Bij zoodanig verzet, ware het ontvankelijk, zoude niet alleen de arrestant, maar evenzeer de geëxecuteerde in het geding moeten worden gebragt.

_ Het verzet der vrouw stelt evenwel ten aanzien van haren man, die als geëxecuteerde reeds op zijn eigen naam tegen het onder derden gelegd — verzet heelt ingesteld, dat nog niet is afgedaan , geen bis in idem daar, noch geeft aanleiding tot de exceptie van

litispendentie.

Waar de man toont zijne belangen als niet strijdig met die zijner vrouw te beschouwen, behoeft zij geene autorisatie om in regten °P te treden. Amst. -'981. 3.

®'A<- "—Acceptatie. —Verduistering van goederen. — Conservatoir—. Vermindering van eisch. — Toewijzing der vordering tot schadevergoeding. — Compensatie van kosten.

fs het oordeel, of een schuldenaar aangevangen heeft met de verstoring zijner roerende goederen, alleen aan den president der ^ ^ vert)leven? — Neen.

oet tegen het verlof tot inbeslagneming worden opgekomen , hetkort geding voor den president, hetzij voor de Regtbank, kan de deugdelijkheid van een gelegd — nog worden betwist U de verdediging tegen den eisch tot van-waarde-verklaring ? — n 'aa(sten zin beslist.

^'°et een gelegd conservatoir — van onwaarde worden verklaard, w&nneer het aanvangen der verduistering op geene de minste wijze gebleken 1 — Ja.

Verpligt een onregtmatig — tot vergoeding van schade ? — Ja. Bestaan er voor den regter termen tot compensatie van kosten , Wanneer wel de schuld is bewezen , maar het conservatoir — is van onwaarde verklaard, en de schadevergoeding toegewezen? — Ja. Drenthe. 2991. 2.

• Arrest onder derden. — Eigenaar. — Opheffing.

Kan de eigenaar der goederen , waarop conservatoir arrest onder derden gelegd is, de opheffing van dat arrest tegen den arrestant vorderen ? — Neen. Zuidh. 3008. 2.

Conservatoir arrest. — Opheffing. — Zekerheids-stelling. —Vergoeding van kosten, schade en interessen. — Artt. 306 en 7^5 Begl. op de B. K. — Artt. 301, 303, 580, n-. 4, Kegl. op de B. R. en art. 1365 B. W.

JVloet de last tot opheffing van een conservatoir arrest, op grond, dat de ondeugdelijkheid der vordering, waarvoor dat arrest gelegd is, summier is aangetoond, vergezeld gaan van den last tot zekerheids-stelling ? — Neen.

Ontslaat het verlof van den president van den Raad van justitie tot het legden van een conservatoir arrest den arrestant van zijne verantwoordelijkheid, of wel wordt dit verlof verleend pericuLo pelentis, met dien verstande, dat hij, bij opheffing van het — tot vergoeding van kosten , schade en interessen kan worden ver wezen? — In Laatstgemelden zin beslist. H. Ger. Ncd. Ind. 3015. 4. —- Oppositie. — Bewijs van eigendomsregt. — Bruikleen. — Bemeijering. — Bezit.

Is de bepaling van art. 1902 B. W. ook van toepassing op hem, die, naar aanleiding van art. 4 56 li. R., zich verzet tegen den verkoop van in — genomen goederen, waarvan hij beweert eigenaar te zijn ? — Ja.

Heeft de opposant, door overlegging der bewuste acte van bruikleen, zijn eigendomsregt bewezen? — Neen. Sneek. 3033. 3. Revindicatoir — onder derden van goederen, in eene strafvervolging als stukken van overtuiging gebezigd.

Revindicatoir — onder derden van goederen, die ter griffie der Regtbank zijn aangebragt, om te dienen als stukken van overtuiging in eene strafvervolging, is in strijd met het Wetboek van Strafvordering, en mitsdien in strijd met eene wet, die op de openbare orde betrekking heeft.

Zoodanig — kan niet worden van waarde verklaard.

