ARBITRALE UITSPRAKEN.

Amsterdam, den 7 Augustus isss.

Arbiters, Mrs.: M. J. de Lange, J. A. Molster en Th. Schipf , allen advokaten te Amsterdam.

Brandverzekering. — Reticentie. — Schade-rekening.

Uitlegging der brandpolis.

Ingeval volgens art. 251 W. K., op grond van verzwijging, sprake zou hunnen zijn van nietigheid der verzekering, moet de assuradeur , die zich op de nietigheid beroept, de nietig-verklaring der overeenkomst van verzekering vorderen, maar hij kanf daar het geene absolute nietigheid geldt, niet volstaan met eene conclusie tot niet-ontvankelijk-verklaring.

Indien de verzekerde lijsten van het verbrande en het geredde heeft ingediend, is zulks volgens de Amsterdamsche brandpolis qenoeq, om tot nader bewijs van het montant der geledene schade te worden toegelaten.

De bijzondere wijze constateren der schade aan gereedschappen geldt volgens de Amsterdamsche brandpolis alleen de gereedschappen van een opstal.

Stoelenmodellen zijn niet onder kastenmakers-gereedschappen begrepen.

A. Lonne'e, stoelenmaker , wonende te Amsterdam, compromittent ter eenre , eischer ,

tegen

'le Amsterdamsche brandverzekering, onder directie van L. Hartong te Amsterdam , compromittent, ter andere zijde, verweerderes. '

Arbiters enz.,

Overwegende ten aanzien van de feiten :

dat, gelijk tusschen partijen inconjesso is, de verweerderes, inden jare 1867 , aan den eischer tegen brandschade verzekerd heeft, voor eene som van/800, den inboedel, bestaande in : meubelen, linnen kleederen, lijfsieraden en kastenmakers-gereedschappen , zich bevindende op de bovenvoorlcamer en zolder, in de Tuinstraat buurt N N, n . 476, en zulks voor een onbepaalden tijd, en op conditiën, als bij de in gebruik zijnde Amsterdamsche brandpolis is bepaald; dat op den 30 Mei 1867 brand ontstaan is in dat perceel; op grond van alle welke tusschen partijen erkenden feiten de eischer beweert van de verweerderes, wegens door dien brand geledene schade, eene soin van ƒ 670 te kunnen vorderen, en dat hij mitsdien geconcludeerd heeft, dat het arbiters behage om bij vonnis in het eerste ressort uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hooger beroep de verweerderes te veroordeelen om aan den eischer, tegen behoorl'ijke kwijting, te betalen de som van / 670, met de renten van dien van den dag der registratie van het compromis, en de kosten van het regtsgeding;

dat de verweerderes pertinentelijk ontkend heeft, dat aan den eischer eenig regt op vergoeding van schade, en in geen geval tot het gevorderd bedrag, zou competeren, daar de eischer wegens verzwijn-ino- dat hij eene kastenmakers-werkplaats in het verzekerde perceels-gedeelte had, niet-ontvankelijk zoude zijn in zijne geheele vordering zich door die verzwijging buiten de termen der verzekering gesteld en alle aanspraak op vergoeding van schade verloren zou hebben, zijnde die verzwijging geheel in strijd met de wet;

dat verweerderes na deze hoofdverdediging subsidiair bemerkt heeft dat de schade, aan de gereedschappen overkomen, niet op de bij dé Amsterdamsche brandpolis bepaalde wijze geconstateerd is geworden; dat er op de schadelijsten , eensdeels, goederen als verbrand opdreven worden, die niet onder de assurantie begrepen zijn , zoo als" 1°20 stoelmodellen , noch tot het meubilair, noch tot de gereedschappen kunnende gerekend worden , en, anderdeels, daarop goederen voorkomen, die zich niet op de door de verweerderes verzekerde plaatsen , maai- elders bevonden ; terwijl bovendien de verschillende, geheel uiteenloopende schadelijsten, door den eischer gemaakt, zoodanig zijn, dat verweerderes daaruit onmogelijk met eenige juistheid kan oordeelen ^

op grond waarvan zij heeft geconcludeerd, dat het arbiteren moge behagen den eischer te verklaren niet-ontvankelijk in zijne vordering , zoo als die daar is liggende, immers en in allen gevalle hem die te ontzeggen, met veroordeeling van den eischer in de kosten ■ en subsidiair, voor het onverwacht geval, dat arbiteren van oordeel mogten zijn deze primaire conclusie van haar verweerderes niet toe te wijzen , dat het arbiteren moge behagen den eischer zijnen eisch te ontzeggen , voor zoovere daarbij ook gevorderd is de vergoeding voor brandschade:

