veroordeelden n jet meer in het openbaar te doen plaats hebben. 2893. 4.

Straffen. Karakterisering der stemming in den Zweedschen Rijksdag bij de verwerping van het voorstel tot afschaffing van de doodstraf •2897. 4.

— Doodstraf en gratie. Meng. 2900. 4.

— Doodstraf. — Gratie. Meng. 2903. 3.

— Aanneming door de Kamer van afgevaardigden in Portugal van de voordragt tol afschaffing der doodstraf. 2908. 4.

— Wijziging in de strafwet in Oostenrijk. 19 15. 4.

— Dure onthoofding te Lueern. 2917. 4.

Over het rapport in den I ranschen Senaat over het door een groot aantal onderteekenaren ingediend adres tot afschaffing deidoodstraf. 2922. 4.

—• Bij de tenuitvoerlegging van gevangenis-straffen in afzonderlijk gevestigde kantonnale huizen van bewaring den dag op 24 uren "te rekenen. Circ. van den min. van Just. 2936. 4.

Zie Brandstichting. 2881. I ; — Getuigenverhoor. 2923. 4; — Gevangenisstraf. 2 927. 2 ; — Hooger beroep. 28 77. 1 ; — Loterijen. 288 4. 3 ; — Plaatselijke verordeningen. 2867. I ; — Tekst der wet. 2906. 1 ; 2952. 1 ; — Veeziekte. 2902. 3; 2932. 2;—Verschillende misdrijven. 2945. 2.

— (Kwijtschelding of vermindering van). Zie Gratie.

Strafvordering (Wetboek van). Bij de Tweede Kamer ingekomen

vijftien ontwerpen , houdende vaststelling der verschillende titels van een nieuw —. 2-<69. 4.

— Woordenwisseling ter Tweede Kamer over het onderzoek daarvan in de afdeelingen. 2881. 10.

— Woordenwisseling aldaar over de behandeling van het ontwerp —. 2891. 1 ; 2934. 4.

— We.der-aanbieding der onafgedaan gebleven ontwerpen wegens die herziening met memorie van toelichting. 2934. 6.

— ■ Rapporteurs ter Tweede Kamer. 2938. 4.

Strafwetboek. De beraadslaging over de herziening van het — in België in de Kamer van vertegenwoordigers ten einde gebragt. 289.6. 4.

Stranding. Zie Bevrachting. 2942. 3; — Diefstal. 2890. 1; 2891.2.

Straver (J.) in cass. 2858. 1.

Stremming. Zie Wegen. 2886. 3.

Stroo (Invoer van). Zie Veeziekte. 2865. 4 ; 2902. 3.

Stügkr (k J. S.) c'. J. A. A. Salomons. H. R. 2912. 1.

Stuiting. Zie Polderlasten. 2863. 2.

Stukken. Kan van de wederpartij worden gevorderd mededeeling van een oorspronkelijk stuk , waarvan deze zich niet in het bezit bevindt ? — Neen. 's Hage. 2924. 2.

— Moet in summiere zaken, voor appel vatbaar, het opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor geligt worden ?

— , zonder voorkennis van de wederpartij overgelegd komen niet in aanmerking, 's liosch. 2929. 3.

—■ Zie Acten. 2948. 1 ; — Getuigenverhoor. 2943 1.

Subrogatie. Zie Beslag. 29 la. 3.

Subsidiaire gevangenis-straf. Zie Gevangenis-straf. 2927. 2.

Successie. — Art. i wet 13 Mei 1859 (Stbl. n°. 36).—-Begrip van gebruik en bewoning. — Vruchtgebruik. — Aanwas.

Verkrijgt, wanneer het regt van gebruik aan twee personen gezamenlijk wordt toegekend tot op het overlijden van den langstlevende, deze langstlevende bij het overlijden van den eerststervende

iets, wat hij niet reeds voor dat overlijden bezat.' — Meen.

