huurpenningen jegens meer genoemden W., den verhuurder, instond eni toen de huurder met de huur in gebreke bleef, aan den verhuurder wegens achterstallige huurpenningen f 628 heeft betaald ; dat derhalve voornoemde P. in de rechten van, den verhuurder is getreden en dat bedrag van f 628 door den borg van S. aan hem verschuldigd is geworden; dat de eischerestse als algeheele erfgename in de rechten van voornoemden P. en dat die gedaagde» als erven in de rechten en. plichten van den inmiddels overleden van S. zijn getreden;

O. dat de eischeres jxog verder heeft gesteld, dat zij met presidiaal verlof op 29 Nov. 1899 onder handen ent beheer van notaris van H. te Rosmalen ter verzekering harer vordering en der op f 100 Degroote kosten conservatoir derden beslag heeft gelegd en op vorenstaande gronden heeft gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeeling van gedaagden tot voldoening van f 628 met de rente a 5 pCt. benevens de van vaarde verklaiing van liet gelegd beslag, alles met hunne veroordeeling in de kosten;

O. dat de gedaagden i>ntke!n;l hebben, dat hun auteur vóór meer dan één jaar was borg gebleven; dat P. voornoemd f623 betaalde; dat deze vooir de richtige voldoening der huurpenningen instond en gelijk de eischeres1 heeft gesteld — belang bad bij de voldoening der huurpenningen en dat zij ooit tot meer dan 1/3 der gevorderde som van f628 gehouden zouden kunnen zijrn;

O. dat de gedaagden wijders, zich op de verjaring der van hen als borgen gevorderde huurpenningen beroepend, de onrechtmatigheid van het gelegde beslag beweerden, in conventie tot de niet-ontvankelijk — althans ongegrond verklaring vair den eisch concludeerden en in reconventie de opheffing van her beslag, benevens schadevergoeding, nader op te maken bij staat vorderden, alles met de veroordeeling der eischeies in de kosten .

O. dat de eischeres ten bewijze dat de auteur der gedaagden zich voor de volle zes jaar der huur had borg gesteld en dat, behalve de jaarlijksche huur van f 130, een verhooging van 10 en 5 pCt. was bedongen, de meergemelde akte van 20 Mei 1886 heeft geproduceerd; dat zij uit het beding omtrent de percenten heeft afgeleid, dat nota:is P. voor de betaling der huur instond, en heeft staande gehouden, dat notaris P. bij de voldoening der huur belang had, daar de hunri door hem was aangebracht, het huurcontract voor hem was gepasseerd en hij in alle geval de belangen des huurde; s had waargenomen;

O'. dat de eischeres wijders het beroep op de korte verjaring vani art. 2012 B. W. heeft bestreden, omdat deze verjaring tussehen, huurder en verhuurder loopt, de huur elk jaar door notaris P. aan den verhuurder werd voldaan en dè gedaagden herhaaldelijk tot betaling zijn aangemaand eir betaling hebben beloofd; en dab zij in conventie, onder persistit bij hare vroegere conclusies, akte heeft verzocht van hare productie en vani haar subsidiair aanbod, door getuigen te bewijzen, dat gemelde P. telken jare omstreeks Kerstmis f 130 aani den verhuurder betaalde, terwijl zij tot niet-ontvankelijk, althans ongegrond; verklaring van den reconventioneelen eisch concludeerde;

O. dat de gedaagden bij hun standpunt bleven volharden, bepaaldelijk den uitleg betwistten, door de eischeres vami heit beding omtrent de percenten gegeven, het door de eischeres- op negotioirum gestio gedaan; beroep bestreden en iedere subrogatie ontkenden, terwijl de eischeres ten slotte er nog op heeft gewezen, dat de huur volgens meergemelde akte tem kantore van notaris P. in handen van den verhuurder of vaan zijn gemachtigde moest worden voldaan;

En in rechten:

—O: dat in. de eerste plaatsr onderzocht moet worden, of de conventioneelü vordeiing ontvankelijk is;

O. dat, ingeval de eischeres overeenkomstig haar beweren

werkelijk mi <le reenten van den. verhuurder1 ware gesubrogeerd, zij evenwel nooit een hooger en beter recht zou kuninlen hebben dan de verhuurder zelf;

