N\ 3770.

PROVINCIALE GEREGTS1IOVEN.

PROVINCIAAL GEHEGTSIIOF IN LIMBURG.

! | Burgerlijke kamer*

Zitting van den 24 Augustus 1874.

Voorzitter, Jhr. Mr. P. G. C. yon Geüsad.

Art. 83 Bcrg. Regtsvord.

Zin in strekking van de in dat artikel voorkomende woorden: eerstkomende teregt zitting.

Daaronder ai een te verstaan de eerstkomende gewone teregtzitting buiten de vacantie.

G. S., notaris, wonende te Heerlen, appellant, procureur Mr. Ecg. van Oppen,

tegen

H. C. , landbouwer, wonende te Scheid, gemeente Schaesberg, geappelleerde, procureur Air. Théoo. Micheels.

fjet Hof enz.,

Gehoord de conclusiën van partijen , bij slotsom luidende : die van den app.: *dat het Hof m oge acte y:even , dat tusschen partijen vaststaat, dat de Arrond.-Regibank te Maastricht, overeenkomstig art. i& van het regiement van 14 Sept. 1838 t StbL n». 3b), hare gewone teregtzittingeu in de vacantie van 1874 heeft bepaald op den 9 en 23 Julij en den 6 en 20 Aug., ten tien ure 's voormiddags , en dat deze dagen en uren ook wettig zijn bekend gemaakt ;

#voorts moge vernietigen de beide vonnissen, waarvan beroep, en, doende wat de eerste regters hadden behooren te doen,

«ten aanzien van het eerste vonnis, den heer voorzitter der Regtbank me le onbevoegd moge verklaren omtient de uitgesproken verwijzing naar de gewone wijze van regtspleging, immers die verwijzing te verklaren nietig en iu strijd m;t de wee, en altoos den geapp. verwijzen iu de kosten van het kort geding;

•emdeiijk, wat betreft het tweede vonnis, den eischer, hier geapp., niet-ontvankclijk of althans ongegrond moge verklaren in zijne daa» bij besliste vordering en daaromtrent genomen coi.clusien , met verwijzing in Ue daarop ter eerste instantie gevallen kosten , alles met veroordeeling tevens van den ge^pp. in de kosten van het hooger beroep;»

die van den geapp.: *dat het den Hove moge behagen , met vernietiging van de ingestelde beroepen, te bevestigen de vonnissen, waarvan beroep; te bevelen, dat dezelve naar vorm en inhoud zullen worden ten uitvoer gelegd, en uen app. te verwijzen in de kosten vau het hooger beroep;*

Gehoord de gehoudene pleidooijen;

Gehoord de couclusiën , door den heer proc.-gen. genoiien , luidende : «dat het den Hove behagen moge de beslissing van den president der Arroud.-Regtbank te Maastricht, en het vonnis dier Regtbank , waartegen appel, te bevestigen, met veroordeeling van den app. iu de koeten, Uoor het hooger Leroep veroorzaakt;* Mei opzigt lot de daadzaken :

Overwcgeiide, dat, bij vonnis der Arrond.-Regtbank te Maastricht van den 9 Mei 1©74, de nu geapp. bij verstek is verondeed om aan den nu app. te betalen de som van /' 638.5u% , met de interessen daarvan tegen 5 ten honderd in i;et jaar, seuert den 1 Jan. 1874 , en bij dat vonnis is verwezen in de kosten ;

dot de nu app., bij deurwaarders-eaploit van den 5 Junij 1874 , kraentens de grosse van zoo evengemeU op den 30 Mei 1874 , aan den nu geapp. üeteekend vonnis van den 6 nier m tand, aan laatstgemelde partij heeft laten bevel doen om binnen twee, althans binnen dertig dagen aan den nu app. te betalen de vuormeide som van y'638.50J4 en interessen en de Kosten van het geding, met aanzegging, uat, bij gebreke daarvan, hij nu app. zou doen overgaan tot de in-beslag-ueuiiug van des nu geappelieerdeu loerende eu onroereude goeüe. en ;