Kan, waar de burgerlijke wet onderscheidt tusschep regt van vruchtgebruik en van gebruik, de fiscale wet die beide regten gelijkstellen, met diep gevolge, dat, omdat de fiscale wet bij legaat van vruchtgebruik aan meer dan één persoon gezamenlijk aanwas aanneemt, hetzelfde bij legaat van gebruik en bewoning zou moeten worden aangenomen ? — dSeen. Gor. 2897. 2.

— Zie Registratie. 2857. 3 ; 2890 2 ; 2902. 1.

Suiker-accijns. Zie Belastingen. 2925. I.

Summiere behandeling. Zie Getuigenverhoor. 2857. 3.

Summierzaken. Zie Stukken. 2929. 3.

Suppletoirs eed. Zie Eed. 2876. 4; — Lastgeving. 2886. 2- "

Overeenkomst. 2903. 2 ; —- Schuldbekentenis. 2912. 2. '

Suriname. Aan den heer R. F. van Lamsberge op verzoek eervol ontslag verleend als gouverneur; in zijne plaats benoemd de heer W. H. J. van Idsinga. 2859. 4.

Suringar (W. F. H.j. De hoogleeraar — benoemd tot rector-magnificus aan de Leydsehe hoogeschool voor het akademiejaar 1867/68 2866. 4.

Sypesteyn (Jhr. C. A. van). De heer — gekozen tot lid van de

xweeue ivamer uer oiacen-ueneraai. 2'JU'j. 4.

Sïtsma (P. T.) in cass. 2878, 2.

T.

Taille (A. de la) ca. den burgemeester der gemeente 's Gravenhage. Zuidh. 2916. 1.

Taxatie. Zie Onteigening. 2952. 2.

Tedingerbrokkfoldkr. Dijkgraaf van den — ci. dijkgraaf en hoogheemraden van Delfland, 's Hage. 2863. 2.

— Zie Polderlasten. 2867. 1.

Tegemoetkoming. Zie Borgtogt. 2901. 3; 2902. i.

Tegenspraak (Vermomde). Zie Beslag. 2922. 2.

Tegenstand. Zie Veeziekte. 2858. 1.

Teixeira de Mattos. (Gebr.) c'. l'hemet en Weetjen. Amst. 2899. 3.

Tekst der wet. Kan met grond worden beweerd niet-opname van den tekst der toegepaste strafwet in het veroordeelend vonnis, wanneer wel een ander wets-artikel is toegepast dan had behooren toegepast te worden , maar de regter, zonder de grens van de toepasselijke wet by de uitgesproken straf te overschrijden, alleen een misslag heeft begaan in de aanhaling van den —■? Neen. H. R.

2906. 1.

— Strafwet. — Motieven. — Corpus delicti. — Rijks-veldwachters. —Proces-verbaal. — Bewijs.

Wanneer de hoogere regter verklaart zich te vereenigen met de gronden van beslissing des eersten regters, ook wat betreft de «toegepaste strafwet», kan deze laatste uitdrukking dan wel geacht worden iets a,nders te beteekenen dan die artikelen der strafwet, welke door den regter zijn toegepast? — Neen.

Moeten niet de wetten van 28 Junij 1851 (Stbl. n<>. 68) en 29 Junij 1854 (Stbl. n". 104), even als de Code Pénal, als strafwetten worden beschouwd ? — Ja.

Behoeft de tekst der toegepaste strafwetten, na te zijn vermeld

m net vonnis ues eersten regters, andermaal te worden opgenomen in het dat vonnis bevestigend arrest ? — Neen. II. R. 2952. 1.

— Zie Diefstal. 2931. 1; — Gewelddadigheden. 2924. 1 ; — Veeziekte. 2865. 2.

Telegram. Of een door een rijks-telegrafist der plaats van afzending afgegeven regu van een — en een door een rijks-telegrafist der plaats van aankomst afgegeven af schrift van een—-acten zijn, door openbare ambtenaren opgemaakt, hoedanige bedoeld worden in art. 1917 B. W.; en of alzoo door de vermelding in die geschriften het — geacht moet worden eene zekere dagteekening te hebben? Meng. 29,18. 4.

