Daar de geheele diamantindustrie op onderling vertrouwen berust, worden in den regel de overeenkomsten zonder eenige formaliteit aangegaan; zonder eenig re§u of ander schriftelijk bewijs worden partijtjes diamant van dikwijls groote waarde aan klovers en slijpers ter hand gesteld. Schr. heeft hier gelegenheid de verschillende bewijsmiddelen te bespreken, welke den werkgevers en werknemers ten dienste staan, in geval er later oneenigheid ontstaat, en komt daarbij tot dit besluit, dat practisch den werkman alle bewijsmiddelen vrijstaan, terwijl de werkgever meestal van alle bewijs ontbloot is. (De bewering in dit betoog, d it de meester, een valschen beslissenden eed gezworen hebbende, niet strafrechtelijk wegens meineed zou kunnen vervolgd worden, is waarschijnlijk als een lapsus calami op te vatten). Ook worden de bekende grieven tegen art. 1638 B. W. hier nog eens te berde gebracht en de vérstrekkende gevolgen van art. 1652 voor de diamantbewerkers in het licht gesteld : door het retentierecht van den werkman geraakt bij faillissement van den uitgever van het werk (een tusschenpersoon tusschen de arbeiders en den juwelier) deze laatste in eene ongelukkige positie; behalve aan den faillieten boedel moet hij om zijn diamant terug te bekomen ook aan de arbeiders het volle fabriekatieloon uitbetalen ; hij betaalt dus dubbel, of is zijn diamant kwijt.

Het is bekend, dat de Alg. Ned. Diamantbewerkersbond o. a. door het uitvaardigen van tarieven vele der bestaande misbruiken tracht tegen te gaan. Kan nu bij het stilzwijgen van partijen aan deze tarieven eenige rechts- of bewijskracht worden toegekend ? Mr. Hen is geneigd deze vraag toestemmend te beantwoorden, althans ten aanzien der arbeiders, doch in den regel ook ten aanzien der werkgevers, aan wie die tarieven voldoende bekend zijn gemaakt, en die bij het aangaan der overeenkomst er desverkiezende van kunnen afwijken.

Yan niet minder practisch belang is ook het volgende punt. Laat art. 1484 B. W. toe, dat wettelijke vertegenwoordigers van minderjarigen dezen tegen hun zin in een arbeidscontract verbinden ? In de diamantindustrie schijnt nl. contraotbreuk door Blij persleerlingen nog al eens voor te komen. Om tal van redenen, op wier wetenschappelijke waarde echter wel wat valt af te dingen, is Schr. van oordeel, dat minderjarigen alleen met hun goedvinden kunnen worden verbonden. Dan volgt eene vergelij king van de door Mr. Drdcker voorgestelde regeling ten aanzien van contracten met kinderen en die, welke thans reeds door de A. JS. D. B. is vastgesteld. Schr. geeft aan de laatste de voorkeur.

Bij het bespreken van de verplichtingen des werkgevers blijft Schr. eenige oogenblikken stilstaan bij het vraagstuk der risico. Is het loon den arbeider altijd verschuldigd, ook al heeft het arbeidsresultaat den werkgever niet bereikt ; als b.v. de diamant is weggeraakt of gestolen, als de arbeider niet heeft kunnen arbeiden, hetzij door eigen schuld, hetzij door force majeure, door ziekte, huiselijke omstandigheden, nakoming van wettelijke verplichtingen e. d. ? Bij de oplossing van deze vraag treedt natuurlijk de onderscheiding tus¬

schen arbeidscontract en aanneming van werk sterk op den voorgrond en het is vooral hier, dat Mr. H. met kracht opkomt tegen den z. i. onrechtvaardigen regel, dat de aannemer, die niet kan praesteeren, geen recht kan doen gelden op eenig loon. Waar deze, zooals in de diamantindustrie, feitelijk dezelfde afhankelijke positie inneemt als de arbeider in dienstbetrekking, behoorden ook voor hem de.risicoregelen van het arbeidscontract te gelden en zou ook ten zijnen opzichte rekening moeten gehouden worden met den door hem besteden arbeid.

Dat Schr. zich dus niet kan vereenigen met de regeling van art. 1643 B. W. en v., is te begrijpen, doch het valt te betwijfelen, of hetgeen hij er voor in de plaats wil stellen het rechtsgevoel wel zooveel beter zou bevredigen; de machtspreuk toch, dat het vermogensnadeel door het door toeval te loor gaan van besteden arbeid maar gedragen moet worden door diengen e, die daartoe het best in staat is, kan bij practisclie toepassing tot grove onbillijkheden leiden. Ook Schr. gevoelt dit, waar hij de gelijkstelling tusschen aannemers en arbeiders in dienstbetrekking in hun recht op loon eerst wil aannemen, ingeval het te derven loon een gegeven minimaal deel (b.v. meer dan */a) van dagelijksch of wekelijksch loon zou bedragen.