dat de nu app, bij proces-verbaal van den deurwaarder van den 1 Julij 1874 , krachtens voormeld vonnis van 9 Mei 1874 ten laste vau den iiu geapp. in beslag heeft genomen de daarin vermelde onroerende goederen, met aanzegging, dat de geregtelijke verkoop daarvan zal vervolgd worden bij voormelde liegtoank ;

dar, b\j deurwaarders-explo.t van den 4 Julij 1874 , de nu geapp. aan den nu app. heeft doen beteekeneu en aanzeggen, dat hij in verzet komt tegen meeigemeid vonnis van deu 9 Mei 18.4, met protest tegen ai hetgeen in weerwil van dat verzet mogt word 3 i» ondernomen, en vooits deu nu app. bij datzelfde exp oa heet't doen dagvaarden, om op Donderdag den 3 Sept. 1874 voor de genoemde Regtbank te verscnijnen, teneinde ie hooren verstaan, dat hij, nu geapp., is goed opp. tegen /oo evengemeld vonnis , voorts hem nu «pp. als¬

nog zijnen eisch te hooren outzeggeu, met verjordeeling mede in de

kosten van het verzet;

dat de nu app., bij deurwaarders-proces verbaal van den 7 Julij 1874, kraciiieus voormeld vonnis vau den 9 Mei 1874 , met intrekking eu buiten-eliect-stelling van het beslag der onroerende goederen, gedaan bij pioces-ver baal vau den 1 Junj lö74, ten laste van den nu geapp. heeft m besiag genomen de onroerende gojderen, in gezegd proces-ver oaai van den 7 Julij 1^74 vermeld, met aanzegging, dat de verkoop daarvan oij geregtelijke uitwinniug zal vervolgd worden Voor de voormelde liegt »auk ;

dat de nu app., nij deurwaarders-proces-verbaal van den 14 Julij 1874, krachteus meergemeld vonnis van den 9 Mei 1874 aan den nu geapp. bij herhaling heelt bevel gedaan tot betaling van meergemelde soui van /' 038.50 fa en interessen eu der kosten, en, hierop geene betaling eilangd hebbende, heeft doen in beslag nemen de vruchten, uitgewaaeeu op de, bij hiervoor vermeid proces-verbaal van den 7 -Julij 1874 in uesiag genomeue onroerende goederen , met aanzegging aan den nu geapp., dat de verkoop vau die vruchten zou plaats hebben op lJonderuag den 23 Julij 1874 , des voormiddags ten tien ure;

ciat ue nu geapp., bij deur waas ders-exploit van den 17 Juiij 1874, den nu app. heelt doen dagvaarden, om te verschijnen voor deu voorzitter van de meergemelde Kegtbauk, ter door deze op den daarop volgenden dag oepaaide ttregtziitiug iu kort geding, om zich bn vottttis, uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande voizet of hoo-

ger beroep, zelfs op de minuut eu zonder voorafgaande registratie, te zieu eu nooreu veroordeeien om onmiddellijk op te helfan het zoo ev«u gemeld beslag op de veldvruchten vau den 14 Julij 1874, op het eenvoudig vertoon der minuut, eu faute vau daarioe over te gaan, te hooreu, uat die in-nesiag-nemiiig zou zijn opgeheven eu de bewaarder gehouden het in beslag genomeue op te leveren, met veroordeeling van den nu app. iu de kosten van het kort geding;

dat u« voorzitter, bij uitspraak van den 18 Julij 1874, zich heeft onbevoegd veikiaard om kennis te nemen van de zoo evengemelde vordering tot ophettiug vau beslag; heeft bevolen, dat de verdere Voortzetting uaarvau zou worueu geschorst, totdat op het verzet daartegen door de geme-de Regtbank zou zijn uitspraak gedaan; partijen te uien eiude naar de vacantie-zitaug d*er Regtoauk van

