U°. 7619.

schijnen, en met benoeming van een onzijdig persoon om dengene of degene der gedaagden die weigerachtig of nalatig mocht blij- v< ven tot de bevolen scheiding en deeling mede te Werken te ver- si tegenwoordigen, met machtiging op den notaris om, indien die vc werkzaamheden niet in ééne zitting zullen afloopen, voor de oj voortzetting daarvan telkens op nieuw dag, uur en plaats te be- m palen met veroordeeling van de gedaagden als zij deze vordering mochten tegenspreken, in de proceskosten en anders met be- v£ paling, dat deze kosten ten laste van de nalatenschap zullen to worden gebracht en uit den massalen boedel gekweten; ge O. dat nadat ten dienende dage de eischers conform de dag- gf vaar ding hebben geconcludeerd, de gedaagden voor antwoord p< hebben doen zegge* : 11 die sub 1, 2, 3L 4, 6 en 7, dat zij geen bezwaar hebben om met o] de eischers tot de gevraagde scheiding en deeling van de bij dagvaarding bedoelde nalatenschap over te gaan en zij dus in dien ö, eisch acquiesceeren; ' die sub 5, dat de eischers tegenover hem moeten worden ver- tt Haard niet-ontvankelijk in hunnen eisch, daar toch luj, z°°als kan blijken uit het afschrift van het testament van 2 Maait 18tf9, dat bij dezen de actis causae wordt gemaakt, op welk testament ook de eischers een beroep doen — niet is erfgenaam ma,ar lega- ei taris, ja hij zelfs bij dat testament uitdrukkelijk als erfgenaam van de bedoelde nalatenschap is uitgesloten ; , j dat toch het testament van den erflater inhoudt de volgende ^

ik wil dat aan mijnen neef J. F. B. te Groningen als zijn d e r f d e e I In mijne nalatenschap zal worden toegescheiden m ij n h u i s, staande in de Oude Kbbmgestraat te U'O- fc ningen, plaatselijk gemerkt lettel' B. n°. 139 en legateer ik hem t< tevens f 1000 en mijn gouden horlogeketting ;

en wijders: . ,

,Onder den last van vorenstaande legaten, uitkeeringen en e beschikkingen, benoem ik tot mijne erfgenamen diegene, die daartoe op het oogenblik van mijn overlijden naar de wet zuilen worden c

geroepen met uitzondering van genoemden J. H.Ü. , op welke gronden is geconcludeerd. -

sftgss» - as*.

van de in de dagvaarding en conclusie van eisen bedoelde na , latenschap met protest van kosten; voor den gedaagde sub. 6.

dat het der rechtbank moge behagen de eischers met-ontvankelijk te verklaren in den door hen mede tegen dezen gedaagde ingestelden eisch tot scheiding en verdeeling der m de dagvaarding en conclusie van eisch bedoelde nalatenschap immers en in elk geval hun dien eisch, wat dezen mede-gedaagde sub 5 betreft, te ontzeggen, met veroordeeling van de eischers in de kosten op den eisch voor zooveel hem betreft, gevallen;

O. dat de eischers by repliek eerst aanvoerende dat zij ten einde te voorkomen eene met-ontvankelijk verklaring in den geheelen eisch wel gedwongen waren aüe erfgenamen in het geding te roepen, ook die wiens erfgenaamschap kwestieus geacht werd, opdat in hetzelfde geding kon worden beslist of de betwisting daarvan al of niet gegrond was, vervolgens de door gedaagde sub 6 voor die betwisting gegeven gronden hebben oestreden, zich beroepende op dezelfde woorden van het in liet geding gebrachte testament: „ik wil dat aan mijn neef den neer d. ü'. B. te Groningen als zyn erfdeel in mijne nalatenschap zal worden t o e g e s c he i den mijn huis, staande m de Oude Ebbingestraat te Groningen, plaatselijk gemerkt B, nummer 139 en legateer ik hem tevens 11000 en m\)n gouden horlogeketting", die volgens eischers met anders kunnen worden opgevat dan als een wensch van den erflater om aan den heer B. als erfgenaam (blykende uit de woorden als zijn ertdeelj bij de te neffeu boedelscheiding, het huis toe te scneiden, voorts wijzende op de tegenstelling der redactie der m denzeifden clausule bevatte beschikkingen betreffende het huis, de f1000 en de horlogeketting, op de omstandigheid dat de erflater telkens als hij blijkbaar oedoelde een legaat te geven gebruik maakt van de formule ,,ik legateer" uit welk een en ander volgt de bedoeling van den erflater om ten aanzien van het huis op eene andere wijze te beschikken dan ten opzichte van de f 1000 en de ketting terwijl eischers de uitsluiting van den heer B. ais erlgenaam aan net slot van het testament verklaren met het <^n" voeren der waarschijnlijkheid dat hij (erflater) zich juiat