In zijn Besluit komt Schr. nog eens terug op de hoofdstelling van het boek, dat ook aanneming van werk in vele gevallen een arbeidscontract is en dus van de regeling daarvan niet mag worden uitgesloten. „Waar de afhankeljjke toestand van den arbeider speciale wetsvoorschriften noodig maakt, daar is het noodig deze regeling te doen rusten op de feitelijke, niet de juridische afhankelijkheid van den arbeider ; eene dergelijke regeling kan echter geen plaats vinden in eene wet, die uitsluitend over de Romeinschrechtelijke diensthuur handelt".

Aan hen die, mede in verband met de groote werkstakingen yan den laatsten tijd, belangstellen in de arbeiderstoestanden in de diamantindustrie, kan de lezing van Mr. Hen's boek zeer worden aanbevolen.

Breda, December 1900.

Rh. Feith.

HOOGE RAAD. — BULLETIN.

(Revisie).

Zitting van Maandag, 7 Januari.

Voorzitter, Mr. J. J. van Meerbeke.

Behandeld het beroep van:

Gr. P. tegen een arrest van het Hof te 's Hertogenbosch. Adv.-Oen. Jhr. Rethaan Macaré concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring. Uitspraak 4 Februari.

(Strafkamer).

I. Uitspraak gedaan in zake:

1°. G. J. K. c. s. tegen een vonnis van het Kantongerecht te Gorinchem. Het bestreden vonnis vernietigd en de requiranten ontslagen van alle rechtsvervolging.

2°. A. O. M. tegen een arrest van het Hof te 's Gravenhage. V erworpen.

3°. De Off. van Justitie te Dordrecht, tegen een vonnis in zake P. K. Het bestreden vonnis vernietigd en ten principale recht doende, de gereq. veroordeeld tot hechtenis van drie dagen.

4°. De Ambt. van het O. jsjl. te Groningen, tegen een vonnis in zake J. L. N i e t-o ntvankelijk verklaard.

5°. J. v. R. tegen een arrest van het Hof te 's Hertogenbosch. Verworpen.

6°. M. M. tegen een arrest van liet Hof te 's Hertogenbosch. V erworpen.

7°. M. R. tegen een arrest van het Hof te Amsterdam. Ver. worpen.

II. Conclusie genomen in zake:

J. K. tegen een arrest van het Hof te 's Gravenhage. Adv.Gen. Jhr. Rethaan Macaré concludeert tot vernietiging van het bestreden arrest, alleen voor zoover het de qualificatie betreft en overigens tot verwerping. Uitspraak 4 Februari.

III. Behandeld het beroep van:

1°. Den Proc.-Gen. te Amsterdam, tegen een arrest in zake H. M. Rapp. 'raadsh. Hanlo. Adv.-Gen. Jhr. Rethaan Macaré concludeert tot vernietiging van het bestreden arrest en ten principale recht doende, de gereq. zal veroordeelen tot gevangenisstraf van een jaar. Uitspraak 11 Februari.

2°. Den Off. van Justitie te Arnhem, tegen een vonnis in zake J. Th. A. D. Rapp. raadsh. Hanlo. Adv.-Gen, Jhr, Rethaan Macaré concludeert tot vernietiging van het bestreden vonnis en ten principale recht doende, de gereq. zal veroordeelen tot eene geldboete van f25.' Uitspraak 4 Februari.

3°. W. K. tegen een arrest van het Hof te Amsterdam. Rapp. raadsh. Jhr. van Teijlingen.

4°. G. M. O. tegen een arrest van het Hof te Leeuwarden. Rapp. raadsh. Jhr. van Teijlingen.

Adv.-Gen. Jhr. Rethaan Macaré concludeert in de beide laatste beroepen tot verwerping. Uitspraak 14 Januari.

BEN (JEisLLN(}EN, VERKIEZINGEN ENZ.

Bij Kon. Besluit van 3 Januari 1901, n°. 45, is:

1°. aan E. S. Cornets de Groot, op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend als lid van het college van regenten over het huis van bewaring te Borger, onder °dankbetuiging voor de als zoodanig bewezen diensten;

2°. benoemd tot lid van het college van regenten over het huis van bewaring te Borger, H. R. Trip, notaris aldaar.

BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.

Droeve uitvaart.

Men zal de redenen hebben begrepen en geëerbiedigd waarom wij, onder den nog verschen diep smar-

1 • J ï i , , _ _

fijnen ïnuruK van ner Heengaan van Mr. M. F. de

PiNTO in den vroegen zomer zijns levens, in W. 7527

zijner gedachten in een zeer sober woord, waarin de

nadruk alléén viel op zijne betrekking tot ons blad. Het bleek Zondag (6 Jan.) bij de ter aarde bestelling

xron .r.^ui. •. _i ,

/,yu ötuiitjiijiv uveiöuuub uit ue tegenwoordigheid

van een groot aantal zijner oudere en jongere confrères

op den stillen doodenakker, het oude Nederlandsch

Portugeesch Israelietisch kerkhof aan den Schevening-

scnen weg te s uraveunage, en net aoor waarneia en eenvoud gekenmerkte woord van zijn ouden vriend

Mr. J. Limburg, hoe bemind en geacht hij was door

allen, met wie de judicieele praktijk hem in aanra¬

king bracht, om zijne bekwaamheid en zijn karakter.