O. dat de verhuurder zelf de ten deze opgevorderde huurpenningen ten bedrage van f 628 onmogelijk vani den gedaagden zou hebben kunnen opvorderen; dat de gedaagden als borgen toch nimmer tot meer gehouden kunnen zijn dan de huurder, voor wien zij zich als borg verbonden, en de huurder, gelijk de borgen in; dit geding hebben gedaan, verjaring zou hebben kunnen inroepen;

dat de eischeres niet weersproken- heeft, dat alle termijnen der huur in kwestie en dus ook de thans opgevorderde f 628 reeds langer dan vijf jaar opeischbaar. zijn, en de eischeres wel stuiting der verjaring heeft beweerd, maar, op de ontkentenis der gedaagden, zelfs niet getracht heeft die te bewijzen; dat de vordering van den verhuurder zelf derhalve op verjaring zou afstuiten en; de vordering der eischeres mitsdien noodzakelijk evenmin ontvankelijk is ;

O. dat deze beslissing op de conventie de gegrondheid der reoonventroneele vordering mede brengt; dat- de Rechtbank echter eene vaststelling van het schadebedrag bij een nader geding overbodig acht, daar zij het beloop der ten gevolge van het beslag geleden schade reeds thans kan bepalen;

In conventie:

Verklaart eischeres niet-ontvankelijk in hare vordering-

In reconventie: ° '

Verklaart het door de eischeres onder notaris R. v. H. te Ros malen gelegd conservatoir derden arrest onrechtmatig en dien ten gevolge van onwaarde en veroordeelt de eischeres, gedaagde in -reconventie, om aan de gedaagden, eischers in reconventie, ter vergoeding der door het beslag geleden schade te betalen de som va» f 20 ;

Verleent de gevraagde akten;

Veroordeelt de eischeres in de kosten der gedaagden, in conventie en reconventie tot dit vonnis verevend' op f 120.

_ (Gepleit voor de eischeresse door Mr. E. H. J. M. van Zinnicq Bergmann eni voor de gedaagden door hunnen procureur).

ARIIONDISSEMENTlS-RE CHTBANK TE ROTTERDAM.

Tweede Kamer.

Zitting van den 8 Februari 1901.

Voorzitter, Mr. Ph. A. ,T. BotrviN Rechters, Mrs.: H. R. A. Boonen en K. W. Bbevèt.

Wanneer gevorderd wordt ontbinding eener overeenkomst op grond van wanpraestatie met schadevergoeding, zoowel door de wanpraestatie geleden, als door de ontbinding te lijden, en de overeenkomst is na de dagvaarding uitgevoerd en dientengevolge de vordering tot ontbinding, met d<; daarmee samenhangende vordering tot schade¬

vergoeding door de ontbinding te lijden, ingetrokken,■ zoo blijft niettemin de vordering tot schadevergoeding ter zake van de wanpraestatie bestaan.

Deze is niet verwerkt door, na de sommatie, mee te werken tot eene gedeeltelijke uitvoering der overeenkomst.

Een sommatie, waaraan gedeeltelijk is voldaan, verliest haar kracht niet, voorzoover daaraan niet werd voldaan.

Wanneer hij, die zich verbonden heeft goederen per zeilschip naar Engeland te vervoeren, geschreven heeft de hem toegezonden goederen te zullen terughouden totdat zijn medecontractant zekere, buiten dat transport liggende aangelegenheid in orde had gebracht en die goederen ook inderdaad niet verzendt, naderhand beweert dat hij, in weerwil van die bedreiging, ernstige pogingen heeft gedaan om zeilgelegenheid te vinden, zou hij dit hebben te bewijzen, om aan een vordering tot schadevergoeding wegens wanpraestatie te ontkomen.

Het niet voldoen aan zoodanig vervoercontract brengt van zelf de mogelijkheid van schade mede.

De Handelsvenn. onder de firma Brückwilder eni Co., expediteurs, gevestigd en kantoor houdende te Rotterdam,, o-ppos-amte, oorspronkelijk gedaagde, procureur Mr. D. Ellis van Raalte, advocaat- Mr. E. E. van Raalte,

tegen

De Handelsvenn. met beperkte aansprakelijkheid onder de fiima Vogel, Bemheimer en Schuurmann, gevestigd te Ettlingen in Baden, geopposeerde, oorspronkelijk eischeres, advocaat en procureur Mr. B. O. J. Lodek..

