Nu. 7399.

In facto :

Zich refereerende aan bovengenoemd vonnis, en verder: Wat betreft de door ged. opgeworpene exceptie:

Overwegende dat bij bovengenoemde beschikking dezer Rechtbank is beslist, dat op grond van de niet overgave van het vonnis aan de wederpartij het op dien dag bepaalde getuigenverhoor niet zal plaats hebben, en aan ged. een nadere termijn tot het doen hooren van getuigen is geweigerd;

O. derhalve dat door ged. niet het bewijs ter staving van de door hem opgeworpene exceptie is geleverd en die exceptie is onbewezen ;

Ten aanzien der hoofdzaak :

in conventie:

O. dat ged. de vordering der eischers heeft erkend, maar hij daaraan ter zijner bevrijding heeft toegevoegd, dat der eischers vordering is te niet gegaan wegens eene tegen vordering van veel grooter bedrag;

dat ged. toch behalve f 250 wegens koopsom van een keet, daarenboven te vorderen heeft f 729.90 als vergoeding van ten behoeve van eischers verrichtte werkzaamheden en diensten en geleverde en ten gebruike afgestane materialen en voorwerpen alles op onderscheidene data in 1896 ingevolge overgelegde specificatie ;

O. dat de eischers hunne schuldplichtigheid aan ged. hebben ontkend met uitzondering van de som van f 250 wegens het overnemen van een keet door hen bij dagvaarding reeds in rekening gebracht en zij bij repliek hunne vordering hebben verminderd met f 85.56;

In jure:

O. dat de oorspronkelijke eischers voor hunne vordering geen zelfstandig bewijs hebben geleverd, en dus moet worden onderzocht, of de door ged. aan zijne erkentenis toegevoegde daadzaak is van bevrij denden aard; dat onx zulks te kunnen beoordeelen duidelijk moet zijn gesteld niet slechts het bedrag, 't welk de ged. beweert van de eischers te vorderen te hebben, maar ook de oorzaak ter zake waarvan dat bedrag zou zijn verschuldigd, daar alleen dan de rechter kan beoordeelen of de oorzaak wettig en dus de daadzaak bevrijdend is ;

O. dat de door ged. als gronden voor zijne tegenvordering gestelde feiten geene wettige oorzaak van schuldplichtigheid opleveren, daar ged. niet stelt, dat de werkzaamheden en diensten zijn verricht ingevolge opdracht van eischers, en dat de materialen en voorwerpen zijn geleverd en ten gebruike afgestaan, ingevolge tussclien partijen geslotene koop- en huurovereenkomst, noch dat later daaromtrent eene overeenkomst zou zijn getroffen; dat hier dus hoogstens zou kunnen worden gedacht aan eene stilzwijgende overeenkomst van bruikleening, volgens welke de ontvanger wel na gebruik tot teruggave maar tot geenerlei loon gehouden is;

O. dat derhalve de door ged. aan z\jne erkentenis toegevoegde daadzaak niet is van bevrijdenden aard en de kracht der erkentenis daardoor niet geheel of ten deele wordt opgeheven;

In reconventie: .

O. dat in reconventie dezelfde feiten zijn gesteld als welke m conventie door ged. aan zijne erkentenis zijn toegevoegd, dat dus daarvan hetzelfde geldt als 't geen daaromtrent in conventie is overwogen, en dit ook van toepassing is op de door- ged., eischer in reconventie sub a 1 tot 5 te bewijzen gestelde feiten; dat daarom ook de sub b 1—6 te bewijzen gestelde feiten niet kunnen in aanmerking komen, omdat alleen dan van eenig billijk loon sprake kan zij u waar, al is de hoegrootheid daarvan dan ook niet uitdrukkelijk bedongen, het toch steunt op eenige tussclien partijen aangegane uit haren aard loon of prijs medebrengende ovei eenkomst; dat diensvolgens de reconventioneele vordering is onbewezen ; „

Gezien artt. 1961, 1374, 1777 B. W en 56 B. R., art. 4, 4°. W. v. K. ;

Verwerpt de door ged. opgeworpene exceptie van onbevoegdheid dezer Rechtbank;

Verklaart zich bevoegd van de ingestelde vordering kennis te nemen, en

Rechtdoende in conventie:

Wijst aan de eischers hunne vordering toe, zooals die bij1 conclusie van repliek door hen is verminderd;

Veroordeelt mitsdien den ged. om aan de eischers tegen behoorlijke kwijting te betalen de som van f 259.94 met de renten dier som ad 5 % sedert den dag der dagvaarding tot de voldoening, en Rechtdoende in reconventie:

Gaat voorbij' het door eischer in reconventie aangeboden bewijs ; Ontzegt hem zijne vordering ;

Veroordeelt ged. in de kosten van het geding, zoowel m conventie als in reconventie.

