Ni\ 57 64,

collegie bovenvermelde stellingen van de Regtbank te Gorinchem evenmin deelt.

Wat de eerste stelling aangaat:

De Hooge Raad overweegt, (lat men het voorschrift, dat alle bevelen of magtigingen tot verkoop van vast goed, wanneer die tot boedelbereddwg of scheiding noodig is, zonder uitzondering , van de Regtbank moeten worden gevraagd , onaangepast wil,le laten, en de Regering zelfs ojj dien grond art. 6yl B. R., hetwelk oorspronkelijk mede in art. 1 der wijzigingswet (van 18 April 1874 (Stbl. n°. 68IJ, was opgenoemd, daaruit heeft teruggenomen.

Blijkt hieruit niet duidelijk, dat de Hooge Haad van meening is, dat van eene toepassing van art. 69 i B. 14. alleen sprake kan zijn bij boedelscheiding of verdeeling van gemeenschappelijk eigendom (art. 628 B. W.)?

Wat de tweede stelling aangaat:

De Hooge Raad overweegt , d .c art. 1122 B. W. aan ieder erfgenaam de bevoegdheid geeft fiti nevel tot verkoop van de onroerende goederen des boedels, /<•<> hij dien noodig oordeelt, van den regter te vragen; dat het arnkei die bevoegdheid geeft aan al de erfgenamen of aan een of meer hunner, meerderjarigen of minderjarigen, zonder eenige beperking of onderscheiding; dat de regter dus, op zoodanig verzoek beschikkende, niet handelt, voor zooveel de minderjarigen betreft, uit kracht van de zoogenaamde volontaire regtsmagt van art. 451 B. W., gelijk het bestreden vonnis wil, maar uit kracht eener speciale en zelfstandige, hem op het stuk van boedelscheiding verleende bevoegdheid , met dat gevolg , dat eene eventueel op grond van art. 451 voorafgegane, in welken zin ook gegeven beschikking hem in zijne beslissing in geenen deete zoude binden.

Uit de laatste zinsnede van deze overweging mag worden afgeleid, dat de Hooge Raad ook daar, waar vast goed onverdeeld aan meeren minderjarigen toebehoort, aan den voogd de bevoegdheid toekent de bij art. 4.i 1 B. W. bedoelde magtiging te vragen. Dat dit zoo zijnde art. 454 B. W. in gelijk geval kan werken behoeft geen nader betoog.

G., 17 Nov. 1874. Een Kantonregtkb.

HOOGE RAAD. — Burgerlijke kamer,

Zitting van Vrijdag, 27 November.

Voorzitter, Mr. F. de Gbeve.

I, Uitspraak gedaan in zake:

(cassatie) G. Goorkotte, eischer, procureur Mr. C. J. Franpois, tegen J. A. Reimerink, verweerder, procureur Mr. M. Eyssell. Het arrest van het Hof in Overijssel van 22 Dec. 1873 vernietigd , en de zaak aan dat Hof teruggewezen; met veroordeeling van den verweerder in de kosten.

H. Conclusie door het Ofenb. Min. genomen in zake:

lo. (cassatie) J. J. Gilissen , eischer, procureur Mr. M. Eyssell, tegen F. M. J. T. Tripels en cons., verweerders, procureur Mr. C. J. Frangois, en tegen H. Gilissen, mede-verweerder, niet comparerende. Adv.-geri. Romer concludeert tot verwerping. Uitspraak 24 December.

2o. (id.) R. 1). van Sitteren en diens huisvrouw M. de Bruin , eischers, procureur Mr. J. van der Jagt, tegen J. H. Bekker en J. H. Bom yy■, verweerders , procureur Mr. M. Eyssell. Adv.-gen. Smits concludeert tot verwerping. Uitspraak 24 December.

III. Conclcsie door partijen genomen in zake:

lo. (koloniaal) H. L. Jansen, appellant, regen de Regering van Nederlandsch Indië, als vertegenwoordigende den lande, geïntimeerde , procureur Mr. C. J. Franpois. Uitstel verleend tot 1 December.

2o. (id.) (nieuwe zaak) Ph. A. Hoeffelman, appellant, procureur Mr. C. J. Franpois, legen Mr. W. A. van Emden , in hoedanigheid van curator in het faillissement van de firma Gebr. Soesman , geïntimeerde, procureur Mr. M. Eyssell.