den 23 der loopende maand heeft verwezen; tot dat einde aan den nu geapp. verlof heet't verleend orn den nu app. op eenen termijn van ten minste twee vrije dagen tegen ge'>egle teregtzitting te d«>en dagvaarden ; die uitspraak heeft verklaard uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande hooger beroep en zelfs op de minuut en voor de registratie, en de uitspraak óver de kosten heeft gevoegd bij die, te vallen op de hootdzaak ;

dat de gemelde Arrond.-Regtbank te Maastricht, bij daarop ge¬

wezen vonnis van den 25 Julij 1874, de gevraagde aote heeft verleend; heeft opgeheven het beslag, ten verzoeke van den nu app., bij proces verbaal van den deurwaarder Gemmeke , te Heerlen, van

den l-i Julij 1874, ten laste van den nu geapp. gelegd op de vruch- \ ten, uitgewassen op de bij gezegd vonnis omschrevene gojderen ; den nu app. heeft veroordeeld tot vergoeding aan den nu geapp. van al de koeten , schadeu en interessen , door dezen door het beslag reeds gehad en geleden of nog te hebben en te lijden , op te maken bij staat en te vereffenen vulgens de wet; en den nu app. heeft verwezen in de daarbij in de daarbij getaxeerde kosten van het regtsgeding, daaronder begrepen die, gevallen op voormeld kortgeding; , dat, bij deurwaarders-exploit Van den 11 Aug. 1874, de app. zich voor dit Hof in hooger beroep heeft voorzien tegen voormelde twee vonnissen, het eerste uitgesproken den 18 Julij 1874, in kortgeding door den voorzitter der Arro.»d. Regtoank te Maastricht, en wel voor zooverre daarbij de schorsing der o »dernomene executie is bevolen ; partijen zijn verwezen naar de zitting der Regtbank en de kosten zijn gevoegd bij die der eind-uitsprank , het tweede gewezen door dc Regtbank zelve op den 25 Julij 1874;

en dat op dit honger beroep door partijen zijn genomen de aan het hoofd dezes overge-chrevene couclusiën ;

dat de app. tot ondersteuning zjuer couclusiën daarbij heelt doen gelden :

wat betreft het vonnis in kort geding :

dat de heer president, zich onbevoegd verklarende om kennis te nemen van de gevorderde opheffing van het beslag op des geappelieerden roerende goederen, ultra petiia is gegaan, door de schorsing der executie te bevelen, en zijne bevoegdheid heelt miskend, uoor te oordeeieu over de verwijzing naar de gewone wijze van regtspleging iu eene zaak, waarvau hij volgens zijn eigen vonnis geeue kennis mogt nemen;

dat de heer president den eischer niet heeft verwezen in de kosten van het kort geding, ofschoon die partij geheel werd in het ongelijk gesteld, maar de kosten heeft gereserveerd, niettegenstaande hij op den ingesteideu eisch geen provisionneel, noc1! praeparatoir, i.och interlocutoir vonnis wees, maar bij eindvonnis den geheeieu eisch des aanleggers besd-te;

wat betreft het vonnis der Regtbank van den 25 Julij : dat de app., na zakelijke aanvoering van middelen, door hem reeds iu esrsto instantie bij gebragt, laat volgen:

dat het verzet tegen een bij verstek gewezen vonnis do tenuitvoerlegging niet stuit, dan wanneer dat verzet is gedaan met inacut-neming van de bij de wet voor geschrevene termijnen eu vormen ;

dat, volgens art. 83 B. R., het verzet moet beheizen dagvaarding van den oorsponkelijken eischer tegen de eerstkomende teregtzitting, behoudens lu-acht-uemiug der termijnen eu formaliteiten, ten aanzien der dagvaard.ngen voorgeschreven ;

