans iu de ingestelde I j actie niet-outvaukelijn is ;

a. omdat de actie tot ontbinding vau het accoord, immers iu casu I t en onder de bestaande omstandigheden, niet voor toewijzing vat- I ,

baar is ; I 1

b omdat evenmin de actie tot schadevergoeding kan opgaan, naar- 1 | dien geene wettige iV/nora-stelling aan de dagvaarding is voorat- I ,

^3^'dat, indien de eisch van den eischer teerste geiut.) moest wor- I den toegewezen , de mede-geïntimeerden, wegens hunne haiideliugeu I teu deze, jegens de appellante tot vrijwaring verpligt waren;

concluderende, dat het den iiove inoge behagen, met te-niet-doeuing | vau het appel, tevens te vernietigeu het vonnis, door de Arroud.- I Kegtbauk te Amsterdam, eerste kamer, op den 5 Maart 1873 tus- I ' seheu de appellante als oorspronkelijke gedaagdesse eu eischeres iu I ' cas van vrijwaring, deu eersten geiut. als oorspronkelijke" eischer | '. eu de mede-geïntimeerden als gedaagden iu vrijwaring gewezen; en, I , op nieuw regi doende, aau de appellante alsnog toe te wijzen hare in I 1 eerste instantie genomen coiiciusiëu, strekkende om deu oorsprouke- I , lijkeu eischer, nu eersten geïnt., niet-oiitvankelijk te verklaren iu zijne I , vordering, immers hem die te ontzeggen, inet veroordeeliug in de I \ kosten, zoo van de eerste instantie als vau dit appel, daaronder be- j grepen ook die, welke vroeger iu eerste instantie zyn gereserveerd;! . en, voor het geval, dat liet vonnis, waarvan appel, teu opzigte van J t den oorspronkelijken eischer mogt worden bevestigd , de gedaagden I iu vrijwaring (nu uiede-geiutimeerdeuj, immers voor zooveel noodig,! j ua weigering vau den opgedragen decisoiren eed, m de uiemorie I omschreven, te veroordeeleu om de appellante tegeu de eventuele 1 r definitieve coudemuatie ten behoeve vau deu eersten geiut., oorspron- I ii kelyken eischer, te vrywaren en mitsdien voor ae appellante, zool o noodig, de schadevergoeding en de kosteu te betalen , aan den oor- I Q spronkelijken eischer, uu eersten geïnt., verschuldigd; eu om daar- | e euboven aau de appellerende maatscnappij te vergoeden alle andere I i_ kosten, schaden eu interessen, die uit de ontbinding vau liet accoord I voor die maatschappij mogteu voorivloeyeu; alles met veroordeeliug I y iu de kosten , op de vrijwaring iu de eerste instantie eu ui hooger I t. beroep gevallen, voor zooverre die niet mede zuilen worden gebragt I ten laste van den eersten geiut., oorspronkelijken eischer;

0.t dat de eerste geint. by memorie vau antwoord de door de | appellante aangevoerde regtsiniddeleu , ouder 1 eu 2 vermeld , heelt I bestreden eu het vouuis a quo, voor zooveel dit hem betreft, heeft I verdedigd; concludeienue tot uevestiging vau het vonnis u quo, met I veroordeeliug van de appellante ook iu de kosten vau liet hooger I ; beroep;

O., dat de mede-geïutiuieerdeu bij hunne memorie van antwoord het tegeu het vonnis a quo aaugevoerde derde regtsmiddel hebbeu bestreden en beweerd, dat de huu opgedragen eed niet litu deeisoir

0., dat het éénig aangevoerde middel van cassatie mitsdien is on- | de zaak n^^rrov.n =

i ; uu uc ucoiaauuc auic »»u D ■-*

ifAornnn • I »

keraar vergoeding zoude kunuen vorderen , mits hij slechts bewees , \ dat de begroote reparatiën noodig zijn geworden door eene schade- 6 I oorzaak, waartegen verzekerd is; .... !

0., dat het éénig aangevoerde middel van cassatie mitsdien is on- ; gegrond; . I

Verwerpt de voorziening iu cassatie en veroordeelt den eischer m de de kosten, in cassatie gevallen. —

(Gepleit voor de eischeresse Mr. J. Kafpeyne van i>b Coppbllo, eu voor de verweerderesse Mrs. T. M. C. Asser, van Amsteidam, en C. Asseb.)

Hamer vim itfahükeo.

Zitting van den 15 Jurrij 1874.

Voorzitter , Mr. J. D. W. Pape.

