goederen in het ssa.ga.zijn aan de Wagenstraat gelijk hiervoren reeds is beslist, nu liet contract van den 17 Jan. 1900 nietig is, aan Mooyman toekwam; daargelaten dat de goederen in deze dépots niet onder de goederen in dat magazijn aanwezig, waarover dat contract loopt, behoorden, en eindelijk het feit van overgeving van die goederen door gedaagde volgt uit de in die deurwaardersexploiten vermelde afgifte van de daar omschreven goederen door de dépóthouders en gedaagde's voormelde erkentenis dat hij die goederen deed weghalen en zijne daarbij, bij gemeld verhoor gevoegde erkentenis, dat hij die goederen, sedert voor eigen rekening verkoopt;

O. dat ook de waarde van die goederen, door gedaagde in bezit genomen zonder dat ze op den 17 Jan. 1900 in het magazijn aan de Wagenstraat aanwezig waren, door eischer op f 1000 gesteld, ten processe vaststaat, omdat de gedaagde, zoo hij,, al geacht mocht worden die te hebben betwist, die niet heeft betwist met behoorlijke redenen omkleed, waar hij de waarde van die goederen niet aangeeft, ofschoon hij, die bij het procesverbaal van verhoor voor den rechter-commissaris opgaf, dat hij ook van die goederen in de dépots lijsten kreeg, terwijl de andere hem gespecificeerd door eischer zijn opgegeven en hij die goederen, hetzij nog in bezit heeft, hetzij heeft verkocht, ten volle in staat was de waarde op te geven;

O. dat de vordering van eiecher alzoo voor toewijzing vatbaar is, met 'uitzondering dat geen renten van de gevorderde geldsommen kunnen worden toegewezen, omdat het hier niet geldt verbintenissen betrekking hebbende tot de betaling van eene zekere geldsom, waarvan de vertraging in de uitvoering renten verschuldigd deed zijn, maar eene vergoeding voor eene verplichting waartoe gedaagde bij het vonnis wordt veroordeeld en schadeloosstelling voor onrechtmatige handelingen;

Recht doende:

Verklaart nietig het voorschreven contract op den 17 Jan. 1900 door gedaagde en den gefailleerde, Mooyman, aangegaan en alle handelingen, als gevolg daarvan, door den gefailleerde verricht ;

Veroordeelt gedaagde om aan eischer alle goederen, welke zich op den 17 Jan. 1900 in de voormelde schoenenzaak in de Korte Uoudsche Wagenstraat n°. 4 bevonden, tegen kwijting af te geven in den toestand waarin zij zich destijds bevonden;

V eroordeelt gedaagde om. bij gebreke daarvan, aan eischer voor schadevergoeding tegen kwijting te betalen de som van f5000;

Veroordeelt gedaagde om eischer te vergoeden alle schaden, kosten en interessen tengevolge van het voormelde onrechtmatig wegvoeren en tot zich nemen van de goederen in de dépots in de Generaal van der Heydenstraat en de Zaagmolenstraat, alsmede tengevolge van de toeëigening der in het sub 8 aangehaalde exploit vermelde goederen, ten bedrage van f1000;

Ontzegt den eischer de gevorderde veroordeeling van gedaagde tot betaling van renten;

Veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure tot aan deze uitspraak aan zijde van den eischer begroot op f 175.

HOOGE BAAD. — BULLETIN.

(Revisie).

Zitting van Dinsdag, 24 September.

Voorzitter, Mr. J. J. van Meekbeke.

Behandeld het verzoek van:

J. B. d. J. tegen een arrest van het Hof te 's Gravenhage. Adv.-Gen. Jhr. Rethaan Macaré requireert tot niet-ontvankelijk verklaring van het verzoek. Uitspraak 21 Oct.

(Strafkamer).

I. Behandeld het beroep van :

1°. H. J. H. tegen een vonnis van de Rechtbank te Zutphen. Rapp. raadsh. de Pinto. Adv.-Gen. Jhr. Rethaan Macaré concludeert tot vernietiging van het bestreden vonnis en ontslag aan den requirant van alle rechtsvervolging. Uitspraak 21 October.

2°. K. D. X. tegen een arrest van het. Hof te Leeuwarden. Rapp. raadsh. Guljé.

3°. R. v. V. tegen een arrest van het Hof te Arnhem. Rapp. raadsh. Jhr. Laman Trip.

Adv.-Gen. Jhr. Rethaan Macaré concludeert in de beide laatste beroepen tot verwerping. Uitspraak 30 September.