Opdat eene vordering kunne ingesteld worden , is het niet genoeg , dat de eischer het beweerde regt hebbe, maar daarenboven moet dat regt zijn geschonden door hem, tegen wien de regtsvordering wordt ingesteld, en daarbij betering van die schending worden geëischt. De vordering van den eischer tot verklaring, dat hij alleen eigenaar en regthebbende is van zekere goederen, is derhalve niet-ontvankelijk. JVlaastr. 3055. 2.

— Zie Dwangbevel. 3u43. 3; — Huur en verhuur. 3014. 3; — Veeziekte. 2973. 2; — Verbeurdverklaring. 29 <0. 1.

Beslissende eed. Zie bank {Nederlandsche). 2969. 3; —Eed. 2985. 3; 2988. 1; — Faillissement. 3035. 3; — Koop en verkoop. 3042. 3; — Laster. 3038. 32; — Vennootschappen. 2991. 4.

Besluit (Koninklijk). Zie Afgraving. 2972. 2.

Bestuur (Algemeene maatregelen van inwendig). Zie Afgraving.

2972 2; — Toir egt. 3030. I.

-— (Dagelijksch). Zie Gemeente. 3038. 1.

Betaling. Wanneer tegenover de vordering tot —eener zekere som voor den opbouw van een huisje wordt beweerd , dat al de gelden, die de eischer deswege te vorderen had , ten volle zijn betaald , is dit een onsplitsbaar aveu en rust de bewijslast op den eischer. Amst. 3u4i. 4.

-— Zie Aanneming. 30*27. 3; — Erfgenamen. 2996. 3 ; — Huur en

verhuur. 2ir»86. 2; — Wisselregt. 3015. 4.

—- Zie voorts Schuldvordering.

Beti-.ee>ning. Zie Dagvaarding. 3056. 3.

Beurzen. Aan Jhr. Mr. G. A. Melort op verzoek eervol ontslag verleend als president der commissie voor de zaken betreffende de stichtingen van — voor het onderwijs; benoemd tot president, het lid Mr. W. Win tg en s ; en tot lid, Mr. 15. H. M. Hanlo. 3043. 4.

Bevoegdheid. Daar de in casu ingestelde vordering door art. 54, no. 4, K. O. uitdrukkelijk wordt gebragt ter kennisneming van den kantonregter, is een onderzoek naar haar persoonlijk of zakelijk karakter om de vraag van — uit te maken overbodig H. R. 2972. I.

— 11ulp-maréchaussée. — Besluit van den 30 Jan. 1815. —Grondwet van '814. — Verwijzing naar den militairen regter Ilof Utr. 2981. 3.

v&n den Nederlandschen regter in geschil tusschen vreemdelingen, s Bosr:h. 3035. 1.

— /ie Belastingen. 3013. 1; —- Diefstal. 30^1. 2; — Executeur testamentair. 2966. 2; Getuigenverhoor. 3043. 3; — Hooger beroep. 297 7. 3; 30-'8. 2; —Koop en verkoop. 3020.3; —Kosten. 3005. 2; — Narooijing 299:*. 2; — Onderwijs 297 2.4; — Overeenkomst 2983. 3; — Plaatselijke verordeningen. 2967. 3; 2971. 2; — Provinciale reglementen. 302-4. i ; — Regeling van'regtsgebied. '2990. 3; — Valschheid. 2983 1; — Veeziekte 29^9 1 ;

2974. 2; — Vennootschappen. 3031. 3; •— Verwijzing. 2997. 3

Wegen. 3055. 1.

— Zie voorts Onbevoegdheid.

Bevrachting. — 1distantie-vracht.

Het beding in de cherte-partij van restitutie der reeds betaalde vracht, wanneer het schip de bestemmingsplaats niet heeft mogen bereiken, derogeert aan de wettelijke regeling omtrent de verschuldigdheid van distantie-vracht. Art. 4-3 W. K. Nooidh. 3018 3.

Bevrachtings-contract. — Plaatselijk gebruik te Schiedam. Aitt. 498, 748, 455, n°. 4, "W. K. — Art. 1375 B. W.

Yolgt de verpligting van den schipper om de lading , op twee verschillende plaatsen gelost, naar eene derde losplaats in dezelfde

gemeente te verhalen, uit den aard van het bevrachtings-contract?