MENGELWERK.

BESLAG-INSCHRIJVING BIJ FAILLISSEMENT.

Het komt mij niet ongewenscht voor de aandacht van onze rechtsgeleerden en zoo mogelijk van onze wetgevers te vestigen op eene leemte in onze wetgeving, die zooal niet geheel veroorzaakt dan toch aanzienlijk vergroot is door invoering der nieuwe Faillissementswet en die in de praktijk tot groote moeielijkheden aanleiding kan geven. .

Ik heb het oog op de onvolledige wijze, waarop geregeld is het gevolg van de faillietverklaring ten aanzien van de beslagen op onroerende goederen van den schuldenaar.

Art. 33 der Faillissementswet zegt daaromtrent, dat de gerechtelijke tenuitvoerlegging op elk deel van het vermogen van den schuldenaar, vóór het faillissement aangevangen, een einde neemt; deze bepaling moge voldoen voor de beslagen op roerende o-oederen, voor die op onroerende goederen is zij onvoldoende, omdat daarbij geen rekening is gehouden met de overschrijving van het proces-verbaal van inbeslagneming in de registers van den hypotheekbewaarder.

Deze inschrijving immers blijft voortduren, niettegenstaande het beslag een einde heeft genomen, omdat nóch het Koninklijk Besluit van 11 Maart 1840 Stbl. n°. 6, dat de doorhaling bij executoriale beslagen regelt, nóch art. 770/' Rechtsv. over de doorhaling bij conservatoire beslagen, noch eenige andere wetsbepaling den hypotheekbewaarder de bevoegdheid verleent om de inschrijving door te halen op grond van de enkele faillietverkla-

' "Zoowel bij executoriaal als bij het nieuw geregelde conservatoir beslag op onroerend goed, doet zich nu de vraag voor, op welke wijze"het goed te bevrijden is van deze haar reden van bestaan verloren hebbende inschrijving Dat deze vraag van belang is, valt in het oog, wanneer men bedenkt, hoe belemmerend zoo n inschrijving kan werken op de verhandelbaarheid en bezwaring van "het ooed: men mag den kooper of hypotheekgever nog zoo goed uitleggen, dat de inschrijving geen waarde meer lieett, ze blijven huiverig om zich in de zaak te begeven, omdat men nooit kan weten, welke moeielijkheden zoo'n ,,looze' inschrijving hun

nog kan bezorgen. , . , „

Het is zeker te betreuren, dat men hieraan niet gedacht heeft

bij het maken der nieuwe Faillissementswet, want door een paar woorden toe te voegen aan art. 33 zou de zaak te regelen zijn geweest.

Een dergelijke toevoeging acht ik verkieselijk boven aanvulling van art. 188 Faillissementswet of 770/ Rechtsv., omdat hier door de zaak alleen bij insolventie of bij conservatoir beslag geregeld zou zijn, terwijl door aanvulling van art. 33 Faillissementswet in de geheele leemte voorzien kan worden.

Nu zulks niet geschied is, zal het somtijds groote moeite kosten de inschrijving te doen royeeren bij tegenwerking of niet-medewerking van den beslaglegger, die dikwijls munt' zal trachten te slaan uit de onvolledigheid van de wet.

Het eenige middel, dat de wet aanwijst is de dure en omslachtige zuivering, maar deze kan slechts aangevraagd worden als het goed verkocht is en de inschrijvingen den koopprijs overtreffen, en dan nog alleen, wanneer het faillissement door homologatie van een accoord eindigt, omdat bij insolventie de op te maken (hypothecaire) rangregeling in botsing zou komen met de uitdeelingslijst (zie hierover Prof. Molengraaff „De Faillissementswet" blz. 474 en de aldaar aangehaalde schrijvers).

En daar bovendien de termijn voor het aanvragen der zuiveringdikwijls verstreken zal zijn, vóórdat de kooper weet of het faillissement door homologatie van een accoord zal eindigen, behoeft het geen betoog, dat van dit eenige wettelijke middel slechts zelden gebruik gemaakt zal kunnen worden.

Onder vigueur van het oude art. 870 W. v. K. kon de zaak ook bij insolventie in orde komen, omdat de Rechtbank na het sluiten der algeheele rangschikking de doorhaling der „inschrijvingen" kon bevelen. De nieuwe Faillissementswet heeft echter helaas ook deze mogelijkheid uitgesloten, daar in art. 188 — naar ik vermoed geheel onbewust — de uitdrukking „inschrijvingen" beperkt is tot „hypothecaire inschrijvingen", zoodat voor de overgeschreven beslagen wetteloosheid lieerscht.