I. Uitgesteld tot 21 Oct. de behandeling der zaak van:

Den Minister vani Financiën tegen een vonnis der Rechtbank te Amsterdam in zake J. M. F. R.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

Bij Kon. Besluit van 21 Sept. 1901, n°. 13, is aan G. H. van der Meer Mohr, op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend als kantonrechter-plaatsvervanger in het kanton Goes, onder dankbetuiging voor de als zoodanig bewezen diensten.

Door het Gerechtshof te 's Gravenhage is, ter vervulling eener vacature van raadsheer in dat college, opgemaakt de navolgende alphabetische lyst van aanbeveling:

Mr. P. A. J. Bouvin, vice-president der Arrond. -Rechtbank te Rotterdam;

Mr. R. D. Baart de la Faille, rechter in de Arrond.-Rechtbank te Utrecht, en

Mr. S. Sleeswijk, rechter in de Arrond.-Rechtbank te Amsterdam.

BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.

Ingetrokken wetsontwerpen.

Het hoofdartikel van ons vorig nommer was reeds ter perse, toen wij kennis maakten met de missive van den Minister van Justitie aan den voorzitter der Tweede Kamer van de Stoten-Generaal d.d. 20 September 1901, waarbij ingevolge

Koninklijke machtiging worden ingetrokken de volgende wetsontwerpen :

1°. het bij Koninklijke boodschap van 14 April 1898 aangeboden wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van eenige bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

2°. het bij Koninklijke boodschap van 18 Juli 1899 aangeboden wetsontwerp tot wijziging van de wet op het notarisambt ;

3°. het bij Koninklijke boodschap van 25 September 1900 aangeboden wetsontwerp tot herziening van het Eerste, het Tweede en het Derde Boek van het Wetboek van Strafrecht;

4°. het bij Koninklijke boodsohap van 7 Mei 1901 aangeboden wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek omtrent huur van dienstboden en werklieden en daarmede samenhangende artikelen in dat Wetboek, alsmede in de Wetboeken van Koophandel en van Burgerlijke Regtsvordering, en in de wet op de Rechterlijke Organisatie en het Beleid der Justitie :

5°. het bij Koninklijke boodschap van 7 Juli 1898 aangeboden wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek betreffende de erkenning en wettiging van natuurlijke kinderen en daarmede samenhangende artikelen, alsmede van eenige bepalingen betreffende het vaderschap en de afstamming van wettige kinderen.

Het sub 1°. genoemde wetsontwerp werd over het hoofd gezien bij de opgaaf der nog bij de Tweede Kamer aanhangige justitieele ontwerpen in het hoofdartikel van W. 7539. Gelukkig, dat wij reeds dadelijk zeiden voor de volledigheid dezer opgaaf niet in te staan. Het wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van eenige bepalingen van het Wb. v. B. R., verband houdende met het bij de wet van 31 December 1897 (Stbl. no. 275) goedgekeurde Haagsche verdrag van 14 Nov. 1896 betreffende sommige onderwerpen van internationaal pri raatrecht, is een oud nommer op de parlementaire agenda. Het werd ingediend bij Koninklijke Boodschap van 14 April 1898 en, met de memorie van toelichting, reeds afgedrukt in W. 7106 en 7107. Het Voorloopig Verslag, dat een geheel bijvoegsel van W. 7255 met een paar kolommen van W. 7256 vult, werd uitgebracht onder dagteekening van 10 Maart 1899. Eene niet minder uitvoerige memorie van antwoord, met het gewijzigd wetsontwerp opgenomen in een bijvoegsel van W. 7427, werd aan de Tweede Kamer ingezonden bij brief van 10 Februari 1900. Den 27en Juni d. a. v. verscheen nog een kort verslag der commissie van rapporteurs(W. 7450), waarbij als haar meening werd uitgesproken, dat de openbare behandeling van het wetsontwerp door de gewisselde stukken genoegzaam was voorbereid, behoudens de overlegging van eenige stukken en het verstrekken van enkele door haar gevraagde inlichtingen. Of aan een en ander door den afgetreden minister is voldaan, is ons onbekend. In elk geval vertrouwen wij, dat de nieuwe minister het nu ingetrokken wetsontwerp later weder zal indienen, daar dit ontwerp is een noodzakelijk complement van het bij de wet goedgekeurde Haagsche verdrag van 14 November 1896.