— Neen.

Moet die verpligting als een in de overeenkomst gebruikelijk beding worden beschouwd ? — Neen. Rott. 3033 2.

Bevrachting Zie Overeenkomst 3011 3.

utwaakgbvino. Zie Delegatie, 3049. 3.

Beweiding. Het van af 15 Oct. tot 15 April sedert onheugelijke tijden beweiden der uiterwaarden te Niftrik. — Regt van klaauwengang en stoppelweide. — Code Kural, droit de vaine pature.

Art. 21 van den 32sten titel < an het Gereformeerde Landrecht van de vier boven-ambten des Nijmeegschen quartiers is afgeschaft door de bepalingen der 4de sectie van titel 1 der wet van 6 Oct 1791.

Begrip van uiterwaarden en van art. 9 dier 4de sectie van den Code Kural.

Uiterwaarden, die bemest en waarop de molshoopen jaarlijks geslecht worden, zijn -prairies artificielles», waarop het «droit de vaine p&ture* niet geoorloofd is.

Ken servituut van — kan niet door verjaring verkregen worden. Ivant. Wijchen. 2974. 3.

Bewijs. De wettelijke bewijsleer in strafzaken, door Mr. M. Modderman, advokaat te Groningen. — Utrecht, C. van der Post, 1867. — 300 bl. in 8".

— Over wettelijke bewijsregelen, door Mr. A. F. Jongstra. — Ileerenveen, F. tiessel, 1867. — 275 bl. in 8". Boekbesch. 2961.4.

— Proces-verbaal der teregtzitting. — Getuige. — Eed.

Schending bij 's regters uitspraak van art. 21 7 Strafvord., door onder de bewijsmiddelen op te nemen de verklaring van een getuige, van wien uit het proces-verbaal der teregtzitting niet blijkt, dat hij den eed heeft afgelegd, bij art. 183 eod. voorgeschreven, noch dat te zijnen opzigte eenige formaliteit der wet is in acht genomen. H li. 2968. 1.

— Over onbeëedigde verklaringen van getuigen in de Nieuwe Bijdr. 29i.8 4.

— Wettelijke bewijsregelen. 2969. 4.

— De waarde eener bewezene omstandigheid op zich zelve verliest in geenen deele hare kracht, omdat zij door twee tot elkander na in betrekking staande personen is verklaard. H. R. 2970. 1.

— Kan, vermits de verklaring van een enkelen getuige, ingevolge art. 433 Strafvord., met als wettelijk — gelden kan, daaruit volgen, dat dergelijke verklaring, op grond van art. 4 8, niettotde wettige bewijsmiddelen behoort? — Neen li. li. 2970. 'l.

— Enkel getuigenis.

Ziet het verbod van art. 433 Strafvord. om een enkel afzonderlijk getuigenis als zoodanig te mogen doen gelden, ook op omstandigheden, die niet daarstellen het eigenlijk teit, als misdrijf ten laste gelegd, maar als verontschuldiging of als verzachtende omstandigheid kunnen worden aangemerkt? — Neen. H. R. 2982. 2.

— Vordert de wet ook formeel VOor al wat ten voordeele van

een beklaagde wordt aangevoerd? Neen.

Is toch niet de aannemelijkheid daarvan aan het oordeel des regters overgelaten? — Ja. H R. *9-7. I.

— ai oet onder eene bekentenis, voor den regter gedaan, eene, voor den regter-commissaris afgelegd als van° gelijke kracht worden beschouwd om als bewijsmiddel te kunnen strekken? — Ja.

Behoeft de regter bepaald de soort van bewijsmiddelen te vermelden, waardoor zijne overtuiging van des beklaagden schuld is verkregen, wanneer hij overweegt, dat door «voorschreven" bewijsmiddelen {in casu bekentenis en getuigenissen), waarvan vooraf was melding gemaakt, blijken wettige bewijsmiddelen te zijn? — Neen H. R. 3010. 3.

— Motieven.