De Rechtbank enz. ;

Gehoord partijen in hare conclusiën en pleidooien;

Gezien de stukken van het geding, alle voor zooveel noodig

. geregistreerd, en daaronder meer bepaald:

-L . de expeditie van eem door deze Rechtbank en Kamer den 7den Maart 1900 tussehen deze partijen., de nu geopposeeide als eischeres en de nu opposantë als gedaagde, bij1 verstek gewezen vonnis, waarvan, het dictum luidt: enz.;

2°. een exploit van den deurwaarder F. M. Lorwa te Rotterdam dd. 30 Maart 1900, waarbij op gron-d van de mid-deien daarin omschreven de oorspronkelijke gedaagde, nu opposantë, tegen dat vonnis komt in verzet; eni 3°. een exploit van den 20sten Nov. 1899 van den deurwaarder J. van; Noort te Rotterdam ten verzoeke van eischeies, nu geopposeerde, uitgebracht op gedaagde, nu o-pposante;

Wat de middelen en het onderwerp van den eiscli aangaat aan bovengemeld bij- verstek gewezen- vonnis ten grondslag liggende, verwijzende naar hetgeen te dien aanzien in de expeditie van dat vonnis is opgenomen en voorts overwegen-de dat de oorspronkelijke gedaagde .tegen dat vonnis bij bo-vengem-eld exp-loib is gekomen in, verzet en- daartegen heeft aangevoerd dat da door geopposeerde gestelde waarde der partij cellulose, die aan opposantë onbekend is en zij niet erkent, niet ter zake doet, en hare qualifi-oatie der overeenkomst als eene aanbesteding en aanneming van transport voor hare rekening blijft, doch opposa-nte de gestelde overeenkomst overigens erkent, met dit uitdrukkelijk voorbehoud, dat lret vervoer der cellulose ingevo'-ge die overeenkomst moet plaats hebben per zeilschip;

dat opposant© zich heeft beijverd om, zoo spoedig als dit redelijkerwijze doenlijk was, te dien- einde zsilgel-egenbeid te vindein;

dat terwijl zij zich daarmede bezig hield geopposeerde heeft doen beteekenen haar exploit van 20 Nov. 1899;

dat mede ter voldoening daaraan een eerste gedeelte en wel

435 balen zijn verzonden per zeilschip „Queen Victoria", tot de uitvoering en afwikkeling van welke verzending geopposeerde hare medewerking heeft verleend •

dat opposantë intuss-chen voortzette hare maatregelen tot het vinden van scheepsgelegenheid voor het overige deel der partij en zij -den 16den Eeb-r. 1900 te dien einde heeft bevracht het zeilschip „Newsky", van welke bevrachting zij dien-zelfden dag aan geopposeerde kennis- heeft gegeven;

dat opposantë den- volgenden dag door geopposeerde'» dagvaarding werd verrast en, vermits ook tot de uitvoering en afwikkeling van deize verzending per „Newsky" geopposeerde hare medewerking heeft verleend, ja zelfs op zoo spoedig mogelijke afvaart van dit zeilschip heeft aangedrongen, en de door hare onvolledige g'ewichtsopgave der partij ontstane meei vracht voor hare rekening heeft genomen en betaald, alles na. de dagvaarding en vóór den dienenden dag, opposan-te zich niet heeft kunnen voorstellen dat deze vordering zou worden gehandhaafd en daa-ro-m geen. procureur stelde;

dat onder voormelde omstandigheden de geopposeerde in haren bij die dagvaarding gedanen eisch alsmede is niet-ontvankelijk, zoowel bij gebreke eener nadere interpellatie als omdat zij haar recht tot voortzetting dier vordering door haar eigen; medewerking aan de uitvoering der overeenkomst kennelijk heeft verwerkt ;

dat dan ook opposantë thans met volkomen goedkeuring van geopposeerde bezig is de verzending van de nu nog inede t-e-n gevolge van voormelde onvolledige gewichtsopgave resteerende 62 balen te bezorgen, daarin diligent is, en van de eerste passende zeilgelegenheid, die zich redelijkerwijs voordoet, gebruik zal maken ;

en dat opposantë ontkent zoowel dat zij zou zijn in mora als dat, ten deze geopposeerde eenige schade a-ls door haar beweerd zou hebben geleden •

Overwegende dat opposantë op die gronden heeft geconcludeerd dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad opposantë worde verklaard goed oppo-sante tegen voormeld bij verstek gewezen vonnis, diensvolgens dat vonnis worde vernietigd en geopposeerde alsn-og worde verklaard niet ontvankelijk in haren bij introductieve dagvaarding gedanen, eisch, immers haar die worda ontzegd, cum expensis;