dat m casu het verzet des geappalieer den is beteekend op den 4 Julij 187 4, met dagvaarding voor de zitting van den 3 Sept., terwijl de liegt bank te Maastricht ook zittii.gen heeft bepaald eu gehouden of zat hou len op den 9 en 23 Juin en deu 6 en 20 Aug. 18 "4 ;

dat alzoo de eischer hier geapp. niet heeft gedagvaard voor de

eerstkomende zitting iu den naiujrlijken zin dier wojrden, maar voor do eerste (uiet-eerstkomende) teregtzuting na de vacantie;

dat dus de in art. 83 13. R. voorgesehrevene vormen niet zijn in acht genomen en alzoo ook het met verzuim dier voorschriften ingesteld verzet de execatie van het bij verstek gewezen vonnis vuu 9 Mei 1874 niet heeft gestuit;

dat evenwel de Regtbank ten onregte heeft beslist, dat de eerstkomende zitting beteekent de eerste zitting na de vacantie ;

dat de app. voorts hoofdzakelijk heeft aangevoerd : dat het beweren des geappelleerden , dat, vermits de zittingen in de vacantie alleen voor spoedeischende zaken zijn bepaald, hij niet verpligt was voor de kamer van vac mtie te dagvaarden ,— niet slechts aden wettigen, maar zelfs allen re lelijken steun mist;

dat het toch vooreerst de woorden der wet blijkbaar geweld aandoet , door eene ouderscheiding in het leven te roepen , die niet bestaat , maar ten tweede de wet geene spoedvereischende zaken kent;

dat namelijk ingevolge de wet geene zaak spoedvereischend is verklaard, en de gedingeu of zaken dat eerst worden door de verklaring van den regter;

dat, zoo echter vi legis spoedvereischende zaken bestaan, het dan zeker die zijn, waarvoor de wet eene spoedige behandeling heeft voorgeschreven , door het rekken van alle termijnen te verbieden;

dat dit nu het geval is met oppositie tegeu vonnisseu bij verstek, blijkens art. 83 li. li. ;

dat het woord »gewone,» door de Regtbank in haar vonnis bij teregtzitting gevoegd, in art. 83 B. R. niet staat, en, zoo dat woord in casu eeuige waarde heeft, het die wel zal ontieenen aan het hier toepasselijk art. 15 van het reglement;

dat de ged. en app. volgens de beslissing der Regtbank de kosten moet dragen van eene procedure, die, blijkens het daarop gewezen vonnis , geheel wederregielijk is ingesteld , vermits daarin niets ten zijnen na leele is uitgesproken enten voordeele van den geapp. alleen voorKonit eene ultra petiia bevoien schorsing eu een ongevraagd verlof tot dagvaarden;

dat dergelijk verlof bij eenvoudig request en niet bij een kostbaar contradictoir geding behoort te worden gevraagd;

dat, kon dus de beslissing, welke de Regtbank op des eischers vordering heeft gegeven , als juist worden be>chouwd , dan zou toch de geapp. de kosten van het kort geding en dus ook althans gedeeltelijk d.e van dit hooger beroep moeten dragen ;

dat de geapp. hiertegen tot staving zijner conclusie daarbij heeft ingebragt:

ten aa-rzien van het beroep tegen de uitspraak in het kort geding: dat deze hare regtvaardiging vindt in de artt. 289, 290 en 291 B. R.;

dai immers, waar eene wederregtelijke executie plaats heeft of beweerd wordt, en onmid lellijk voorziening gevorderd wordt, gelijk in casu, volgens de gezegde artikelen de voorzitter der Kegtbmk de éeuige aangewezene magistraatspersoon is4 om te voorzien in hetgeen onverwijlde voorziening behoeft, om te bevelen , hetgeen zouder onherstelbaar nadeel uiet kan geweigerd worden, en om iu zijne wijsheid, salvis juribus, de zaak, voor zooverre hij vermeent daarover niet noo lig te hebben te beslissen , naar de liegtba ik te verwijzen , zonder dat bij zijue beslissingen do distinctie»! tussc.ien praeparatroire, interlocutoire en eindvonnissen in aanmerking kunneu komen , eu voorzeker in casu de voorzitter a 'juo die regelen zeer uaauwgezet bij de aangevallen uitspraak is nagekomen ;

dflt, al heeft de geapp., eischer in kort geling, niet alles verkregen , wat hij voiderde, het doel zijner vordering, het objectief van het kort geding als zoodanig, de stuiting der executie, minder of