Brengen niet de artt. 425, 427—429, in verband met art. 211, Strafvord., het laatste voorschrijvende, dat het arrest met redenen moet bekleed zijn, mede, dat uit 's regters uitspraak behoort te blijken, ivelke bewijsmiddelen tot diens overtuiging hebben gestrekt en medegewerkt, en wat door elk derzeive bewezen is? — Ja.

.,,°. oet aJzo° de enkele opnoeming van de aangewende bewijsmiddelen bij elkander aan de wettelijke voorschriften ? — Neen. H. K. 3021. 2.

— Bewijsmiddelen. — Aanwijzingen.

Behoort niet bij telastle<rging van meerdere misdrijven bepaaldelijk te blijken, welke aanwijzingen voor het — van die onderscheidene misdrijven zijn aangenomen? — Ja. H. R. 3023. 1.

— Bekentenis. — Motieven.

Art. 439 Strafvord. eene van elders door wettige bewijsmiddelen bevestigde bekentenis bepaaldelijk als volledig — erkennende, zoo is, na aanneming daarvan, eene afzonderlijke en uitdrukkelijke motivering van de als bewijsmiddelen ingeroepen getuigen-verklaringen onnoodig. H. li. 30 3. 3.

— Aanwijzingen. — Motieven.

Wordt aan het voorschrift van art. 443 Strafvord. bij 's regters uitspraak voldaan, door eenige bewijsmiddelen bijeen te voegen en voorop te stellen, en daaruit, alles in onderling verband en zamenhang beschouwd , als wettig en overtuigend bewezen te doen volgen eene reeks van daadzaken en omstandigheden, die als aanwijzingen moeten dienen? — Neen. H. R. 3029. 2.

— Regterlijke overtuiging. — Motieven.

Volgt uit artt. 427 en 431 Strafvord., dat de regter, behalve van de door hem aangenomen en bij de wet als zoodanig erkende bewijsmiddelen, daarenboven van de bij hem verkregen overtuiging bij zijne uitspraak rekenschap zou moeten geven? — Neen. H. K. 30 50. 2.

— Begin van — door geschrifte, — Beslissende eed. — Compensatie van kosten.

Stellen de ten processe overgelegde brieven begin van — door geschrifte daar? — Neen.

Is de opgedragen eed duidelijk en niet twijfelachtig? — Neen. Drenthe. 3040. 1.

— testimonium de auditu. — Aanwijzing.

lJoor het aannemen van een testimonium de auditu als eene der aanwijzingen, uit wier onderling verhand het — der schuld is afgeleid, is de wet niet geschonden. Noordh. 3050. 3.

— Visum repertum.

Ken visum repertum kan zeer zeker behelzen eensdeels eene opgaaf van hetgeen door den zaakkundige in facto is gezien of bevonden, en anderdeels een wetenschappelijk of zaakkundig oordeel over de oorzaken of de gevolgen van het bevondene.

Het verslag in den eersten zin is alzoo een getuigenis en, mits aan de vereischten beantwoordende, een wettig bewijsmiddel. In den laatsten zin mag het, naar art. 43a Strafvord., slechts ter inlichting strekken.

Schending van art. 443, in verband met art. 433, Strafvord., door in casu zoodanig verslag, als getuigen bewijs gebezigd, niet mondeling te doen afleggen en met eede sterken II. K. 3060. 2.

— Zie Acte. 013. 4; - Arbitrage. 3050. •>; — Bekentenis. 2 966. 1; — beleediging. 3059. 2 ; - Beslag. 3033. 3; — Betaling. 3041. 4; — brandstichting. 3013. 2; i-056. 2; — Cargadoor. 3017. 3; — Dertienden penning. 2976. I; — Diefstal. 2984. 1; 29 7 1 ; -2991. 1; 3016. '±\ 3022. 1; — Echtscheiding. 2985. 3 ; — Expertise. 303 . 1; — Extracten. 2979. I; — Getuigenverhoor. 2999. 2; —• Hooger beroep. 3005. 1; 3028. 2; —- Huur en verhuur. 3064. 3; — Huwelijk. 3017. 3; — Kiezerslijst. 3022. 1 ; —