meer herinnerde welke bepaling hij omtrent het huis haci gemaakt, en aannemende dat hier de bewoordingen der uiterste wilsbeschikking voor tweeërlei opvatting vatbaar zyn, wat bij voorkeur noopt tot eene uitlegging in dier voege dat de beschikking eenig gevolg hebbe; dat bij de uitlegging van eischers de beschikking gevolg kan hebben, en wel het door hen bedoelde gevoig dat B. is legataris wat betreft de f 1000 en de ketting en overigens erfgenaam;

O. dat gedaagde sub 5 bij dupliek heeft gepersisteerd by zijne conclusie van antwoord na zyn beroep op de eindbeschikking van het testament en de kracht en de beteekenis daarvan nader te hebben uiteengezet;

O. dat hierop partijen recht hebben gevraagd op de stukken en de heer Officier van Justitie heeft geconcludeerd zooals hierboven is vermeld;

Wat het i'echt betreft:

O. dat de gedaagden sub 1, 2, 3, 4, 6 en 7 hebben verklaard tegen den eisch tot scheiding en deeling der nalatenschap van den heer A. J. I\ geene bezwaren te hebben, en daarin te acquiesceeren, zoodat tegen deze gedaagden de ingestelde vordering, di-i op de wet is gegrond, behoort te worden toegewezen;

O. dat de gedaagde sub 5 de ontvankelijkheid der vordering te zijnen aanzien heeft betwist, op grond dat hij niet zoude bezitten de hoedanigheid van erfgenaam, doch wei die van legataris, krachtens de bepalingen van het door den erflater den 2den Maart 1899 ten overstaan van den notaris Jhr. A. A. J. M. Verheijen te Groningen verleden testament;

O. dienaangaande, dat tusschen eischers en dezen gedaagde is onbetwist, dat bij dat testament behalve de benoeming van den executeur, het bespreken van eenige uitkeeringen onder den last van het houden van kerkelijke plechtigheden en diensten en van eenige legaten aan anderen dan partijen nog zijn gemaakt de volgende bepalingen: „Ik wil dat aan mynen neef den heer J. F. B. te Groningen, ais zijn erfdeel in mijne nalatenschap zal worden toegescheiden mijn huis, staande in de Oude hbbingestraat te Groningen, plaatselijk gemerkt letter B, nummer 139, eu legateer ik hem tevens f 1000 en mijnen gouden horlogeketting" en ten slotte:

,,Onder den last van vorenstaande legaten, uitkeeringen en beschikkingen benoem ik tot myne erfgenamen diegenen, die daartoe op het oogenblik van mijn overlijden naar de wet zullen worden geroepen met uitzondering van genoemden J. F. B. ;

O. dat in laatstgenoemde zinsnede ondubbelzinnig is uil gegesproken de wil van den erflater om gezegden B. als erfgenaam uit te sluiten, en tevens de wèl ingestelde erfgenamen te belasten met de afdoening van de voorafgaande legaten, uitkee^ ringen en beschikkingen;

straat te Groningen, plaatselijk gemerkt letter j:>, nummei eu legateer ik hem tevens f 1000 en mijnen gouden horlogeket-

O. dat de voorafgaande bepaling betreffende het huis, wel is vervat in termen, die alleen uit zich zelf verklaard, tot erfstelling zouden doen besluiten, maar deze beschikking, in verband gebracht met de slotbepaling noodzakelijk moet worden « opgevat als begrepen in de zoodanige met welker afdoening de a ingestelde erfgenamen worden belast bepaaldelijk als legaat;