1'. aan goederen die in het geheel niet onder de assurantie begrepen waren; r

2 . aan die, welke zich op den niet verzekerden zolder bevonden ; en

3'; de kastenmakers-gereedschappen, waarvan de taxatie niet op de bij de Amsterdamsche brandpolis bepaalde wijze heeft plaats gehad; en haar verweerderes te veroordeelen tot vergoeding der schade die, volgens taxatie van den makelaar Hoeijen, door den eischer aan' zijne meubelen werkelijk is geleden, alles inet veroordeeling van den eischer in de kosten;

dat bij conclusie van repliek door den eischer bij zijnen gedanen eisch en genomene conclusiën is gepersisteerd; en subsidiair incidenteel aangeboden is, door getuigen en andere middelen regtens te bewijzen : »dat hij bij den brand van 31 Mei lei67 inderdaad aan den bij de verweerderes, tot een bedrag van ƒ 800, verzekerden inboedel bestaande uit: meubelen , bedden , linnen, kleederen , lijfsieraden en kastenmakers-gereedschap, eene schade van ƒ 670 geleden heeft-»

met veroordeeling van de verweerderes in de kosten van het incident ingeval van tegenspraak, welke anders zullen «orden gereserveerd tot aan de einduitspraak ;

dat de verweerderes bij conclusie van dupliek zich aan hare genomene conclusie van antwoord gerefereerd heeft; en subsidiair verklaard heeft zich niet te verzetten tegen het toelaten van het door den eischer voorgesteld bewijs , zoo dit slechts loope over de schade van de verzekering op de bij hare conclusie genoemde goederen en voor zooverre die aanwezig waren op de plaatsen die verzekerd zijn geweest, alsmede ten aanzien van die verzekerde goederen, waarvan geen speciaal bewijs bij de Amsterdamsche brandpolis is voorbeschreven ; b 0. ten aanzien van het regt:

dat het door verweerderes gedane beroep op art. 251 W. IC arbiteren zekerlijk een ernstig onderzoek zouden hebben waardi» gekeuul, daar toch inderdaad de premie voor verzekering van kastenmakers-werkplaatsen hooger is dan voor gewone perceelen, en verweerderes met de wetenschap, dat zich eene dergelijke werkplaats in het bij haar verzekerde perceel bevond, den eischer niet of althans niet op dezelfde conditiën zou hebben verzekerd ;

dat echter door de verweerderes de behoorlijke vorm in deze niet is geobserveerd, daar toch de nietig-verklaring der overeenkomst had behooren verzocht te worden, aangezien er hier van geene absolute nietigheid sprake is, maar de nietigheid der verbindtenis in renen moet gevraagd worden;

!

dat om die redenen dan ook de door verweerderes aangevoerde exceptie van niet-ontvankelijkheid voor arbiters, die niet als goede mannen, maar naar de regelen des regts moeten uitspraak doen, geen puut van overweging kan uitmaken ;

dat de bewering, als zouden er geene voldoende documenten ten bewijze der geledene schade door den eischer zijn overgelegd, juist door de ten processe overgelegde staten, zoowel de vroegere als de latere gewijzigde ontzenuwd wordt, terwijl die bovendien ook daarom genoegzaam geoordeeld kunnen worden , aangezien de Amsterdamsche brandpolis eene zeer ruime opvatting dienaangaande toelaat;

dat der verweerderesse bewering, als zoude de eischer in gebreke , gebleven zijn om de aan de, gereedschappen ontstane schade op de bij de Amsteidamsche brandpolis bepaalde wijze te doen constateren, evenr zeer onjuist is en niet kan opgaan ;

dat, wel is waar, genoemde polis eene bijzondere wijze van con. stateren der schade aan gereedschappen aangeeft, doch dat die bijzondere wijze slechts is geldende voor de gereedschappen van een ; opstal, daar eene eenvoudige lezing dier polis duidelijk doet zien , dat de woorden : «opstal, gereedschappen» als geheel bij elkander be: hooren aangemerkt te worden, en derhalve voor de door den eischer verzekerde gereedschappen niet kan gelden ;