O. dat de geopposeerde daarop, onder opmerking dat opposante bij. exploit van- 20 Nov. 1899 is gesommeerd tot- het vervullen harer contractueele verplichtingen en deswege in verzuim is gesteld;

dat- opposantë tijdens de oorspronkelijke dagvaarding in dato 17 Febr. 1900 nog steeds daarin nalatig was gebleven, doch sedert hoezeer op tardieve en wederrechtelijke wijze eindelijk bij gedeelten de cellulose verzonden, heeft, het laatste deel hangende deze verzetprocedure, en dat de overeenkomst, welker ontbinding voor zoover niet uitgevoerd, gevraagd was deshalve nu uitgevoerd i s, hare vordering daarmede heeft verminderd, akte daarvan verzoekende, zoodat de vordering than-s nog slechts strekt tot vergoeding der schade wegens de -gepleegde wan-praestatie;

O. da.t de geopposeerdè verder bij antwoord nog heeft aangevoerd, dat de verzending van de cellulose wel moest- plaats hebben per zeilschip, gelijk o-pposante terecht, vei meldt, maar ook in éénie verzending, gelijk zij ten onrechte verzwijgt, met

het oog waarop zij bij geopposeerde op spoedige levering per Rijnschip aandrong en den prijs op f9 bepaalde;

dat, toen de cellulose begin November 1899 te Rotterdam aankwam, opposantë deze in strijd met het recht- in plaats van ze overeenkomstig, contract te verschepen, opsl-oeg en terughield om daardoor geopposeerde te bewegen eene v-ordering, die opposante op een derde mëende te hebben, te betalen, gelijk blijkt uit een brief van opposantë aan geopposeerde dd. 16 Nov. 1899;

dat deze wederrechtelijke handeling opposantë reeds schadeplichtig maakte en hare latere partieele verzendingen evenzeer in strijd waren met het contract als het terughouden;

dat geopposeerde's zoogenaamde medewerking tot de uitvoering en afwikkeling niets anders is geweest, dan het door geweld gedwongen toegeven aan onrechtmatige eischen van opposante, ten einde de partij althans uit hare handen en vervoerd te krijgen, waardoor het recht op vergoeding der schade niet is verwerkt;

dat interpellatie onnoodig is tegenover een contractant, dia de daad aan het woörd parend tegen zijn contract handelt en daarvan speciaal kennis geeft, maar dat opposantë bovendien bij verscheidene brieven, hoewel onnoodig in verzuim is gesteld;

eii dat geopposeerde belangrijke schade heeft geleden, die bij staat zal worden vereffend;

O. dat geopposeerde op die gronden heeft geconcludeerd dat opposanite worde verklaard1 kwaad opposantë; het vonnis waartegen verzet worde gehandhaafd met veroordeeling van opposante ook in de kosten op het verzet gevallen;

O. dat de opposantë daarop bij- repliek heeft betoogd, dat, waar geopposeerde hare vordering tot ontbinding heeft ingetrokken, het nu de vraag is, welke vordering wegens wanpraestatie haar verder volgen kan;

dat echter de schade door de ontbinding met de ontbinding gevallen is en enkel nog te behandelen blijft de vordering wegens schade „door haie (o-pposante's) wanpraestatie" geleden;

dat met deze wanpraestatie bedoeld wordt wanpraestatie bestaande in niet nakoming (evenals in het verstekvonnis);

dat waar echter de overeenkomst haar volledig baslag heeft bekomen, elke vordering van schade door niet-nakoming is weggevallen, en het recht tot voortzetting dier vordering evenzeer verwerkt is als de eisch tot ontbinding, en dat geopponeerde voor den; feit-elijken grond-slag van hare vordering geen nieuwen mag substitueeren en het onderwerp van haren eisc-h in strijd met de wet veranderen;

dat derhalve de vernietiging van de bij verstek uitgesproken veroordeeling en ndet-ontvankelijkverklaring van de origineele eischeres in hare totaal verwerkte actie niet uitblijven kan;

O. dat dè opposantë voorts de bij hare laatste conclusie door geopposeerde gedane beweringen nader bestreden heeft, waarop voor zooveel noodig zal worden teruggekomen, en voorts b.j hare conclusie heeft gepersisteerd;

O. dat hier nog te releveer,en valt, dat oppo-sante ook nog bestreden heeft de ontvankelijkheid der vordering tot ontbinding, een verweer echter dat, gelijk zij zelf erk .mt, nadat de vordering tot ontbinding was ingetrokken, doelloos is gewordöni en dat alzoo verder buiten behandeling blijft;