Bewijs. — Aanwijzingen.

Mogen aanwijzingen door aanwijzingen worden bewezen t - Neen.

1. Timmerman, oud zes-en-twintig jaren, boerenknecht, gebaren te liiervliet, wonende te Uostburg, gedetineerd, heeft zich in cassatie voorzien tegeu een arrest vau het Prov. Geregtshof in Zeeland van J den 6 iVlaart 1874, waarbij hij is schuldig verklaard aau feitelijkheid I (aanslag) tegen de eerbaarheid van eene vrouw, met gewelddadigheid j uitgevoerd, gepleegd onder verzachtende omstandigheden; en, met j toepassing van art. 331 Strafregt en art. 9 der wet van deu29Junij j 1854 (6't6(. nu. 102), veroordeeld tot eene eorreetionnele gevangenis- j straf voor deu tijd van drie jareu, wijders in de kosten der procedure i ten behoeve van den Staat, te verhalen is 't nood bij lijfsdwang, niet I bevel tot teruggave van het overtuigiugs-stuk aau de eigenares ol I ^ regthebbende.

Nadat te dezer zake door den raadsheer Schuurman het verslag I was uitgebragt, en de advokaat vau deu re(|., Jhr. Mr. li. N. de | Brauw , de voorziening nader bij pleidooi had toegelicht, heeft de I J. adv.-gen. Pons de volgende conclusie genomen;

Edel Hoog Achtbare üeeren ! liet éénige cassatie-middel, in deze I zaak bij pleidooi voorgestel.1, is gerigt tegen dat gedeelte van het be- I M klaagde arrest, waarbij het llot ooslist, dat door eene regtttreekS' lie J getuigenis en onderscheidene aanwijzingen bewezen is , dat het den i req. ten laste gelegde feit heeft plaats gehad; eu dat middel luidt: I schending van art. 443 Strafvord., omdat tot bewijs der aanwijzingen, waaruit het Hof zijne overtuiging heeft geput, dat het ten laste ge- j legde feit is gepleegd, andere aanwijzingen hebben gestrekt. I H

is acht dit middel gegrond.

In den tweeden considerans overweegt het Hof, dat de wettige I aannemelijkheid van de regtstreeksche getuigenis der beleedigde om- I trent de door haar ondervonden feitelijkheden wordt bevestigd door I ei verschillende aanwijzingen, die uit daadzaken en omstandigheden, door 1 andere getuigen verklaard, worden ontleend. En dat werkelijk de aan- 1 wijzingen, bij de bewijsvoering gebezigd, uiet regtstreeks zijn bewe- I zeu, maar door het Hot zijn ontleend aan daadzakeu en omsianiig- I o beden, en dus door andere aanwijzingen zijn verkregen,—het blijkt I uit de' vierde overweging, waar, ua resuuitu van de feiten, door de j ë getuigen opgegeven, wordt overwogen, dat die daadzaken eu omstau- j 1 digbeden "de aanwijzingen vormen, uat de dienstmeid is opgehoudeu, I ^ dat zij is aangevallen eu zij heeft geworsteld, eu dat deze aanwijzingen» , uus ue niet direct door getuigen opgegeveue, maar uu daad- r zaken ontleende aanwijzingen, dat de dienstmeid is opgehoudeu, is j u aangevallen en heeft geworsteld, «met de regtstreensche getuigenis |s de wettige bewijsmiddelen zijn, waardoor overtuigend bewezen wordt, * dat het teu laste gelegde feit lieeit plaats gehad.» 1 c

Jir is dus bij de bewijsvoering door het Hof gebruik gemaakt vau I 1 aanwijzingen , die niet wettig zijn bewezen , want door aanwijzingen I < kunnen aanwijzingen niet bewezen worden, eu het arrest zal daarom I

behooreu te worden vernietigd.

Men vergelijke, beualve het door den pleiter aangehaalde arrest I ' vau 23 Junij 1873 ( Weekbl. n". 3b05, liegtspr., C1V, p. 191, ui fiue), I het arrest van 7 Uct. 1872 ( Weekbl. u". 351 i), liegtspr., UH, p. 4/) I en de jurisprudentie, aangehaald iu mijne aan dit laatste arrest voorat- j gegane conclusie (liegtspr., OH, p. 53). I

ik heb de eer te concluderen tot vernietiging van het beklaagde I arrest en verwijzing der zaak uaar een aangrenzend Hof, om op de I bestaande acte van beschuldiging te worden beregt eu algedaan; de I kosten te voegen by die der eind-uitspraak.