dat de door den eischer opgegeven schade over het geheel arbiteren overdreven voorkomt, in welke meening zij door de verweerderes gesterkt worden;

wat de meubelen betreft, blijkens de door haar overgelegde schaderekening van den makelaar Hoeijen, die aanmerkelijk met des eischers opgave verschilt, terwijl ook de schade aan de gereedschappen aan arbiters overdreven voorkomt;

dat er allezins termen bestaan om daaromtrent den eischer nader bewijs op te leggen, met dien verstande, dat van de door den eischer opgögeverie schade ad f 6 70 nu reeds uitgezonderd worden f 150, voorkomende op de schaderekening voor schade van 120 stoelmodellen, welke goederen noch tot het meubilair, noch tot de gereedschappen en dus niet tot het verzekerde behooren ;

dat de eischer dan ook zelf subsidiair tot dat bewijs heeft geconcludeerd ;

Gezien de artt. 1959 B. W., -251 en 274 yy. k. en 56 199 636 en 637 ij. R.; '

Alvorens ten principale regt te doen ,

Admitteren den eischer om door alle middelen regtens, zelfs door getuigen, te bewijzen:

«dat hij, bij den brand van den 31 Mei 1867 , inderdaad aan den bij de verweerderes tot een bedrag van ƒ 800 verzekerden inboedel, bestaande in: meubelen, bedden, linnen, kleederen, lijfsieraden en kastenmakers-gereedschap, eene schade van /' 520 geleden heeft; dat die goederen tijdens der. brand aanwezig waren op de bij dé polis omschreven geassureerde plaatsen ;«

Bepalen, dat het daartoe strekkend getuigenverhoor zal plaats hebben op Zaturdag, zullende zijn den 3 Oct. 1868 , de3 voormiddags ten tien ure, in een der lokalen van het paleis van justitie te Amsterdam;

Reserveert de kosten tot de eind-uitspraak.

(Gepleit voor den eischer Mr. A. J. Hovy, en voor de gedaagde Mr. W. Voorbeytel Cannenburg.)

WETGEVING.

1'e Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft in hare zitting van 2 Octoberll. met 56 tegen i3 stemmen aangenomen het volgende adres van antwoord op de troonrede.

SIRE!

De Iweede Kamer der Staten-Generaal acht zich gelukkic de ver zekering harer gehechtheid aan Uw Doorluchtig Stamhuis te kunnen vernieuwen, en erkent dankbaar, dat Uwe Majesteit, bij het openen van de zitting der Volksvertegenwoordiging op het vele goede heeft kunnen wijzen dat het vaderland te beurt viel.

Bijzonder aangenaam was ons de mededeeling, dat de betrekkingen met de andere Mogendheden niets te wenschen overlaten. Ijverige behartiging der belangen van handel, scheepvaart, nijverheid en internationaal verkeer door Uwer Majesteits gezantschappen en consulaten wordt in meer dan een opzigt voor de welvaart onzer natie gevorderd.

Met genoegen hebben wij weder uit den mond Uwer Majesteit vernomen, dat zee- en lanimagt, zoowel hier te lande als in de overzeesche bezittingen , zich loffelijk van hare taak kwijten.

Met belangstelling zien wij de wetsvoorstellen tot verbetering van i het regtswezen te gemoet.

Het zal ons verheugen , indien de wetgeving er ditmaal in slagen mag, den landbouw van den last der tienden te ontheffen.

Uwer Majesteits bijzondere zorg voor het onderwijs stellen wij op hoogen prijs. De wetsvoordragt tot regeling van het hooger onderwijs, die daarvan een vernieuwd blijk zal opleveren, wordt door ons met verlangen te gemoet gezien.

De voortgang in den aanleg der spoorwegen, en in dien van andere groote werken van openbaar nut wordt door ons met voldoening o-adeslagen. Voortvarendheid in de voltooijing van het spoorwegnet vooral door aansluiting van onze groote koopsteden, is voor levensbelangen des Vaderlands een gebiedende eisch.