IV. Gepleit in zake:

(cassatie; W. J. Doude van Troostwijk, eischer, procureur Mr. C. J. Franpois, advokaat Mr. A. M. van Stipriaan Luïscius , tegen de Nederlandsche Rijn-spoorweg-maatschappij, gevestigd en hare bureaux houdende te Utrecht, verweerderesse, procureur Mr. J. van der Jagt, advokaten Mrs. J. Kappeyne van de Coppeilo en B. M. Vlielander Hein.

NB. Donderdag is er geene zitting gehouden.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

Bij Z. M. besluit van den 21 dezer, n°. 22, is benoemd tot lid van het collegie van regenten over het huis van arrest te Winschoten , Mr. C. Hofstede, griffier van de Arrond.-Regtbank aldaar, zijnde voorts het vice-presidium van gemeld collegie opgedragen aan het lid Mr. E. H. Sandbrink.

Bij z. M. besluit van dezelfde dagteekening, n°. 23, is de benoeming van J. van Houten tot lid van het collegie van regenten over het huis van arrest te Gorinchem, op zijn daartoe gedaan verzoek , ingetrokken, en benoemd tot lid van genoemd collegie, Mr. C. J. van Marle, president der Arrond.-Uegtbank te Gorinchem.

Bij Z. M. besluit van den 22 dezer, n°. 21 , is de kapiteinluitenant-ter-zee Jhr. A. 0. van Haefien, onder-directeur bij de directie der marine te Amsterdam , benoemd tot president van den Raad van tucht voor de koopvaardij aldaar.

Bij Z. M. besluit van den 23 dezer, n'. 34, is, met ingang van

1 Dec. aanst., benoemd tot plaatsvervangend kantonregter te Ootmarssum , W. H. Dikkers , burgemeester dier gemeente.

üij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening, n". 35, is benoemd

tot procureur bij de Arrond.-liegtbank te Hoorn, Mr. F. H. G. van der Hoeven , advokaat aldaar.

Bij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening, n». 36 , is aan

Mr. J. A. M. Bicbon van IJsselmonde, op zijn daartoe gedaan verzoek, met ingang van 1 Jan. 1875, eervol ontslag verleend als president der Arrond.-tiegtbank te Hosterdam , en zulks onder dankbetuiging voor de veie diensten, door hem in regterlijke betrekkingen aan den lande bewezen.

— Bij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening, no. 37, is, met ingang van 1 Jan. 1875, benoemd tot president der Arrorid.-Regtbank te Kotterdam, Mr. J. A. Vaillant, thans regter in die Regtbank.

— Bij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening, n". 38 , is aan Mr. c. C. van Valkenburg, op zijn daartoe gedaan verzoek, met

ingang van 1 Dec. aanst., eervol ontslag verleend als subst.-griifier ; bij de Arrond.-Regtbank te Amsterdam.

— Bij Z. M. besluit van den 25 dezer, n°. 17, is benoemd tot regter in de Armnd.-Regtbank te Hoorn , Mr. A. van Laer, thans \ kantonregter te Delden.

Bij Z. M. besluit van den 26 dezer, n". 16, is aan W. D. van

Roggen , op zijn daartoe gedaan verzoek, met ingang van 1 Jan. 1875 , eervol ontsiag verleend als notaris te Wijchen.

— Bij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening is aan Mr. A. F. X. Luyüen, op zijn daartoe gedaan verzoek, met ingang van 1 Dec. aanst., eervol ontslag verleend als kantonregter te 's Hertogenboscb.

— De minister van Justitie heelt den heer L. van Arnnem, onderwijzer in de gevangenis te Montfoort, benoemd tot directeuronderwijzer in het huis van verbetering en opvoeding voor jongens te Alkmaar.

— Door het Prov. Geregtshof van Zeeland is eene aanbevelingslijst opgemaakt ter aanvulling der vacature, ontstaan door de benoeming van Mr. M. F. Lantsheor tot lid van den Hoogen Raad, waarop geplaatst zijn de heeren, Mrs.: Jhr. G. L. Schorer , regter in de Arrond.-Regtbank te Zierikzee; Jhr. A. van Reigersberg Versluys , regter in de Arrond.-Regtbank te Middelburg; J. de Clercq van Weel, kantonregter te Haarlem; E. P. Sjhorer, subst.-griffier bij het Hof van Zeeland; Jhr. J. J. Pompe van Meerdervoort, regter in de Arrond.-Regtbank te Goes, en Jhr. D. G. van Teylingen , regter in de Arrond.-Regtbank te Dordrecht.