Lle Hooge liaad enz., I

Gelet op het middel van cassatie, namens deu req. voorgesteld bij I pleidooi, eu bestaande in : I

„cheuding vau art. 443 Strafvord., doordien bij hot arrest aanwy- I zlugeu hebbeu gestrekt tot het bewijs van andere aanwijzingen, waaruit I het Hof de overtuiging heelt geput, dat het ten laste gelegde feit is I

^Overwegende, dat het Hof het bewijs der gepleegde feitelijkheid I tegeu ue eerbaarheid, met gewelddadigheid uitgevoerd , iu de eerste I olaats heelt geput uit de getuigenis vau de beleedigde persoon, die, bliiKeus de eerste overweging , naauwkeung en uitvoerig heelt verklaard wat haar iu deu avond vau ueu 21 Sept. 1873 op haren weg vau Uostburg uaar Scliooudijke is wedervaren ; dal het llot vervol-. „e„s ui de tweede overweging heeft overwogen, dat dit regtstreeksch Getuigenis wordt bevestigd door verschillende aanwijzingen met de bijvoeding «dat die aanwijzingen worden ontleend aan daadzakeu en omstandigheden , uoor andere getuigen verklaard» l

O dat in overeenstemming met die uitspraak,... de vierde overweging de aanwijzingen bepaald worden vermeld oordeel van liet Hof net getuigenis bevestigen, namelijk, dat de be leedigue persoon op haren weg is opgehoudeu, dat zy is aangevallen

eu dat zu iieut't geworsteld; .

O. echter, uat die aanwijzingen uiet zijn bewezeu door een der bewijsmiddelen, in art. 443 Stralvoid. aangewezen, maar, zoo als lil de vierde overweging wordt uitgedrukt, zijn gevormd door, ut, zoo als in de tweeue overweging wordt gezegd, zyu ontleend aan de volgende teilen eu omstandigheden: de wandeling van de beleedigde persoon over den weg en het voetpad vau bet huis der weduwe binders naar ue hoiateue, en zulks binnen het tydsbestek van ongeveer half acht tot ongeveer half negen ure, de toestand van ontroering bij hare tehuiskomst, ue gescheurde uiuts , het terugvinden vau het uitgescheurd lapje nabij het voetpad, eu de bijzondere voetsporen op het land; waaruit aizoo volgt, dat uiet deze feiten eu ombtaudigheden, die,'blijkens ue derde oveiweging, door getuigen zyn bewezen, maar ue'daai uit bij redenering algeleide eu hierboven vernielde daadzakeu eu ouisiauuigliedeii , ais aanwijzingen , uitsluitend hebben gestrekt o.u bet registreekscü getuigenis \au de beleedigde persoon te bevestigen, zoouai werKenjk door hel llot als bewijsmiddel aanwijzingen zijn gebezigd, die alleen door andere aanwijzingen worden bewezeu, waardoor is geschonden art. 443 Stralvord.; dat mitsdien het middel is gegrond;

de kosten te voegen bij die der eind-uitspraak.

is, concluderende tot bevestiging van het vonnis a quo, met veroordeeling van de appellante ook in de kosten vau het hooger beroep; acte verzoekende van der mede-geïntimeerden bereidverklaring om, zoo het Hof dat noodig mogt oordeelen , den opgedragen eed af te leggen;

0. in regten :

ten aanzien van het eerste regtsmiddel:

dat bij art. 1451 B. W. is bepaald, dat schuldvernieuwing niet verondersteld wordt; dat de wil om dezelve daar te stellen duidelijk uit de acte moet blijken ;

O., dat de appellante beweert, dat uit de in hare memorie in Jacto vermelde stukken, waarvan de inhoud in confesso is, blijkt, dat, met ouderling goedvinden van deu eersten geïnt. en deu heer Verschuur in privé en zonder eenige inmauging vau de appellante, de eeiste geïnt. de appellante heeft gequiteerd voor de hem verschuldigde/'5 25, en er genoegen in genomen, dat die som hem later door den heer Verschuur in privé zou worden uitbetaald;