Alleen als het goed verkocht wordt, de inschrijvingen den koopprijs overtreffen, het faillissement door homologatie van een accoord eindigt en de kooper bijtijds znivering heeft kunnen aanvragen, zeker geen gewoon geval, geeft de wet derhalve een, zij het ook duur en omslachtig middel aan de hand om de beslaginschryving te doen royeeren; in, alle andere gevallen zwijgt de wet, zoodat de tusschenkomst van den rechter zal moeten worden ingeroepen om b.v. door analogische toepassing van art. 1241 B. W. of door overwegingen, gebaseerd op den geest der wet of op billijkheid, een einde te maken aan den ongezonden en voor den eigenaar zoo nadeeligen toestand.

Dat dit niet altijd gemakkelijk en snel zal kunnen geschieden, bewijst eene procedure, die'thans te Amsterdam in tweede instantie aanhangig is.

Amsterdam.

Mr. Joh. M. Jolles.

HOOGE RAAD. — B¥LLETTN.

(Burgerl. Kamer).

Zitting van Donderdag, 8 Maart.

Voorzitter, Mr. F. B. Coninck Liefsting.

I. Conclusie door het Openb. Min. genomen in zake: (cassatie) J. P. Frijns c. s., eischers, advocaat Mr. B. M.

Vlielander Hein, tegen Th. Stallenberg, verweerder, advocaat Jhr. Mr. E. N. de Brauw. De proc.-gen. concludeert tot verwerping. Uitspraak 20 April.

II. Gepleit in zake :

(cassatie) G. J. Koels, eischer, advocaat Mr. J. Limburg, tegen J. G. H. R. Bönhoff qq., verweerder, advocaat Mr. B.° M. Vlielander Hein. Conclusie door het Openb. Min. bepaald op 22 Maart.

Zitting van Vrijdag, 9 Maart.

Voorzitter, Mr. F. B. Coninck Liefsting.

I. Beëedigd als advocaat en procureur Jhr. Mr. L. E. M. von Bönningliausen tot Herinckhave.

II. Conclusie door het Openb. Min. genomen in zake : (cassatie) K. de Groot, eischer, advocaat Mr. J. Limburg,

tegen J. Eikelhof, verweerder, advocaat Mr. Tj. Sleeswijk. Adv.-gen. Gregory concludeert tot vernietiging van het vonnis der Rechtbank te Amsterdam en ontzegging aan den oorspronkelijken eischer, thans verweerder, van zijne vordering, en veroordeeling van hem in de kosten. Uitspraak 20 April.

III. Nieuwe zaken : . 1°. (cassatie) J. Leferink, eischer, advocaat Mr. H. de Ranitz,

tegen C. A. Zumhasch, verweerder, advocaat Mr. G. A. P. Bax.

2°. (id.) W. E. Hoedemaker, wed. J. H. Sandhövel, eischeres, advocaat Mr. B. M. Vlielander Hein, tegen de naaml. venn. „de Hoop", verweerderes, advocaat Mr. H. de Ranitz.

3°. (id.) H. J. C. van de Weg, eischer, advocaat Mr. P. J. Snel, tegen de handelsvenn. onder de firma Buising en Heslinfeld, verweerderes, advocaat Mr. J. Limburg. Plei dooien bepaald' op 5 April.

IV. Gepleit in zake:

(cassatie) Mr. P. H. Scholten, eischer, advocaat Mr. H. Ligtenberg, tegen A. Ridder van Rappard, verweerder, advocaat Mr. J. A. de Ranitz, tegen de naaml. venn. Ned.Ind. Administratiekantoor en Hulpbank, medeverweerderes, advocaat Mr. H. Ligtenberg en genoemde Hulpbank, eischeres, advocaat als boven tegen A. Ridder van Rappard, als boven en tegen Mr. P. H. Scholten, medeverweerder, advocaat als boven. Conclusie door het Openb. Min. bepaald op 23 Maart.

(Strafkamer) .

Maandag, 12 Maart.

H. J. v. H., tegen een arrest van het Hof te

W., tegen een arrest van hetzelfde Hof.

tegen een vonnis der JtvecntDanK te z^ULpncn.

tegen een arrest van het Hof te 's Gravenhage. P. c. s. tegen een arrest van het Hof te 's Herto-

+ nnn o T>v>aof -\rpn Vip.t, TTnf te Amsterdam.

M.° J. L., tegen een vonnis der Rechtbank te

P. D., tegen een arrest van het Hof te 's Graven -

Uitspraak.

Arnhem. Id. A. de

ld. L. L., Id. J. V., Id. M. de genbosch.