— Het examen , bedoeld bij art. 1 van het Kon. besluit van den 12 Febr. 1 o 74 [Stbl. n°. 19), houdende vaststelling van den tij de lijken maatregel ter voorziening in de behoefte aan ambtenaren voor de regterlijke magt in Ned. Indië, zal voor de tweede maal gehouden worden te 's Gravenhage en aanvangen op Vrijdag den 11 Dec. aanst. De commissie, door den minister van Koloniën met het afnemen van dat examen belast, bestaat uit de heeren : Dr. W. R. Baron van Hoëvell, lid v.u. den Raad van State, als voorzitter; J. Spanjaard , hoogleeraar aan de Indische instelling te Delft, als lid en secretaris; Mr. P. A. van der Lith, hoogleeraar aan de Indische instelling te Leiden; J. J. Meinsma en Dr. A. W. T. Juynboll, hoogleeraren aan de Indische instelling te Delft; A. C. Vreede en G. J. Grashuis, privaat docenten aan de Indische instellingen te Leiden; H. Kleyn van de Poll, oud-resident op Java, en Mr. P. J. Roosegaarde Bisschop, lid van het Hoog Geregtshof van Ned. Indië, thans met verlof hier te lande, als leden.

BERIGTEN.

's Gravenhage, den 28 November.

Men verneemt, dat de installatie van den nieuwbenoemden raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden , den heer Mr. M. F. Lantsheer, zal plaats hebben in eene plegtige openbare algemeene vergadering van dat collegie, op Zaturdag, 5 December, des namiddags ten twee ure.

Den 23 dezer is te Rhenen overleden de heer J. C. P. E.

Menso, ridder der orde van den Nederlanschen Leeuw, oud-kantonregter aldaar.

Den 26 dezer is te Utrecht overleden Mr. W. J. van Hoytema,

advokaat-fiskaal bij bet Hoog Militair Geregtshrf, ridder der orde van den Nederl. Leeuw, oud-lid van de Prov. Staten en van den Gemeenteraad , oud-schoolopziener. Hij was een uitstekend regtsgeleerde , een man van groote talenten , en die de algemeene achting en liefde in hooge mate bad verworven. Reeds vele jaren was hij , eerst als lid van het Hoog Militair Geregtshof, en daarna in de belangrijke betrekking van advokaai fi-kaal werkzaam. ( U. D.)

Het Hoog Militair Geregtshof gaf den 26 dezer zijne uitspraak

in de bekende zaak van den luitenant der huzaren, tijdelijk gedetacheerd te Venlo, Baron van Asbeck.

Deze heer, wiens gedrag en leven overigens èn door den Krijgsraad èn ook door het Hof zeer gunstig werden geteekend, was door den Krijgsraad schuldig bevonden aan geweldpleging jegens een burger te Venlo, die hem eenigen tijd vroeger, op het uiten van het woord : ploert, een slag in het aangezicht had gegeven, — echter, onder zulke verzachtende omstandigheden, dat eene boete van f 25 als voldoende straf werd geoordeeld.

Van die uitspraak verzocht de advokaat-fiskaal, wat de straf betrof verbetering bij het Hof. Deze ambtenaar meende, dat de Krijgsraad had behooren op te leggen eene gevangenis-straf van één tot drie maanden cellulair. Hij erkende toch niet de voor den luitenant bestaande noodzakelijkheid, om , toen de burger aan de hem gezonden secondanten weigerde een dnei met hem aan te nemen, dezen voor de ontvangen klap zijnerzijds klappen terug te geven ; ja, bij veroordeelde zelfs dat wederslaan sterk en meende, dat eene strengere bestraffing gunstig zou kuDnen werken , om een onder de officieren van het leger bestaand vooroordeel, dat reeds veel kwaads had gesticht, te doen ophouden.

De verdediging daarentegen pleitte dien nooddwang. Zij hield staande, dat een officier, naar de algemeen in het leger heerschende militaire' begrippen, een ontvangen beleediging niet ongewroken of onuitgewischt mogt laten, omdat hij anders door zijne kameraden eenvoudig dood werd verklaard, en dat in het onderhavig geval de luitenant van Asbeck te meer tot het teruggeven van slagen was verpligt geweest, omdat officieren van zijn korps dit hadden verlangd.