0., dat deze bewering is onjuist; dat iu bedoelde stukkeu het woord «privé» niet voorkomt, eu dat daaruit ook niet is af te leiden, dat de eerste geïnt. de met den heer Verschuur in privé bedoelde overeenkomst heeft aangegaan ; dat daarentegen die stukkeu, even als de I andere brieven , uitgegaan van den heer Verschuur en waarvan de I inhoud mede in confesso is, die allen, gelijk buiten tegenspraak ia, } voorzien vau deu stempel of het viguet vau de appellante, met aan1 haliug van afdeeling en volgnummer, volkomen regtvaardigeu en I aannemelijk maken de bewering van den eersten geïnt. : dat hij het I er steeds voor heeft gehouden, dat de heer Verschuur steeds handelde 1 voor de maatschappij «de Adelaar», en dat de toezending van de ! quitantie voor de bij accoord bedongen procenten alleen was gevraagd om de homologatie vau het accoord te verkrijgen eu geenszins om, I door het aannemeu vau een anderen schuldenaar in plaats van de | appellante, de appellante van hare verpligting tot betaling ua de homoI logatie van het accoord te ontslaan en afstand te doen vau de regten, 1 welke den eersten geiut. ingeval vau niet-voidoeuiug aau het accoord I zonden toekomen;

I O., dat het Hof zich derhalve vereeuigt met het oordeel der KegtI bank, dat de wil om schuldvernieuwing daar te stellen niet is geI bleken en daarom ook uiet mag worden aangenomen ;

I Ten aanzien van het tweede regtsmiddel, naar aanleiding van hetI geen in de memorie van grieven tot toelichting van dit middel is I aangevoerd, sub a :

1 dat het Hof van oordeel is, dat een (geregtelijk; accooru is eene I wederkeerige overeenkomst, waarvan diegene, ten wiens opzigte net I accoord met is nagekomen, de ontbinding, voor zooveel hem betreft, I met schadevergoeding, kan vorderen;

I dat de appellante teil onregte beweert, dat de actie tot oiitbindiug I op groud van waupraestatie in casu met-ontvankelijk is , op grond , I dat uiet de appellante, maar de curators volgens het accoord met da | betaling der bij het accoord bedongen procenten beiast waren, omdat, I wat ook daarvan zij met betrekking tot andere schuldeischers, de I appellante, zoo als in confesso is, in gebreke is gebleven de curators I door storting der beuoodigde geiden tot voorzeide betaling iu staat te I stellen, en derhalve zij appellante tot betaling van de bedongen 15 I percent jegeus den geïnt. is verpligt gebleven;

I dat de appellante evenzeer ten onregte beweert, dat de eerste geuit. I door deze actie opkomt tegen zijne eigene daad; dat toch genoemde I geïnt. zich niet beklaagt over met-storting der gelden vóór de hornoI logatie van het accoord, waartoe hij door het in confesso zijnde feit I van de toezending van meergenoemde quitautie zijne toestemming had I gegeven, maar over niet-betaling ua homologatie van het accoord ; 1 sub b: dat de appellante heeft beweerd, dat, kon de actie tot ontI binding worden toegewezen, toch de gevraagde schadevergoeding niet I kon W-orden toegestaan , omdat de appellante niet door een bevel of I andere soortgelijke acie in gebreke is gesteld , en dat, al kon da I geïnt. schadevergoeding eischen, die schade nimmer kon worden beI groot op het volle bedrag der primitieve pretentie, dewijl de schade I dan alleen bestaat iu een evenredig deel van het actie! der liquidatie I en dau bij staat moet worden vereiiend;

I 0. ten aanzien van de te beweringen, dat de eerste geint., blijkens I overgelegd beteekend geregistreerd deurwaarders-exploit, geruiman I tijd na het verstrijken vau den termijn, voor de betaling der procenten I bepaald, de appellante heeft doen sommeren om dadelijk de nog volI geus accoord verschuldigde procenten te betalen; eu dat de beer F. I Verschuur, directeur, daarop geantwoord heeft, »dat dit bedrag zal I worden voldaan, zoodra daarvoor de gelden zijn ingekomen», uu dat 8 I daarop dadelyk de dagvaarding gevolgd is;

I O. dat da eerste geiut. op den dag der .sommatie het regt had ' I dadel IJlt betaling te eischen ; dat hij dit gedaan heeft bij eene acte, ■ I bedoeld bij art. 1374 B. W.; dat de appellante dus behoorlijk in geI breke is gesteld, en dat de geïnt. volkomen bevoegd was om na het ! bekomen antwoord, dat teregt als eene weigering om dadelyk te I betalen aaugemerit is , bij ééu en hetzelfde deurwaarders-exploit da I actie tot ontbinding met schadevergoeding in te stellen;

I u. ten aanzien van het bedrag der schadevergoeding :