Tenuitvoerlegging. Bewijst — van het vonnis berusting, als zij, zij het ook zonder protest van den veroordeelde, bij diens afwezigheid heeft plaats gehad? — Neen. II. K. 2901. 1.

— Zie Beslag. 2894. 1 ; 2927. 3; — Polderlasten. 2867. 1; — Verzet. 2952. 4; — Vonnissen. 2915. 1.

Teregtstei.ling. Zie Verwijzing. 2928. 1.

Teregtzittino. Openbare —. Uitspraak. — Twee raadsheeren.

Schending van artt. 21.1, 1ste cn 2de lid, en 213 Strafvord., in verband met art. 3 in fine der wet van den 29 Mei 1849 (Stbl. np. 21), door, padat de president en drie raadsheeren over de zaak gezeten en het arrest gewezen hebben, echter, bij afwezigheid van den eerste en verhindering van een der laatsten, de uitspraak in tegenwoordigheid van slechts twee raadsheeren te doen plaats hebben. H. R. 2871. 3.

Termijn. Zie Dagvaarding. 2899. 4 ; 2924. 2; — Verzet. 2947. 2; — Zekerheids-stelling. 2886. 3.

Terugvordering. Zie Overeenkomst. 2910. 4;— Wisselregt. 2956.3.

Terugwerkende kracht. Zie Overeenkomst. 2903. 1; - Plaatselijke verordeningen. 2S85 1; 2913. 2.

Testament. Is het volgens art. 986, al. 7, b. W. voldoende, dat van de formaliteiten, bij een — in acht te nemen, blijke, dat zij vervuld zijn , al is die vermelding ook minder duidelijk en spraakkunstig juist? — Ja.

Voldoet het onderhandseh — uit dat oogpunt aan de eischen der wet? — Ja. Zuidh. 2865. 3.

— Een of geen apostrophe in zeker — van veel belang. 2869. 4.

— Korte opmerkingen over art. 1öi2 B. W. 2915. 4.

— Repliek. 2918. 3.

— Welke is de ware beteekenis van den regel, vervat in art. 925

ü. w. r

In welk eene verhouding zijn de daar aangewezen armen-inrigtingen onderling geregtigd tot de erfstelling of making?

Kan het zielental der leden van de kerkelijke gemeenten, waartoe de armen-inrigtingen behooren, deze verhouding regelen?

Kan het cijfer der bedeelden volgens de opgaven der armen-inrigtingen voor de statistiek als maatstaf gelden ?

Elks aandeel moet berekend worden naar het werkelijk getal en de behoeften der armen, bij de onderscheiden armen-inrigtingen bedeeld.

Het bewijs daarvoor moet door elk der eischende partijen, ieder voor zooveel hem betreft, worden geleverd. Leyd. 8951. 3.

Testimonium de auditu. Zie Diefstal, 2892. 2; — Jagt. 2905. i.

Thij (II. tem in cass. 2865. 1

Tiendregt. Geschil over domaniale tienden in de provincie Utrecht.

Wereldlijke, geestelijke oorsprong. —Algemeen, bijzonder -.Bewijs. H. R. 2858. I.

— Tiendzaak. — Middel van niet-ontvankelijkheid. — Uitgestrektheid en grenzen van een tiendblok.

Kunnen gescheurde weilanden, die vroeger nooit getiend werden en gelegen zijn aan het eind van het pretense tiendblok, geacht worden onder dat blok te behooren, indien de beweerde grenzen alleen vermeld worden in acten, afkomstig van de praedecesseuren van den

tmnrl hP.TTP.r 7.nnr «f rln«- r.:^

»T—u<™ uuur acius possessoru worden bevestigd ? — Neen. Nijm. 2867. 2.

— Staats-domein. — Kroon-domein. - Interventie. — Referte. — Kosten.