Het" Militair Hof, voor het meerendeel zijner leden uit hoofdofficieren van de land- en zeemagt bestaande, ontkende echter den gepleiren dwang. Ja, het gispte zelfs gestreng en de toegebrachte afstraffing van den burger en den raad daartoe door een kameraad gegeven. De handeling noemt de sententie van het Hof: een daad van driest geweld; de raad: de uiting van een hoogst laakbaar vooroordeel. In beginsel omhelsde het Hof dan ook geheel het ge voelen van den advokaat fiskaal ; wat de op te leggen siraf betreft, vond het evenwel termen tot groote moderatie , en sprak uit eene veroordeeling tot kamer-arrest zonder acces voor den tijd van ééne maand. ( U. -ö.)

Het Paleis van JusHtie laat, na verslag te hebben gegeven van

eene zaak van eedsweijering, voor het Prov. Geregtshof in Noordholland behandeld , daarop volgen :

Wanneer het regt den steun van den godsdienst zoekt, dan behoort het in de eerste plaats zelf ieders godsdienstige overtuiging te eerbiedigen. Dat de getuige, die in het Christendom gelooft en van wien gevorderd wordt, op de wijze zijner godsdienstige gezindheid den eed af te leggen, zich op bijbelteksten beroept, is volkomen te billijken: «Gij hebt gehoord, dat den ouden gezegd is: Gij zult geen valsche eeden doen , maar den Heer uwe eeden voldoen. Maar ik zeg u : Zweert in 't geheel niet; noch bij den hemel , want hij is de troon Gods; noch bij de aarde, want zij is de voetbank Zijner voeten; ncch bij Jeruzalem, want het is de stad des grooten konings; zweert ook bij uw hoofd niet, want gij kuut niet één haar wit of zwart maken. Maar uw woord zij: Ja, ja; neen, neen; wat meer is dan dit, is uit den booze.»

Zijn deze woorden in Maith. V : 33—37 voor den Christen dubbelzinnig, ja of neen ?

Wanneer art. 183 Wetb. v. Strafvord. zegt, dat ieder moet zweren volgens de wijze zijner godsdienstige gezindheid, en niet spreekt van

gezindte, waarom dan niet het woord opgevat in den milden zin, en waarom in een zin, die tot gewetensdwang voert ?

En gesteld, het woord «gezindheid» in art. 183 heeft hier de beteekenis van «gezindte» of .kerkgenootschap» : wat dan , wanneer iemand tot geen kerkgenootschap verkiest te behooren ? of zal de

regter hem daartoe misschien kunnen dwingen of hem bij een kerkgenootschap indeelen , zoo als men bijv. den milicien bij het een of ander wapen indeelt ?

Hoelang nog zal gewetensdwang, in strijd met den tijdgeest en met de Grondwet, de regtzaal ontsieren , tot schande strekken ?

Gewetensdwang zonder nut of noodzakelijkheid, omdat valsche getuigenis onbeëedigd, evengoed kan worden strafbaar gesteld als beëedigde valsche getuigenis,

—- Men meldt uit Suriname, 6 Nov.: Bij het Hof van justitie is Mr. C. J. Heyiidy voor den tijd van twee jaren benoemd tot regtercommissaris , beiast met de iustructie der strafzaken.

ADVERTENTIEN.

L5ij GEBR. BELINEANTE, te 'sHage, zag het licht:

REKENING-COURANT

DOOR

Mr. JT. A. LEFY.

Gunstig en uitvoerig spreekt Prof. Laband over het werk van Mr. J. A. Levt, Rekening- Courant.