O. toch dat alleen bij deze uitlegging de duidelijke bedoeling van den erflater ten aanzien van de bestemming van het huis tot haar recht kan komen, omdat, aangenomen dat de beide aangehaalde beschikkingen in den letterlijken zin harer bewoordingen moesten worden opgevat, bij hetzelfde testament éénzelfde persoon als erfgenaam zoude zijn i n g e s t e 1 d en uitgesloten, mitsdien de eene beschikking door de andere zoude zijn opgeheven;

>0. dat uit het reeds overwogene volgt, dat de gedaagde sub 5, als zijnde legataris en geen erfgenaam, ten onrechte als zoodanig in het geding is geroepen en eischers in die vordering tegen hem behooren te worden verklaard niet-ontvankelijk;

Gezien art. 56 B. R.;

Recht doende enz. : 1

Wijst den eisch wat betreft de gedaagden sub 1, 2, 3, 4, 6 en 7 toe; .

Veroordeelt hen om met de eischers over te gaan tot scheiding en deeling der bovenvermelde nalatenschap;

Benoemt tot notaris, ten overstaan van wien daartoe zal wor- j den overgegaan, den heer Jhr. Verheijen, notaris ter standplaats de gemeente Groningen;

Verstaat, dat partijen te dien einde ten kantore van den notaris zullen hebben te verschijnen op den tienden dag na de beteekening van dit vonnis, des voorm. te 10 uur;

Machtigt den notaris om, bij aldien de werkzaamheden niet in eene zitting afloopen, voor de voortzetting daarvan nader tijd en plaats te bepalen;

Benoemt tot onzijdig persoon, om afwezige of weigerachtige codividenten te vertegenwoordigen den heer Jhr. Mr. J. 1'. Lewe van Nijenstein, advocaat en procureur te Groningen;

Verklaart de eischers teil aanzien van den gedaagde sub 5 in hunnen eisch niet-ontvankelijk;

HOOGE RAAD. — BULLETIN.

(Vacantiekamer).

Zitting van Maandag, 5 Augustus.

Voorzitter, Mr. P. B. Coninck Liekstino.

Behandeld het beroep van: ;

1°. O. M. Simons tegen een arrest van het Hof te 's Graven-

hage. Rapporteur-raadsheer Jhr. Eeith. 2°. J. D. Vastenhoudt tegen een vonnis der Rechtbank te

's Hertogenbosch. Rapporteur-raadsheer van Blom. 3°. P. van Mierloo tegen een vonnis der Rechtbank te 's Hertogenbosch. Rapporteur-raadsheer Jhr. de Jonge, vervangen door raadsheer Eijssell.

4°. F. Lens tegen een arrest van het Hof te 's Gravenhage.

Rapporteur-raadsheer van Stipriaan Luïscius.

5°. F. Maas tegen een arrest van het Hof te 's Gravenhage.

Rapporteur-raadsheer Jhr. Laman Trip.

Adv.-«en. Ort concludeert in deze vijf beroepen tot verwerping. Uitspraak 12 Augustus.

BJSJSOJSMJLNOISN, VKRKIEZIJN'CiJUN ENZ.

Door de Arrond. -Rechtbank te Heerenveen is, ter vervulling eener vacature van rechter in dat college, opgemaakt de navolgende alphabetische lijst van aanbeveling:

Mr. C. L. baron van Harinxma thoe Slooten;

Mr. K. Meijer Wiersma;

Mr. H. E. van IJsendijk,

substituut-griffiers bij de Arrond.-Rechtbanken te Leeuwarden, Winschoten en Heerenveen.

> correspondentie.

I ======

I Zwolle, 2 Augustus 1901.

Lrcaclite He&r Redacteur,

Zeer erkentelijk aan de door Mr. P. Rink in W. no. 7615 verstrekte inlichtingen, betreffende mijne vraag m no. Tbld van Uw "Weekblad, zij het mij, ten slotte, veroorloofd met de , meeste bescheidenheid op te merken dat, waar alzoo de bijstand van een procureur bij de rangregeling na executie van roerend goed imperatief is voorgeschreven en bij die van onroerend f goed facultatief wordt gelaten, de vraag zich voordoet waar deze onderscheiding op berust?