Is de administrateur van het kroondomein bevoegd eene actie in te stellen, hetzij tot praestatie van de tiend, waarvan hij het vruchtgebruik heeft, hetzij tot schadevergoeding wegens wanpraestatie

vtia uenupugi r — ./a.

Kan het op de ontvankelijkheid van deze actie van eenigen invloed zijn, indien uit de verdediging daartegen een geschil geboren wordt over den eigendom van het — ? Neen.

Kan hij, die in eersten aanleg gevoegde partij was, en die zich in appel als de mede-geïntimeerde refereert aan het oordeel van den regter, in de kosten worden veroordeeld ? — Neen. Zuidh. 2900. 1.

— Tiendpligtigheid. - Appellabiliteit.

Is eene actie tot betaling van ƒ 4.80 wegens tiend over zeker jaar appellabel, wanneer de beoordeeling daarvan moet worden

uvci- ue tiendpligtigheid van het land? — Ja. Zuidh 2900. 2.

— Heeft het novaal — in Zeeland toegekomen aan den Graaf als decimator universalis, en is dat regt overgegaan op het tegenwoordige staatsdomein? — Neen. Zeel. 2911. I; 2933. I.

— De verkooper van »een klamp of blok korentiend» moet vrijwaren niet slechts het regt van anderen te beletten daar tiend te heffen, maar het vermogen om zelf tiend te vorderen en dit vermogen in regten te handhaven.

Die verkooper volstaat niet met het bewijs, dat die klamp of

Li.1. j 1. i:*l, „ x* ui 1 .

uioK. seueri. uiiueugenjis.c ujuen was euu uenuoiOK, en aat hij en zijne voorgangers daar, niet uitsluiting van alle anderen, sedert dertig jaren de tiend als eigenaars hebben bezeten en geheven, 's Bosch. 2911. 3.

— De eigenaar van beweerd — is niet-ontvankelijk om tegen den eigenaar van eenige speciale perceelen, welke binnen den kring van het beweerd — van gene zouden gelegen zijn, te vorderen geregtigd-verklaring van algemeen —, maar alleen op dat van de perceelen, aan dezen toebehoorende.

ue eigenaar van gronden zijne tiendpligtigheid erkennende, is de huurder dier gronden alsnog bevoegd het zakelijk regt van tienden te betwisten, en voor eigen rekening en gevaar het bewijs van - op de gehuurde gronden te vorderen.

Door de erkentenis van den eigenaar van gronden, dat deze zijn tiendpligtig, gevoegd bij eene acte van aankoop van —, is het — voldoende bewezen, en heeft de eigenaar van het — tegenover den huurder der gronden, die zijn regt betwist, nog slechts te bewijzen, dat diens gehuurde perceelen gelegen zijn binnen den kring van zijn aangekocht —, en moeten daarvan de tienden worden opgeleverd, zoo het beteelen met tiend bare vruchten wordt bewezen, 's Bosch. 2937. 1.

Tienhoven (J. van) ca. de Herv. gemeente van Otterloo H R 2862. 2.

Timmer (W.) c». E. Muller. Drenthe. 2913. 3.

Timmer (Z.) c 1 den burgemeester van Amsterdam. Amst. 9s7iï s

Timmermans (I.) in cass. 2887. 2.

Timmehmans (T. H.) in cass. 2942. 1.

Timmers (A.) in cass. 2893. I.

Titel. Hij, die regten wil ontleencn aan den —-, staande op zijn naam, zonder vermelding van voornaam, moet bewijzen, dat hij eigenaar van dien —■ is; het bezit van het enkele stuk doet eer eene onregtmatige dan eene regtmatige verkrijging daarvan veronderstellen. Amst. 2912. 2.

Titels. Kan de geöxcipieerde zich in cassatie over het aannemen van — ,die men zich zeiven schept, beklagen, wanneer de judex facti dat bewijs slechts ten overvloede bij den hoofdgrond der beslissing heeft bevoegd? — Neen. H. R. 2866. 1.