In rechte:

O. dat tussehen- partij-en vaststaat dat opposantë (oorspronke. lijk gedaagde), die expediteur is, met geopposeerde (oorspronkelijk eischeres) op 31 Oct. 1899 is overeengekomen, dat opposante voor haai zoude transporteeren voor 9 mark per 1000 kilogram uit Rijnschip te Rotterdam naar Teignmouth in Engeland circa 250000 kilogram cellulose, toen op den Rijn varende naa-r Rotterdam in; het- RijnSchip „TheTesia", schipper H. Seibai en zulks met inbegrip v;in alle op dat transport vallende kosten, uitgezonderd' assurantie;

O. dat verder tussehen hen vaststaat, blijkende dit uit den tussehen, partijen vaststaanden inhoud van vóór het afsluiten van dit, contract gevoerde correspondentie, dat het transpo-rt naar Engeland zoude geschieden per zeilschip, terwijl eveneens op grond van, dien inhoud wel aangenomen moet worden dat het transport in ééne zending zoude geschieden;, ofschoon niet

blijkt dat door geopposeerde aani opposantë er eene bepaalde grief van gemaakt wordt, dat het transport in meerdere zendingen is gebeurd, behalve voor zoover daarmede samenvalt dat die niet met ééne gelegenheid gedane verzending gepaard is gegaan met niet voldoen aan de sommatie van geopposeerde op o-pposante van, 20 Nov. 1899 tot- onverwijldè expeditie van het te vervoeren goed ;

O. dat blijkens de dingtalen verder tussehen- partijen vaststaat-, dat gemelde partij cellulose van 250000 kilooram reeds vóór 8 Nov. met bet Rijnschip „Theresia" te- Rotterdam is gearriveerd ;

dat door opposantë bij schidjven van 16 Nov. 1899 aan geopposeerde te kennen gegeven is, nadat- zij, opposantë, gemeld goed in een pakhuis had opgeslagen, dat zij liet goed zoud-a terughouden en niet verzenden voordat geopposeerde zekere buiten dit transport liggende aangelegenheid in orde had gebracht; ' ®

dat op 20 Nov. 1899 feitelijk met de doorzending nog geen begin was gemaakt, dat geopposeerde (oorspronkelijk eischeres) toen bij exploit van dien, datum heeft, gesommeerd, tot onverwijlde expeditie en vervoer van de partij celluloce naar Teignmouth met rn verzuimstelling en protest van kasten schaden en interessen,, voor het geval, gedaagde (opposantë) aan die sommatie niet mocht voldoen;

dat gedaagde (opposantë) toon tussehen 20 en 27 Nov. 1899 435 balen per „Queen Victoria" heeft verscheept, doch dat- op den dag der dagvaarding eene hoeveelheid van; 689 balen (circa 152832 kilo wegende) nog niet verzonden was, en dat geopposeerde de geheele partij en ook gemald restant naar Enio-eland had verkocht en te Teignmouth moest- leveren;

O. nu dat, waar geopposeerde (oorspronkelijk eischeres) bij dagvaarding heeft gesteld, dat gedaagde (oppo-sante) aan gemelde sommatie gedeeltelijk heeft voldaan, zij daardoor te kennen heeft gegeven, dat de verzen-ding van het- daarmede bedoelde gedeelte, zijnde de 435 balen per „Queen Victoria" geen onderwerp van de door liaar ingestelde vordering uitmaakt;

O. dat, waar geopposeerde (oorspronkelijk eischeres) haren eiscli, zooals zij dien bij dagvaarding heeft ingesteld, verminderd heeft, allereerst te onderzoeken valt of zij in dien, verminderden eisch ontvankelijk is, hebbende opposantë toch beweerd- dat zij voor den feitelijken grondslag van hare voidering een nieuwen gesubstitueerd heeft en alzoo het onderwerp van haren eisch in strijd met de wet veranderd;

O. dat geopposeerde, haren oorspronkelijken eisch verminderende met de bij digvaarding ook gevraagde ontbinding der tussehen partijen gesloten overeenkomst wegens gedaao-de's (nui opposantë's) gepleegde wanpraestatie, stelt dat hetgeen /ij nu nog vordert „slechts strekt tot vergoeding der schade wegens de gepleegde wanpraestatie" ;

'O. dat hieruit, volgt dat geopposeerde -die bij dagvaarding ook gevorderd had vergoeding van, „alle kosten, schaden en interessen door de ontbinding bij deze geleden en, te lijden"