> onderdeel van ue conciusie, is mtgesprokeu, met vergunning om op

korten termijn middelerwijl voor het resterende deel van zijnen eisch te dagvaarden, en reserve der kosten, geheel conform aan het eigenaardige karakter van een reféré, waarin de voorzitter altijd deu cischer minder kan toewijzen dan deze vordert;

ten aanzien van het beroep tegen het vonnis der Regtbank van 25 Julij 1874:

dat de geapp. zich refereert aan de motieven van den eersten regter ; dat de geapp. voorts hoofdzakelijk heeft aangevoerd de middelen , weike hij zakelijk in eerste instantie heeft doen gelden ; en eindenjk heeft aangevoerd, dat de toekenning van de winst der kosten aan oen

geapp., die op alle punten iu het gelijk is ge>teld, al moge de

voorzitter in kort geding een gedeeite der toewijzing hebben verscho¬

ven , in allen deele is geregtvaardigd ;

Met opzigt tot het regt:

lo. ten aanzien van het beroep tegen het vonnis in kort geding: 0., dat de president, door op eene vordering tot ophettiug van een beskig alleen de schorsing van hetzelve te bevelen en de z ak ten principale op korten termijn voor de Regtbank zelve te verwijzen, niets anders of meer, maar wel minder heeft toegewezen dan geëischt is, daar toch de vordering tot schorsing virtuaiiter iu die tot opheffing ligt opgesloten en als een onderdeel daarvan kan beschouwd worden ;

0., dat, indien de president op de teregtzitting, gelijk ten deze, door zich onbevoegd te verklaren van de opheffing kennis te nernen, vau oordeel is, dat de zaak op korten termijn voor de Regtbank zelve behoort te worden behandeld, — hij, ingevolge de duidelijke bepaling van art. 291 B. R., allezius bevoegd is om aan den aanlegger verlof te verleenen tot dagvaarding op korten termijn voor de Regtbank en, om de zaak niet uit haar verband te rukken, daarbij eene beslissing bij voorraad te nemen, zoo ais in casu is geschied, eu bij zulke praeparatoire bescbikkiug de uitspraak over de kosten te voegen bij die, te vailen op de hoofdzaak;

2 '. ten aanzien vau het beroep teben het vonnis der liegtbaok van 2ï Julij 1874 :

Aannemende de beweegredenen van den eersten regter; en verder, met betrekking tot de middelen, door den app. geput uit art. 83 li. R. eu uit art. 15 vau het bij Kon. besluit vau 14 S^pt. 1838 (Stl)l. no. 36) goedgekeurd reglement, betreffende de wijze van eodsailegging der ondeiscneidene regteriijke ambtenaren enz.:

0., dat art. 83 B. li. voorschrijf', da., bij verzet tegen een vonnis, bij verstek gewezen , het exploit van verzet onder anderen moet behelzen dagvaar tuig vau den oorsproukelijkeu eischer tegeu de eerstkomende teregtziaiug ;

dat door dit voorschrift de wetgever wel heeft willen voorkomen , dat de eindbeslissing niet langer dan volstrekt nuodig is, worde opgenoudeu, echter niet k^n geacht worden op het oog te hebben gehad oin in eene gewone zaak zoodanig verzet, alleen qua verzet, als spoedvereischend te besc.iouwen en bij gevolg door: //eerstkomende teregtzitting ,* vooreiKe ztak zonder onderscheid, ook eene teregtzitting in de vacantie, aneeu voor zaken van spoedveieischendeu aard bestemd, *e hebben bedoeld;