Tjaden (II.) c". Lamers en Comp. Amst. 2807. 4,

Toekomstige zaken (Regeling van). Zie Plaatselijke verordeninqen. 2885. I.

Toerekenbaarheid. Zie Brandstichting. 2945. 1 ; — Echtscheidinq. 2857. 2: — Veeziekte. 2942. 2.

Toeziende voogd. Zie Voogdij. 2914. 3.

Tolgeld. Ontduiking van —. Hof Gron. 2925. 3.

Tooneel. — Bevoegdheid. - Liebhaberin.

Wat is eene eerste tragische Liebhaberin? Kant. 11". II Amst. 2858. 3.

— Zie Overeenkomst. 2943. 4.

.Tooneelreglement. Zie Overeenkomst. 2877. 2.

Traktementen. Zie Hegterlijke ambtenaren. 2865. 4.

— Zie voorts Benoemingen.

Trakranen (N.). Den heer — op verzoek eervol ontslag verleend als minister van Koloniën. 2914 4.

Transportkosten. Zie Koopmansboeken. 2914. 1.

Trekveren. Zie Veren.

Troonrede bij de opening der Staten ■ Generaal, zitting 1867/68. 2931. 4. • & 1

— Adres van antwoord der Eerste Kamer. 2932. 4.

— Weder-antwoord des Konings. 2933. 4.

— Adres van antwoord der Tweede Kamer. 2933. 4.

— Weder-antwoord des Konings. 2933. 4.

Tucht. Zie Kwetsuren. 2891. 3.

Tuinenburg (A.) in cass. 2887. 3.

Tukba. Zie Verwonding. 2887. 1.

Turf-accijns. Zie Belastingen. 2921. 1 ; 2943. 2.

Tüsschengeschil. Zie Vrijwaring. 2916.2.

Tüsschenkomst. — Gemis van vormen. — Schending van art. 59 B. R.

Is niet-in-acht-neming van art. 59 B. R. met straf van nietigheid bedreigd ? — Ja.

Laboreert een vonnis, alleen betrekkelijk deinterventie, wanneer het de vereischten van art. 59 B. R. niet vermeldt, ook dan aan eene radicale nietigheid, wanneer onmiddellijk vóór dit vonnis een ander tusscben eischer en gedaagden is gewezen, hetwelk aan de vereischten van gemeld artikel wel voldoet? — Ja. Noordh. 2918. 2.

— (Hegterlijke). Zie Boedelscheiding. 2869. 1.

— Zie Tiendregt. 2900. 1.

Tuynenburo (Y.) en J. van Schalkwijk. Het Openb Min. ca. — Noordh. 2 940. I.

Tuzeë (J. Iï.) in cass 2878. 3; 2880. 3.

U-

Uitgaven (Regtsgeleerde). 2898. 4; 2900. 4; 2909. 4; 2912. 4; 2914. 4; 2917. 4; 2918. 4; 2919. 4; 2924. 4 ; 2925. 4 ; 2930. 4; 2932. 4; 2934. 4; 2937. 4; 2938. 4; 2940. 4; 2941. 4; 2954. 4- 29.58. 4; 2960. 4.

Uitgraving. — Praejudiciële quaestie. — Schorsing. — Geschilpunt van burgerlijk regt. — Motieven.

Schending bij 's regters vonnis van artt. 206 en 211, in verband met de artt. 253 en 273, Strafvord., door, op grond eener opgeworpen praejudiciële tjuaestie, ontleend aan een beweerd regt van eigendom en een meer dan dertigjarig bestaanden onveranderden toestand van den

onderwerpelijken mestkuil, de strafvervolging wegens eens buurt-

wegs voor onbepaalden tijd te schorsen, zonder te onderzoeken en met redenen omkleed uit te maken het ai of niet bewezene der bedoelde —. H. R. 2899. 1.

UiïKKERING. Zie Faillissement. 2955. 1; 2956. 2; - Minderjarigheid■ 2940. J *

Uitstel. ~ Interlocutoir. - Overschrijding van regtsmagt.