Met Uwe Majesteit verheugen wij ons in een voldoenden oo°-st in den meer gunstigen toestand van onzen veestapel en in den vooruitgang van menigen tak van nijverheid. Waar, zoo als met opziet tot de visscherij , de uitkomst min bevredigend was, laat Uwe Majesteit ons verbetering of uitbreiding ten gevolge van nieuwe ondernemingen hopen.

Met groote voldoening zagen wij het uitzigt openen, dat, bij eene ! altijd wenschelijke matiging inde raming der uitgaven, in aile eischen i cler dienst, de spoorwegen daaronder begrepen, zonder buitengewone hulpmiddelen zal kunnen voorzien worden. °

De ons verder toegezegde wets-ontwerpen betreffende binnenlandsch en finautieel beheer, waaronder dat wegens de afschaffing van het zegelregt op drukwerken, zullen wij met naauwgezetheid onderzoeken. ,

Met verlangen zien wij het verslag wegens den staat onzer over- ' zeesche bezittingen te gemoet, waarvan de inzending binnen weinige dagen ons door Uwe Majesteit is toegezegd.

Tot spoedige^ vaststelling der Nederiandsch-Indische begrooting voor 1869 zullen wij naar ons vermogen medewerken.

Wij beseffen levendig de noodzakelijkheid, dat zoo meni"- groot be lang van onze voornaamste bezitting worde geregeld.

Onze wensch, Sire, is met Uwer Majesteits Regering eendragtig ' zamen te werken, opdat onze werkzaamheden, onder Hooo-eren zegent tot krachtige bevordering van 's lands belangen strekken?

Tegen dit adres hebben gestemd de heeren : Haffmans, Koorders, nsmger, Heydenrijclc, Gefken , van Sijpesteyn, van Nispen van bevenaer, de Brauw, Bichon van Usselmonde, Hoffmaii, Saaymans , v ader, van Wassenaer van Catwijck en van Foreest.

De Koning heeft op dat adres geantwoord:

«Mijne Heeren! Het is mij aangenaam van de Tweede Kamer der

- Staten-Generaal wederom te ontvangen de betuiging van hare vet" ' knochtheid aan Mijn Huis; en zeer gaarne vereenig ik mij met den 1 wensch, in dat adres uitgedrukt, dat de te verrigten w erkzaanihedei>>

onder Hoogeren Zegen , tot krachtige bevordering van de belangen

- des Vaderlands moge strekken.

" »Ik verzoek U , Mijne Heeren ! aan de Twee le Kamer Mijnen

- dank voor haar adres van antivoord te willen overbrengen.»

, CORRESPONDENTIE.

i

_ Het stuk van X. Y. Z. zal geplaatst worden , mits de schrijver

zijnen naam bekend make aan de redactie.

HOOtiE RAAD. — Burgerlijke Hamer.

Zitting van Donderdag, 1 October.

Voorzitter, Mr. F. de Greye.

Gepleit in zake;

G. van Meurs c. s., eischers, procureur P. J. van der Burgh» advokaat Mr. A. de Pinto, tegen Jhr. W. L. J. van Daelw6 van Varick c. s., verweerders, procureur Mr. C. J. Fran?oiSi advokaat Mr. J. Kappeyne van de Coppello. Conclusie va" het Openb. Min. bepaald op 16 October.

Zitting van Vrijdag, 2 October.

I. Uitspraak gedaan in zake;

N. en J. Ronck, verweerders, nu declaranten, procureur A- Fde Bas, tegen .1. H. Ronck, eischer, nu gedeclareerde. kosten bij arrest begroot.

II. Geroyeerd van de rol de zaak van:

H. N. de Levie, eischer, nu declarant van schaden, procureur Mr. M. Eyssell, tegen den Staat der Nederlanden, gedaagd6' nu gedeclareerde, procureur Mr. C. J. Franpois.

III. Uitgesteld het nemen van conclusie door partijen t0' 16 October in zake :

1". .1. W. 0. A. Domis, wed. Mr. J. Schouten c. s., eischers, procureur Mr. M. Eyssell, tegen den Staat der Nederlanden, ge'daagde> procureur Mr. O. J. Francpois, en tegen S. M. van der IJlaat, wedvan C. S. Bechschnijder, mede-gedaagde , procureur A. de Bas.