Inmiddels met herhaalden dank voor de verleende plaatsruimte

Hoogachtend

Uw dw dr.

[. E. M. E. Brants.

ls i ... --

II ADVERTENTIEN. .

st

i! Bij GEBR. BELINFANTE, te 's Gravenhage,

ui ziet het licht:

e-

Verlies en Diefstal van Effecten

III Een Studie van Internationaal Privaatrecht

.ie

en door

;e- Mr. SIEGFR. R. FULDAUER,

'te Advocaat te Amsterdam,

PRIJS f 9.- .

Bij GEBR. BELINFANTE, te 's Gravenhage,

ziet het licht:

Het Burgerlijk Wetboek,

verklaard door Mr. O. "W. Opzoomor.

VERKLARING VOORTGEZET

door

Mi*. J. A. Levy.

DERTIENDE DEEL, EERSTE AFLEVERING.

In deze aflevering worden arlt. 1917 —1924 behandeld.

Elk deel is tegen onderstaande prijzen afzonderlijk verkrijgbaar :

Mr. C. W. Opzoomer, Rurg. Wetb., 2" dr. Dl. I f 3.50 » » » <> » II 6.40

„ >, » i. » III 5.75

» IV 7.50

n H » » » V 3.2o

j i) » i) i) VI 3.90

». VII 3.75 » VIII 5.10

), >> » » » IX. 3.8a

>, » » » » X ht • 1 o

n „ » » » XI 3.35

»(Mr. J. A.Levy) » » 11 XII 21.10

»( .. )» », Dl XIII le afl. 0.80 Mr. C. W. Opzoomer, Algem. Bepalingen, 4e dr. 3.10

B. W., Deel I-XIII afl. 1 en Alg. Bep.. 75.60

Idem gebonden in 13 deelen 88.60

Bij GEBB. BELINFANTE te 's Gravenhage,

ziet het licht:

Hecueil

des

TRAITÉS ET CONVEHTIONS

c0nclus par

le Royaume des Pays-Bas

avec

les puissances étrangères, depuis 1813 jusqu'a nos jours.

par

E. G. LAGEMANS

APERgU GÉNÉRAL

2e édition, augmentée et mise a jour

par

J. B. Breukelman,

Docteur en droit et en sciences politiques, auditeur au Conseil d'Etat.

P r ij s f 3.60.

In dezen herdruk van hel »A pcr<;u Général- heeft Mr. Breukelman de inleiding van Mr. Lagemans in overeenstemming met den tegenwoordigen toestand onzer betrekkingen met het buitenland gebracht.

Uitgaven GEBR. BELINFANTE — den Haag.

DE NEBEBLANDSCHE WETBOEKEN

van

OCDEMAN-LIPMAJV

(Verwijzingen, Inleidingen, Literatuur)

VIJFDE DRUK

door

3VTI-. P. BAUDUIN

Prijs, in linnen gebonden, f 4.90.

Elk deeltje afzonderlijk a f 1.25 ingen., f 1.75 geb.

Mr. H. J. A. Mulder.

Nederlandsche Staatswetten

ORANJE UITGAVE Hiervan verschenen:

N°. 1. Wet Nederlanderschap, 2de druk, door

Mr. Joh. J. Belinïante £0.50

,, 2. Veiligheidswet 0.50

,, 3. Heffing Invoerrechten 0-50

,, 4. Kaïners van Arbeid 0-50

,, 5. Staat van Oorlog en Beleg 0-50

,, 6. Indische Mijnwet 0.50

,, 7. Opheff. Belemmeringen 0.50

,, 8. B^visiewet 0.50

,, 9. Leerplichtwet, door Mr. Joh. J. Belinfante 0.75

„ 10. Boterwet, door denzelfden 0.50

Gedrukt bij F. J. BELINFANTE, roorh.: A. D. SCHINKEL.

Het Burgerlijk Wetboek,