Wat is overschrijding van regtsmagt?

Is het vonnis, waarbij de beslissing over de betaling der kosten van protest wordt uitgesteld tot na die over de hoofdvordering, een interlocutoir, zoodat de hoogere regter, die dat vonnis vernietigt, in de gevallen van art. 356 B. R., de hoofdzaak tot zich kan trekken ? — Neen, H. R. 2960. 2.

Uitspraak (Kegterlijkei. Zie Schrijffout. 2866. 1; — Tereqtzitting. 2871. 3.

Uittreksels. Zie Leges. 2942. 3; — Vonnissen. 2877. 1.

Uitvinder. Het regt van den —. Meng. 2916. 4.

Uitvinding. Octrooi van—.Namaak. Haarl. 2925. 3. Uitvoerbaar-verklaring. Zie Vonnissen. 2915. 1.

Uitweg. Is de eigenaar, wiens grond met eenen — is bezwaard , geregtigd de werken op te ruimen, w:elke ter verbetering van dien weg door den regthebbende op den — zonder toestemming van dien eigenaar zijn gemaakt? Noordbr. 2923. 2.

— Zie Onteigening. 2861. 1.

Ursem (K.). Het Openb. Min. Ca. . Noordh. 2885. 2.

— in cass. 2902. '•

Usantie. Zie Kooj) cn verkoop. 2899. 3; —-Levering. 2957. 1.

Utrecht. De commissaris des Konings in de provincie — c'. den burgemeester der gem. —•• Regtb, Utr. 2952. 2.

— De burgemeester der gemeente — c'. den commissaris des Konings in de provincie —. 11. R. 2959. 1.

Utrechtsch genootschap van kunsten en wetenschappen. Prijsvragen. 2917. 4.

V.

Vader. Zie Veeziekte. 2858. 1.

Valsche g1ütuigeni8. Zie Getuigenis. 2868. 1.

Valsche munt. Zie Munt (Valsche).

Yalschheid in geschrifte. —Plaatskaartjes van eene spoorweg-dienst.

— Geschrift van koophandel. — Mogelijkheid van benadeeling.

— Verbindtenis of bevrijding. — Meening of gissing.

v^'ordt onder het woord écrit of e'criture, als eene generieke uitdrukking, verstaan zoowel wat gedrukt als wat geschreven is ?

— Ja.

Wordt in art. 147 Strafregt onderscheiden tusschen onderteekende en niet onderteekende geschriften? — Neen.

W orden de bepalingen in het Wetboek van Strafregt betrekkelijk — in geschritte in hare toepassing beperkt door die van het Hurgerlijk Wetboek ? — Neen.

Zijn de plaatskaartjes eener spoorweg-onderneming als geschriften van koophandel aan te merken ? — Ja.

Bestond er, door het cijfer van den datum in zoodanig kaartje te veranderen, waardoor het op een anderen dag gangbaar zoude zijn, mogelijkheid van benadeeling? — Ja.

Houden zoodanige kaartjes naar haren aard verbindtenissen of bevrijdingen in? Ja. — H. Ii. 2904. 1.

Onderhandseh geschrift. — Brief. — Motieven. — Mogelijkheid van benadeeling.

Was, vermits de wet zelve in art. 1911 B. W. ook brieven rangschikt onder onderhandsche geschriften, de regter verpligt, na den in deze vervalschten brief als onderhandseh geschrift te hebben gequalificeerd, daaromtrent nog eene nadere motivering te geven ? — Neen

Bestond er, naar de feitelijke beslissing in deze, wel degelijk mogelijkheid van benadeelins ? — Ja. II. R. *2907. 2.

— Vervalsching van spoorweg-kaartjes.

Spoorweg-kaartjes zijn geschriften van koophandel. Het veranderen dier kaartjes , ten einde ze doen dienen voor een anderen dag dan waarvoor ze aan het kantoor der spoorweg-