Id. L. K.,

CoNCL. O. Dordrecht. Pleidooi.

hage, waarbij deze req. is veroordeeld wegens diéfstal tot eene gevangenisstraf van 3 maanden. Rapp.-raadsh. Clant van der Mijll. Advocaat Mr. J. J. Belinfante te 's Gravenhage.

(Burgerl. Kamer).

Donderdag, 15 Maart.

Concl. O. M. G. Broekema, eischer, advocaat Mr. F. J. Munzebrock, tegen E. Simonis, verweerder, advocaat Mr. M. de Pinto.

Pleidooi. C. W. A. van Kreijfelt, eischer, advocaat Mr. J. J. Barnet Lyon, tegen J. van der Lip, verweerder, advocaat Mr. II. J. M. de Vries.

Vrijdag, 16 Maart.

Uitspraak. E. Hollander, eischer, advocaat Mr. W. A. Telders, tegen het College Algemeene Armvoogden van Oosterlittens, verweerder, advocaat Jhr. Mr. E. N. de Brauw.

Pleidooi. De Spaarbank te Bolsward c. s., eischers, advocaat Jhr. Mr. E. N. de Brauw, tegen Mr. I. Wolff c. s. qq., verweerders, advocaat Mr. B. M. Vlielander Hein.

ADVERTENTIEN.

Bij GEBR. BELINFANTE, te 's Gravenhage, is verschenen :

De Rechtspraak

van de

Amffliissements-Ileclitai te 's Gravenhage,

op grond van de Wet van 30 Sept. 1893 {Stbl. n° 146) houdende bepalingen op de Fabrieks- en Handelsmerken

krachtens Koninklijk Besluit van 27 October 1893 (Stbl. n°. 156) in werking getreden op 1 Dec. 1893

uitgegeven d00e

Jhr. Mr. W. C. Quarles van Ufforil,

Subst.-Griffier bij de Arr.-Rechtbank te 's Gravenhage.

Prijs van Deel I bevattende de Rechtspraak van

1894—1897 f 1.90

Deel II Afl. 1 (1898) . 0.50

HOE-, Rjjks- en Resilentie-ALMANAK

VOOR HET

Koninkrijk der Nederlanden en zijne Koloniën.

De 75e jaargang (1900) is verschenen.

De daarin voorkomende opgaven betreffende de Koninklijke Hofhouding zijn geschied met machtiging van Hare Majesteit de Koningin.

Bij de namen der autoriteiten zijn in den Hofalmanak de woonplaatsen in de residentie gevoegd.

Prijs f 4.00

den Haag. — GEBR. BELINFANTE.

Bij GEBR. BELINFANTE te 's Gravenhage zijn o. a. verschenen :

Archief Handel en Nijverheid 1899, geb f 4.60

Belinfante (Mr. J. W.) Geschiedenis van de Revi-

siewet - 1-60

Handelingen over de Faillissementswet, geb - 9.50

— over het voorstel-Hartogh, B. R., geb............. - 12.—

Hartogli en Cosman (Mrs.) De Wet tot wijziging

van het Wetb. v. B. R - 6.—

Helm (G. L. van der) ^andboek Burg. Stand, geb - 12.50

Honert (J. v. d.) Thz. Formulierboek B. R.,4e druk

(door Mrs. Foest. Lioni, Boas), geb I - 11.—

Molengraaff (Mr. W. L. P. A.) de Faillissementswet, geb - 12.—

Opzoomer (Mr. C. W.) Burg. Wetb. XII 4 (door

Mr. J. A. Levy) - 4.50

O u d e m a n—L i ji m a n—B au du i n. Wetboeken Burg.

Rechtsvord., Kooph., B. W., Strafrecht, geb. a - 1-75

Pinto (Mr. A. A. de) Het Proces Dreyfus - 1-50

Quarles van Ufford (Jhr. W. C j Rechtspraak

Fabrieks- en Handelsmerken Dl I, II, afl. 1 - 2.40

Schreu der. Gewijzigde Militiewet 2 dn - 2.20

T hem is 1899 - 15.75

Wetboek van Strafrecht voor de Europeanen in

Ned.-Indië - 2.40

Bij GEBR. BELINFANTE te 's-Gravenhage,

zijn verschenen:

Mr. F. B. Coninck Liefsting, Algemeene beginselen van de leer der regtsgeldigheid van verbindtenissen uit overeenkomst, zooals zich die in het Ronieinsche regt gevormd en later in Europa omwikkeld heeft . . f 6.— — De Hervorming van het Strafrecht, naar aanleiding dei' jongste Fransche herziening. 0.50

Mémoire sur le principe: Pas d extradi

tion pour les délits politiques

0.95

Gedrukt bij F. J. BELINFANTE, roorh. : A. D. SCHINKEL.