Kindermoord. 3015. 1;—Lastgeving. 3019. 1 ; — Militie (Nationale). 3020. 1; — Motieven. 2968. 3 ; — Onbevoegdheid. 2964. 3 ; — Overeenkomst. 3011. 3; — Scheiding en deeling. 3030. 3; — Schipper. 3038. 2; — Schuldvernieuwing. 3012. 2; —Spoorwegen. 3007. 2; — Stukken. 3018. 2; — Tiendregt. 3026. 1;— Valschheid. 2981. 1; 29«S. 1; — Verkrachting. 2998. 2; — Verwijzing. 3051. 2 ; — Verzekering. 3003. 2; 3006. 2; 301 6. 3 ; 3039. 2 ; — Wegen. 3027. 1 ; — Wisselregt. 3015. 4.

Bewindvoerder. Zie Curatele. 2983. 3; — Registratie. 3036. 3.

Beyma thoe Kjngma (Jhr. Mr. S. W. H A. van). De heer — gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Géneraal. 2968. 4.

Bezit. — Bezit-actiën. — Vermindering of verandering van eisch (art. 134 B. R).

Waar gewelddadige ontzetting geposeerd wordt, kan geene actie tot herstelling en handhaving in het — worden ingesteld. Zoodanige actie, door de wet gewraakt, wordt werkelijk veranderd, door die later terug te brengen tot eene vordering tot enkel herstel in het —. Amst 2982. 3.

— Vermindering van eisch ingevolge art. 134 B. R. —, althans mede-bezit, van een voetpad. — Handhaving in dat —. 's Bosch. 29;s4. 3.

— Zie Beslag. 033. 3; — Dertienden penning. 2976. 1 ; — Jagt. 3016. 1; 3026. 3; — Noodweg. 2981. 2 ; — Registratie. 3031. I; — Tiendregt. 3010. 3; — Uitweg. 2980. 3;— Wegen. 3014. 4.

Bichon van IJsselmonde (M.). De heer — gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 3015. 4.

Bie (H. de) in cass. 2 982. 1.

biebekstein Rogalla Zawadsky (0. A. Baron de). De heer — gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 2968. 4.

Bilderdijk. Zijn stilzwijgen over de codificatie 2964. 4.

Binnenlandsche Zaken (Departement van/ De heer Mr. C. Fock benoemd tot minister. 3005 4.

Blanco-aandeelen. '/ie Verbindtenis. 3040. 1.

LIleekeu (■!.). net Openb. Min. cd. —. Drenthe. 3028. 2; 3043 3.

Blom lF W. C ). De heer — gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal 2968 4.

Blom (Mr. Ph. van . De heer — gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 968 4.

ülommerde ^l.) c'. c. Cornelisse, wed. D. Stoop, c. s h. r. 3001 l.

Hlomvliet (J. C.) in cass. 3036. I.

Blüssé van Oi d-Alblas (Mr. F.). De heer — gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 2968. 4.

Hlktz (.J.) en Dudok van Heel c1 A. Lel'ebure. Noordh. 3036. 3.

Kude (F. F W.) Het Openb. .Min. c1. —. Assen. 3035. 4.

Bodo.merij. Zie Verzekering. .i0i7. 1.

ijOedklvfstand. Kan aan hem, die, na vrijwilligen —, op eigen naam eene vordering instelt te^en zijrie debiteuren, de exceptie van vrijwiliigen — door die debiteuren worden tegengeworpen ? —Neen. Raad v just. liat. 3015. -4.

Boedelscheiding. — Gemeenschap. — Tweede huwelijk. — Waarde-

berekening.

Moeten, bij scheiding en verdeeling eener algeheele gemeenschap van goederen, bestaan hebbende tusschen echtgenooten, van welke een uit een vorig huwelijk wettige nakomelingen achterlaat, de goederen, door de echtgenooten ten huwelijk aangebragt, worden berekend volgens de waarde tijdens den inbreng, dan wel tijdens de ontbinding der gemeenschap ? — In laatsten zin beslist.

Is de regter bevoegd tot het vaststellen ook van de overigens buiten geschil zijnde becijferingen, die het uitvloeisel zijn van het door hem aangenomen stelsel van scheiding en verdeeling ? —Ja.