!u I dat de geint. vordert het bedrag, waarvoor hij in het faillissement I was geverifieerd, na atïreii van hetgeen hem lacer ia betaald; I dat, naar luid vau art. 1302 j". 1301 U. W., de outbiudiilg der I overeenkomst de zakeu weder tot den vorigeu stuud doet terugkeereu, s" I even alsof er geene verbindteiiis bestaan had; dat partijen dus, vol111 I geus deze bepaling, door ontbinding vau het accoord, teu opzigte vau er I den eersten geïnt., terugkeereu iu den toestand, waarin zij waren I vóór het accoord; dat al/.oo, ten gevolge van de ontbinding van het ia| accoord, de piimitieve pretentie van oen eersten geuit, herleelt; e" I dat de geint., volgens art. 1303 li. Vf., net regt heeft, behalve de ue 1 ontbinding der overeenkomst, te vorderen vergoeding van kosteu, üe I schaden en interessen ; eu dat hij , door uiet te vorderen vergoeding IB" I van schade, op te uiaüen bij staat, ma ir zijn eiüöh te bepaieu bij ■»;{ hetgeen, waarop hij leeds t.n gev-iige der o..tbmd;ug der overeeuaa I komst regt had, naarom zeker uiet Kan geacht worden in zijne vore" I deriug niet-ontvaiiKelijk te zyu ;

ë> I o. teu aanzieu van het derde regtsmiddel, de vrijwaring:

I dut het Hol van oordeel is, dat liet lelt, waaiomtieut de eed is 310 I opgedragen , niet is litis-decisoir, eu dat de vordering tot vry waring 'u' I by het vonnis u quo op goede groudeu is ontzegd ;

•O» I o., dat alzoo al de aangevoerde grieven zijn ongegrond, en dat jr" I mitsdien het vonnis a quo behoort te worden bekrachtigd;

I Gezien, behalve de reeds aangenaaide wetsbepalingen, art. 56 B. ti.; ira I Verleent den medo-geinti neerden de gevraagde acie; )ra I Bevestigt liet vouuis « '/"« en veroordeelt de appellante ook iu ai "'B I de kosteu vau liet hooger beroep.

PROVINCIALE GEHEÜTSHOVEN.

PROVINCIAAL GEUEGTSilOP IN NOORDHOLLAN1).

Burgerlijke kamer.

Zitting van den 21 Mei 1874.

Voorzitter , Mr. J. M. van Maanen.

De wil om schuldvernieuwing daar te stellen is in casu niet gebleken. L)e crediteur, ten wtens opzigte het accoord niet is nagekomen , kan tin tmthindina van Uat accoord vorderen tegenover den gefailleerde,

zelfs indien volgens dat accoord de curators belast waren met de betaling der procenten , maar deze daartoe niet in staat gesteld zijn door storting der benoodigde gelden.

Met vrijwillig inzenden der quitantie door den crediteur doet hem deze actie niet verliezen , wanneer dit alleen geschied is om ae homoloqatie van het accoord te helpen verkrijgen.

Uoor de ontbinding van het accoord herleeft de primitieve pretentie van den crediteur en behoeft de crediteur ztch niet tevreden te stellen met een evenredig deel van het actief der liquidatie ; daarenboven kan hij vorderen vergoeding van kosten , schade en interessen.

De maatschappij «de Adelaar» , gedaagde, eischeresse iu vrijwaring en appellante , advokaat Mr. J. W. Tybbma» , procureur H. P.

LOGQBBE,

tegen

J. vau Asten, koopman te Hriel, eischer en geïntimeerde, advokaat Mr. J. C. de Vbibs , procureur J. G. Kuhn , en tegen

Mrs. II. van Manen en J. O. de Vries, ieder in privé en beiden iu quaiiteit vau voormalige curatoren in het faillissement der maatschappij «de Adelaar» , gedaagden iu vrijwaring eu luede-geïntimeerdeu , advokaat Mr. J. U. de Vr.es, procureur J. G. Kuhn.

«*" —- W — _ . 1 i n u LI r.si* 113

„omicfAn nrweereveik wordt overwogen, Uat Uie aaaaza^ea en umaiau- i _ rr- r»Mhnn.-i.ikft kwiitm

^ " -r?:z „H, de dienstmeid is ODiiehouden. eiscuer, ais veiSoeu„,6 " , 7..» ... .1

lianenen «ue — -- . I hpfalen de som van / 33MS , uiimaneiiue uet oeurag vau uc voiuo-

.... i. ..nmniimi «ii zii heeft ireworsteld, eu dat deze aanwijzin

I . i ..L. /...aili»anH ■»> Ka» tuil lltifiAmiliir. ilrtr cTP«

5