«Deze omvangrijke bewerking van de leer der rekening-courant is eene in ieder opzigt voortreffelijke monographie; zij vereenigt in zich alle goede eigenschappen , welke men aan zoodanigen arbeid mag stellen. De schrijver vereenigt met een volkomen kennis van de hierbij in aanmerking komende handelsgebruiken hoogst grondige bekendheid met het Romeinsche en hedendaagsche burgerlijk regt; hij is met de Duitsche litteratuur over het burgerlijk regt en met de uitspraken der Duitsche geregtshoven in een zoo hoogen graad vertrouwd, als waarop zelfs een Duitsch regtsgeleerde trotseh zou in ogen zijn; hij beheerscht niet minderde Nederlandsche en Fransche theorie en praktijk; zijne redeneringen zijn eenvoudig, helder, klemmend en overtuigend; de stijl is zoo aantrekkelijk en bevattelijk, dat ook de met de Hollandsche taal slechts weinig vertrouwde lezer door dit werk geboeid wordt en de lezing daarvan, ondanks zijne uitgebreidheid, niet vermoeit; eindelijk zijn de uitkomsten, waartoe de schrijver geraakt, hoogst belangrijk, zoadat men ook te dien opzigte voor de bestudering van dat werk zich rijkelijk beloond ziet.»

De schrijver treedt daarna in eene uitvoerige kritiek van Levy's Rekening- Courant, noemt de enkele punten op, waarin hij fan den schrijver afwijkt, toont aan, dat dit werk in vele opzigten tot dezelfde conclusie komt als Ckeizenach's Kau/mdnnische Contocurrent, mede ten vorigen ja re verschenen, doch aarzelt niet, wat grondigheid van bewerking en zekerheid van redenering betreft, aan Leyï's werk den eerepalm toe te kennen.

Prijs ingen. / 8.25, geb. in linnen f 9.50 en in juchtleer /" 10.25.

Van denzelfden Schrijver zijn bij hen verkrijgbaar:

De in den handel gebruikelijke beleening- of

prolongatie-contracten f 1,00

Het algemeene Duitsche Handelswetboek, vergeleken met het Nederl. Wetb. van Kooph. 14.70 De Regtspraak van den Hoogen Raad, af'deeling Koophandel, met 2 supplementen . . . 12.00

De Jury 0.50

Staatkundige betoogen 1.90

Het ideëele in recht en staat, 1ste gedeelte. 2.50

BESLISSINGEN

OP

GESCHILLEN VAN BESTUUR,

1861-1870.

Sedert de wet van 21 Dec. Ï861 (Staatsblad n». 129) eene nieuwe zamenstellmg en werkkring van den Raad van State heeft in het leven geroepen, heeft zich gedurende eene reeks van jaren ten aanzien van vele vraagpunten van administratief regt eene vaste jurisprudentie gevormd, die de mindere administratieve autoriteiten vooral tot een belangrijken leiddraad kan strekken in voorkomende gevallen. De uilgevers van het werk: Raad van State, geschillen van bestuur, oordeelden het dus riet ongepast die juiisprudemie, bij wijze van zakelijk extract, en waar het aankomt op het zoogenaamde regtspunt, kortelijk zamen te vatten, voorloopig over een tiental jaren, in alphabetische orde, met weglaiing alzoo van de motieven, die te vinden zijn in de gemelde verzameling en van dat bloot feitelijke , hetwelk voor de waardering van het regtspunt in zeker opzigt van geen belang is te achten. Daar de opname van dat regtspunt in den vorm van vragen een volledig verband houdt met bedaeld werk, zal dit extract door de iuteekenareu op de Cjmplete verzameling ongetwijfeld met belangstelling worden ontvangen, en kan het als het ware als een beredeneerd register beschouwd worden op de tien eerste deelen.

Maar ook voor hen , die deze tien deelen niet bezitten , en tegen de aanschaffing van het geheel, wegens de uitgebreidheid, bezwaar hebben, kan dit extract tot zekere hoogte de tien eerste deelen, waarvan de prijs ruim f ftO bedraagt, vervangen , en zijn dus da autoriteiten en allen, die op de hoogte van de contentieuse regtsmagt moeten blijven , nu in staat gesteld een overzigt te erlangen van da Koninklijke besluiten, die in 1861 —1870 zijn genomen, en de geheele verzameling eerst van het 11de deel af aan te koopen.

De prijs van dit uittreksel bedraagt slechts f S*.

Daaraan kunnen zich aansluiten Deel XI—XIII (1871—1873) van de verzameling R'iad van btate, geschillen vait bestuur, waarvan de prjjs bedraagt f 3A-2Ö-

Van den loopenden jaargang (Deel XIV) zijn ruim 20 vel bereids verschenen. Prijs f O.S5 per vel.

Snelpersdruk en uitgave van GEBROEUERÜ " iK I, I .Y l<\ % V 'I' *\ „ iu- 'a Gravenhage,