2°. (reu.) den Staat der Nederlanden, eischer, procureur Mr. CJ. Franpois, tegen A. Breugem, verweerder, procureur Mr' M. Eyssell. Raden-commissarissen Mrs. Geradts en Pape.

IV. Conclusie door procureur Eyssell genomen in zake;

H. Hendriks, eischers, nu declarant, procureur Mr. M. Eyssell» tegen M. Kuijpers , verweerder, nu gedeclareerde. Adv.-ge»Karseboom concludeert tot toewijzing. Uitspraak 9 October.

V. Gepleit in zake:

P. K. Voorwerk c. s., eischer, procureur Mr. C. J. Franpois , advokaat Mr. J. H. Geertsema, tegen T. S. en ,T. S. Arkema, verweerders , Mr. M. Kyssell, advokaat M r. A. de Pinto. Conclusie door het Openb. Min. bepaald op 22 October.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

Bij Kon. besluit van den 30 Sept. 11., n°. 4 , is benoemd tot procureur I bij de Arrond.-Regtbank te Heerenveen, Mr. S. Sleeswijk, advokaa' aldaar.

— Bij Kon. besluit van dezelfde dagteekening, n'. 5, zijn benoemd: tot plaatsvervangend kantonregter te Vollenhove, H. ter Horst, n°' taris te Blokzijl; tot plaatsvervangend kantonregter te Enschedé, iV'r' C. H. Moens, leeraar in de staathuishoudkunde aan de industrie- e" handelsschool aldaar.

— Bij Kon. besluit van dezelfde dagteekening, 11". 6 , is benoemd tot commissaris van politie te Zwolle, C. A. Bethe , thans dezelfd6 betrekking te Zalt-Bommel bekleedende.

— Bij Kon. besluit van dezelfde dagteekening, n'. 7, is benoemd tot commissaris van. politie te Harderwijk, M. F. Holthauseu , tha"S inspecteur van politie te Amsterdam.

— Bij Kon. besluit van dezelfde dagteekening, nJ. 8, zijn benoemd1 tot regter in de Ai-rond.-Regtbank te Appingedam, Mr. J. J. Modderman, thans subst.-griffier bij de Arrond.-Regtbank te Groningen; tot subst.-griffier bij de Arrond.-Regtbank te Groningen, Mr. A. J- % Jolles, advokaat te Haarlem en adjunct-commies der 1ste klasse biJ de provinciale griffie van Noordholland.

— Bij Kon. besluit van dezelfde dagteekening, n'. 33 , is aan Jhr' Mr. G. A. Melort, op zijn daartoe gedaan verzoek, met ingang v»n 1 Oct. 11., eervol ontslag verleend als raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden , met dankbetuiging voor de diensten, door hem in regterlijke betrekkingen aan den lande bewezen.

BERIGTKN.

'sGra'Kuhage , den 3 October.

De heer van Reenen zeide bij de aanvaarding van het voorzitterschap der Tweede Kamer: «het Nederlandsche volk ziet verlangend uit naar de practische uitkomsten van onzen arbeid.» — Dat was een waar woord.

(Herhaling wegens eene misstelling.)

— In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heden zijn o. a. ingekomen wets-ontwerpen: 1". tot intrekking v" art. 1 der wet van 29 Mei 1849 (Stbl. n». 2 1), nopens eene ver»11' derde zamenstelling der kamers van den Hoogen Raad ; 2". tot vo"r' loopiu-e regeling der regtsmagt van den Hoogen Raad der Nederlande'1 in W.-I. koloniale zaken; en 3". tot afschaffing der artikelen 884 e" 957 van het Burgerlijk Wetboek.

— Het heeft Z. M. behaagd kwijtschelding van de straffe des doods te verleeuen aan J. Graus, vroeger bedienaar der begrafenissen te Utrecht, door het Prov. Geregtshof van Utrecht tot die°straf veroordeeld ; zijnde die straf verwisseld in twintig jaren tuchthuis-straf.

Verbetering. — Ten gevolge van correctie is het woord «opP0' sant« onwillekeurig geplaatst naast den naam van den president def Regtbank boven liet vonnis dier Regtbank , opgenomen in n'. 3039.

Snelyeirsilrjsk en uitg-iive van ï-KESJiaïKSeS1'*1'' iiKIjIWi^AWTBO , te '« <»raveiiii»i(e.