O., dat het woord: //gewone,» iu art. 15 van voormeld reglement, voor dat van: //teregtzi tiug// gevoegd, niet in eeneu aigemeeneii zin kan worden opgevat, maar door : »gewone rereutzittuig» in tilt artikel alleen die bijzondere teregtzittingen worden bedoel», weike, volgens ue artt. 11 en 13 van meergemeld reglement, in verband met art. 18 li. O., bepaald wordeu tot afdoening vau spoed vereisclien ie zaken , en in welke teregtzittingen alleen zaken van zoodaui^ea aard mogen worden aangebragt en behandeld;

O., wat ue kosten betreft, dat de b-jstredene procedure in kort geding heeft gestrekt en geleid tot schorsing der voortzetting van het beklaagd beslag;

dat de ged., nu app., op de hoofdzaak in het ongelijk is gesteld en mitsdien teregt in de kosten is verwezen geworden ;

Re t doende op het ingestelde hooger beroep:

Verleent de gevraagde acie;

Ontzegt aan deu app. zijne in appel genomene conclusiën;

Bevestigt de vonnissen, waarvau beroep, dat in kort geding, voor zooveire daarvan is geappelleerd;

Beveelt, dat dezclven , dat m kort geding, voor zooveel het aan de cognitie van het II>f is onderworpen, naar vorm eu inhoud zullen woruen ten uitvoer geleg l; en

Verwijst den app. in de kosten van het hooger beroep.

(Gepleit voor den appe'lant Mr. L. van Oppen, en voor den geappelleerde Mr. Edai. van Wintekshoven.)

A.RiiONJJi8SbiMENTS-REUTBAJNrK£N.

ARR0NbiSSEM ENTS-REGTBANK TE AMSTERDAM.

EStirgerlijlie Uanier.

Zitting van den 15 September 1874.

Voorzitter, Jhr. Mr. C. Dedel.

Regters, Mrs.: J. van Kik Jzn. en H. N. Tediso van BerkhoCï* Art. 1591 B. W. — Btwus omtrent het noodzakelijke van

reparaticn aan hfct vekhuukde gofcd.

C. B., eischer, procureur J. G. Kuhn , tegen

A. J. K., gedaagde, procureur H. P. Loggere.

De Regtbank enz.,

Overwegende in facto :

dat in het tusschen partijen aanhangige geding, strekkende tot veroordeeling van den ged. oin, op grond van dringende reparatien aart den door den ged. van den eischer gehuurden kelder van het pnkhu's </de Groote Zwaan" , op de Oude Schans alhier, het doen van repuratiën te gehengen en te gedoogen , — te uien einde het noo i'^e

werkvolk in den door den ged. in huur bezeten kelder toe te laten, inmiddels onverwijld dien kelder tijdelijk gedurende den duur die* rej aratien te ontruimen en aan den eischer te vergoeden de schade, door de weigering van den ged. veroorzaakt, cum ex/jens s—bij vor»n|S dezer Regtbank dd. 3 Junij lf»74 (op de expeditie geregistreerd) * alvorens regt te doen ten principale, drie deskundigen zijn benoem » ten einde te beantwoorden de beide volgende vragen :

|t>. of de kelder, bij den ged. in gebruik,werkelijk dringende rep8 ratiën noo lig heeft, en , zoo ja , q

2 o. of die re parat lëu niet lot na het eindigen van de huur op April 1875 kunnen worden uitgesteld?

dat de benoemde deskundigen , na door deze R gtbank te zijn eedigd, hun rapport, sub n<>. 27 geregistreerd, ter griffie heh "L ingeleverd, aan het slot waarvan zij verklaren: // Op de eerst geste^^ vraag alzoo moeien wij antwoorden, dat de herstelling aan het p* huis /'de Groote Zwaan* , waardoor het werkelijk weder ^