Kan de regter bepalen, dat de acte van —, bij niet-verschijning van een belanghebbende, na behoorlijke oproeping, buiten zijne tegenwoordigheid worde gepasseerd? —Neen. Noordh. 3015. 2.

— Zie Nalatenschap. 3002. 2 ; 3049. 4.

Boef (P. den) in cass. 3021. 2.

Boekbeschouwing enz. De wettelijke bewijsleer in strafzaken, door Mr. Moddlrman, advokaat te Groningen. — Utrecht, c. van der Post, 1867. — 300 bl. in 8°.

Over wettelijke bewijsregelen, door Mr. A. F. Jongstra.

Heerenveen, F. Hessel, it*67. — 275 bl. in 8°. 296 1. 4.

— Over het handboek van den heer Blaupot ten Cate over de wet op het lager onderwijs. 2y70. 4.

— Emile Acollas. — Nécessitê de réfondre l"ensemble de nos codes et notamment le Code Napoléon au point de vue de Cidêe démocrati que — Appendice contenant le code de la convention. 2e édition _ Paris 186b. — 193 pag., in-8°. 2986. 4.

— Over het Adelsregt in de Nederlanden, door Mr. R. Baron van Breugel Douglas. 3000. 4.

— Over de zeventien afgeleverde deelen van de Opmerkingen en mededeehngen betreffer.de het Nederlandsch reqt, en over het onder de redactie van de heeren Oudeman en Diephuis uitgegeven tijdsehrtlt onder den titel: lijdschri/t voor Nederlandsch regt. «O u. 4.

, u!' )Valler- ~ Revisie in strafzaken. — Amsterdam 1868.— 1^8 bl. in 8». .'i006. 3.

Over het werk: getiteld: la chasse, son histoire et sa le'qislation door den heer E. Jullien, regter te Reims. 30u6. 4.

— Over de verhandeling van den heer G. .1. F. Beelaerts van Blokland over de onschendbaarheid der wet. .3015 4.

— De la revision du code de procédure, études sur les projets

soumis au conseil d'état, par E. Campenon, avocat a l'aris.

Paris 1867. — 160 pag. in o°. Uoekbescti. 3027. 4.

— Over het werkje, getiteld: ons cellulair stelsel, een woord aan Mr. M. li. i.odefioi, naar aanleiding zijner rede in de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 Junij 1868, door den heer Alstorphius Grevelink. 3u.'i0. 4.

— Over de voortzetting van het Alg. Duitsch Handclsreqt door den heer J. A. Levy. 303ï. 4; 04-1. 4.

— Het herstel der kanaal-maatschappij; brief aan den heer S W Jos. Jiita, door Mr. A. S. van Nierop. - Amsterdam, Schadd' 181 8 , 20 blz in-«o. 3036. 4.

-u°V'" hf werkje:, die Frage von der Todestrafe enz., door den heer Mehnng, predikant en lid der Kamer van afgevaardigden in Wurtemberg. 3042. 4. °

— De iorganisation et des attributions des tribunaux de commerce PZrC*T\Pre'Sldent d" tribUnal dB com'^- ~ Bruxelles!

— Over de zak-uitgaven der verschillende organieke wetten van den heer Schuurman, bij Ijeenk Willink, te Zwol.e 3-4G 4

— Over de brochure v»„ den heer W. Hoogvliet, getiteldeen wenk voor de toekomst. 305-4. 4. h

O\er het werk: de wetgeving op de registratie, toegelicht en van aanteekeningen voorzien, door den heer ' J. B. Vroom. 30 4. 4.

Ovei het uit te geven tijdschrift: Revue de droit international et de le'gislation comparée, door de heeren: T. M. C. Asser, C. Rolin Jacquemyns en J. Westlake 3054. 4

— Over het werk van den heer W. B. S. Boeles: scheiding van Kerk en Staat. 305*. 4.

— Over de handelsregtelijke aanteekeningen van prof. Asser. 3058. 4.

Boeken. Openlegging der —.

Kan ook in regtsgedingen, die geene handelszaken betreffen of niet tusschen kooplieden gevoerd worden, de openlegging der —