Zijn vriend Limburg zeide het zoo terecht onder

veel andere goede woorden : Frits de Pinto was een vriend, naar wien men in dagen van geluk en voor¬

spoed dikwijls te vergeets uitzag, maar die nooit ont¬

brak waar een wolkje van tegenspoed zich aan den

Horizont vertoonde. Amicus certus in re incerta cernitur

Nu is liii on jeugdigen leeftiid.

komst nog veel beloofde, verzameld tot zoovele leden

van zgn oud geslaont, seoert eeuwen inheemsch op Nederlands gastvrijen bodem, maar afkomstig uit die

scnoone oorden :

„waar de Taag langs Lisboa zijn goudkorrels afvoert, „en zioh Cordua baadt in den Guadalquivir".

(da Costa).

Zijn asoh ruste in vrede op diezelfde eenvoudige

rustige bearaafDlaats waar nu biina 23 iaron e-eledfin

- W A U V O

het stoffelijk overschot van zijn oom Abraüam de Pinto, den uitstekenden rechtsgeleerde en beroemden advocaat, aan de moederschoot der aarde werd ternp-s-e-

' oo~

geven. Al was zijn leven kort, hij leefde lang genoeg

om te toonen, dat ni) ook ais jurist den naam, dien hij droeg, niet onwaardig was.

ADVERTENTIEN.

Nederlandsche Juristenvereniging.

Ingevolge de bevoegdheid, verleend bij art. -17 Regl., heeft het Bestuur der Ned.-Juristenvereeniging bepaald dat de a. s. Algemeene Vergadering (te Leeuwarden) gehouden zal worden op Vrijdag en Zaterdag 28 en 29 Juni 1901.

Amsterdam, 7 Januari 1901.

De Secretaris, G A. VAN HAMEL»

Bij GEBR. BELINFANTE, te 's Gravenhage,

ziel het licht:

Het Burgerlijk Wetboek,

verklaard door

Mr. O. "W". Opzoomer.

VERKLARING VOORTGEZET

door

Hln. J. A. Levy.

DERTIENDE DEEL, EERSTE AFLEVERING.

In deze aflevering worden arlt. 1917—1924 behandeld.

Elk deel is tegen onderstaande prijzen afzonderlijk verkrijgbaar :

Mr. G. W. Opzoomer, Burg. Wetb., 2"dr. Dl. If 3.50

" II 6.40

„ ni 5.75

» » » » » iv 7.50

" » » » » V 3.15

•> » )> » » VI 3.90

» VII 3.75

» » » » » VIII 5.10

» » » » » IX 3.85

» » ii » i> X 4.15

» XI 3.35

•> (Mr. J. A.Levy) » » >» XII 21.<20 »( » )« « «XIII

le afl. 0.80

W. Opzoomer, Algem. Bepalingen, 4e dr. 3.10

- B. W., Deel I —XIII afl. 1 en Alg. Bep.. 75.60

Idem gebonden in 13 deelen 88.60

Bij GEBR. BELINFANTE, te 's Gravenhage, ziet het licht :

Léoa's Rechtspraak, 3' Druk.

DEEL III AFL. 6.

DE RECHTSPRAAK

en de

Administratieve beslissingen

op de

Wet op ds Vermogensbelasting

met ophelderingen en geschiedkundige toelichtingen enz.

J. M. VAN WALSEM,

Inspecteur der Registratie en Domeinen te 's Gravenhage. vel 16 —20 Prijs f 1.25.

De omvang van deze aflevering wordt geraamd op 25 vel druks.

Voor niet-inteekenaren op Lëon's Rechtspraak is dit werk verkrijgbaar onder den titel van De Wet op de Vermogensbelasting, door J. M. van Walsem.

Van den 3en druk zijn thans verschenen:

Deel I.

leafl. Mr. J. A. Levy, De Grondwet 2e » Mr. H. Vos, De Gemeentewet .

Mr. N. Cramer, De Fabriekwet

De Begraafwet en Ziektenwet

De Armwet.

3e 4e 5e 6e 7e 8e 9e

10e

7e

4e afl.

5e »

6 e »

Mr. J. Limburg, De Drankwet .

De Onteigeningswet .

Mr. N. Cramer, Jacht en Visscherij

De Veeziekten- en Hondsdol

heid-wet .... De Onderwijswetten en uitvoerings besluiten. ....

Deel II.

Mr. J. W. Belinfante, Wetboek van Strafrecht

Deel III.

N. Koomans, De Wet op het Zegel . Mr. L. A. Micheels, De Wet op het

Notaris-Ambt enz.

J. M. van Walsem, De Wet op de Vermogensbelasting, vel 1—20 .

f 3.25 10.— 1.— 1.25 1.50 1.— 2.— 1.50

0.75

3.—

4.60

1.75 3.—

5.—

Bij GEBR. BELINFANTE te 's Gravenhage, is verkrijgbaar :

NYS, Becherches sur 1'hisloire de 1'Economie politique.

Gedrukt by F. J. BELINFANTE, roorh. : A. D. SCHINKEL.