Bedriegen wij ons niet, dan zijn nu door den Minister van Justitie ingetrokken alle nog bij de Tweede Kamer aanhangige wetsontwerpen, waarbij zijn Departement alléén betrokken is. Met belangstelling zien wij de vruchten van zijn nader beraad daarover tegemoet.

correspondentie.

Eene onder het opschrift „ne quid nimis" bij de redactie ingekomen bijdrage kan wegens haar grooten omvang eerst in de volgende week worden geplaatst.

VERBETERING.

In het hoofdartikel van W. 7640, bl. 1, kol. 2, regel 18 in plaats van 1894 te lezen : 1891.

advertentien.

Bij GEBR. BELINFANTE te 's Gravenhage,

ziet het licht:

O N T "W" E R P

tot herziening van de eerste zes Titels van het vierde Boek

van het

BURGERLIJK WETBOEK

der Koningin aangeboden door de Staatscommissie, ingesteld bij HarerMajesteits besluit van 25 Oct. 1899, n° 45.

(Uitgegeven iet machtiging Tan Zijne Eic. den Minister van Justitie.)

Prijs f 1.50.

Bij hen verscheen vroeger:

Ontwerp tot herziening van het B. W. den Koning aangeboden door de Staatscommissie, ingesteld bij Kon.

Besluit van 28 Febr. 1880, n°. 8, 1ste boek me£

toelichting, 2 dn geb f 7.—

Idem der Koningin aangeboden door de Staatscommissie tot voortzettting der herziening, ingesteld bij Kon.

Besluit van 22 Aug. 1887 n°. 24, 2de boek met toelichting, 2 dn geb ,,4.80

Bij GEBR. BELINFANTE, te 's Gravenhage, zien het licht de negende en tiende aflevering van het

Alphabetisch Register

op het

STAATSBLAD

van het

Koninkrijk der Nederlanden

van

1813—1900

door

Mr. J. W. Belinfante,

Adjunct-Commies ter Provinciale Griffie van Zuid-Holland.

Deze tot 1 Januari 1901 bijgewerkte uitgaaf zal in den loop van dit jaar in 11 afleveringen, elk van 4- vel druks verschijnen.

Afl. 11 is ter perse.

Prijs per aflevering : f 1.

Bij de laatste aflevering zal een losse band a f 1 worden gevoegd.

Bij GEBR. BELINFANTE te 's Gravenhage,

zijn verschenen :

DE WONINGWET

MET AANTEEKENINGEN

door

H. A. IHusquetier,

Burgemeester en Secretaris der gemeente Schipluiden.

Prijs f 1.40.

DE GEZONDHEIDSWET

MET AANTEEKENINGEN

door

H. A. Musquetïer,

Burgemeester en Secretaris der gemeente Schipluiden.

Prijs f 0.60.

Bij GEBR. BELINFANTE te 's Gravenhage,

ziet het licht :

Recueil

des

TRAITES ET COUVEETTIONS

conclus par

le Royaume des Pays-Bas

avec

les puissances étrangères, depuis 1813 jusqu'a nos jours.

par

E. G. LAGEMANS

APERgU GÉNÉRAL

2e édition, augmentée et mise a jour

par

J. B. Breukelman,

Docteur en droit et en sciences politiques, auditeur au Conseil d'Etat.

P r ij s f 3.60.

In dezen herdruk van het «Aper^u Général« heeft Mr. Breukelman de inleiding van Mr. Lagemans in overeenstemming met den tegenwoordigen toestand onzer betrekkingen met het buitenland gebracht.

REVUE DES DEUX MONDES.

On souscrit chez

MM. BELINFANTE FRÈRES, Libraires-Éditeurs, Seuls agents pour les Pays-Bas,

Wagenstraat 100—102, La Haye.

Livraison du 15 Septembre 1901

SOMMAIRE. — Un nouveau diotionnaire de la langue fran^aise, lre partie, par M. G. Paris. — La cravache, par M. M. Paléologue. — La Prinoesse de Liéven, par M. E. Daudet. — Les colons de 1'Algérie. I. La phase héroique de la colonisation, par M. Rouire. — La caricature en Angleterre. II. La société sous George III, par M. A. Eilon. — En Cornouailles, lre partie, par M. A. Suarj.s. — Poésie, par M. H. de Régnier. — Revue littéraire. Le décor de la tragédie de Racine, par M. R. Doumic. — Revues étrangères. Le Schisme du Chanoine Doellinger, par M. T. de Wysewa. — Chronique de la quinzaine, par M. F. Charmes. — Bulletin bibliographique.

Gedrukt bij F. J. BELINFANTE, voorh. : A. D. SCHINKEL.