Art. 31 voormeld houdt niet in hetzelfde verbod als art. 431 Strafrecht. H. R. 7946. 3.

— In elk strafgeding komt den rechter uitsluitend toe het oordeel over de vraag, of het door hem bewezen verklaarde feit valt onder het bereik der daartegen door het 0. M. ingeroepen verbods- of strafbepaling.

Art. 21 b ■ der Alg. Pol.verordening van Amsterdam bevat echter niets wat in strijd is met deze stelling.

Immers, waar eeme overtreding van dit artikel niet bestaat zonder dat blijkt van het daarin vermelde oordeel der politie, is dit oordeel een element der overtreding, waarvan, evenals van de overige elementen, het bestaan in elk bijzonder geval staat ter beoordeeling van den rechter.

Overigens bevat het biji het bestreden vonnis gewraakte voorschrift niets-, dat in strijd is met de Grondwet of met eenige andere wet, terwijl de beoordeeling van de inwendige waarde van dit voorschrift door art. 11 Alg. Bep. den rechter wordt onttrokken. H. R. 7953. 2.

— Art. 75 der algemeene politieveordening voor de gemeente Kampen, tekstueel opgenomen in het arrest, betreft de openbare gezondheid, niet alleen ,,de gezondheid van het individu in zijne private woning".

Het is niet aan redelijken twijfel onderworpen, dat tot de in art. 135 der Gemeentewet den gemeenteraad opgedragen zorg voor de openbare gezondheid behoort door zijne verordeningen zooveel mogelijk te waken tegen het ontstaan, niet alleen tegen de verspreiding van besmettelijke ziekten.

Het bevel, krachtens eenei gemeentelijke politieverordening gegeven, om eene pomp, die voor de gezondheid schadelijk water oplevert, af te .sluiten en daarna afgesloten te houden, bevat niet eenige ongeoorloofde eigendomsbeperking. H. R. 7974. 1.

— Onaannemelijk is de bewering, dat hij, die meerdere der in art. 191 van de Alg. Pol.verordening van Amsterdam verboden handelingen gelijktijdig pleegt, buiten het bereik van het artikel zou ziin, terwijl de dispensatie van het verbod ten aanzien van één der handelingen zich uitteraard tot aie ééne beperkt. H. R. 7981. 1.

— Zie Hooger beroep. H. R. 7869. 2 ; Koppelarij. H. R. 7910.1; Onrechtmatige daad. 7873. 2.

Plaatsings- en informatiebureau. S. Heemstra belast met de

leiding v. h. —. 7840. 4.

Pleidooi. — Zie Eed. 7871. 3.

Ploeg (A. Pii. van der) ca. Wesser en Co. H. R. 7844. 1. Poeteren (G. van) en Mr. A. J. B. Rijke. Wetboek voor Privaat-

en fiscaalrecht. 7903. 4.

Poging. — Artt. 78, 48, 45 Strafrecht.

Daar volgens art. 78 poging evenzeer een misdrijf is als het voltooide misdrijf en de wet in art. 48 de strafbaarheid van medeplichtigen niet beperkt tot het geval, dat er een voltooid misdrijf zij, is medeplichtigheid aan poging eveneens strafbaar.

In art. 45 ligt het subjectieve, niet het objectieve opgesloten. Hof 's Giravenhage. 7866. 3.

(Zie het vonnis a quo in W. 7784).

— Zie Verduistering. 7877. 3.

Polderwater. — Zie Jacht en Visscherij. 7862. 2.

Polis. — Zie ^'erzekering. 7907. 3.

Polis (Mr. E.). 50-jarig doctorsjubilé van —. 7903. 4.

Politierecht door J. H. Slicher. 7845. 4.

— (Bedenkelijke rechtsonzekerheid). 7842. 1 ; 7843. 1.

Poppen (Mr. J.). Verdedigingsrecht ? 7919. 3.

Poser (Mr. F. H.). Bewaargeving van effecten aangek, door Mr C. J. Pekelharing. 7904. 3.

Pütma (Mr. A.). Overlijdensbericht van —. 7942. 4; 7944. 4.

Praag (Mr. J. van). Benoemd tot lid van het Bureau van Consultatie. 7913. 4.

Praeparatoir vonnis. — Zie Vonnis. H. R. 7898. 1.

Pi^ecaritjm. — Het precario bezit vanj grond, om daarop iets te bouwen, brengt noodzakelijkerwijs mede, dat ook het op dien aldus verkregen grond gebouwde, precario wordt bezeten. Rechtfo. Haarlem. 7840. 3.

— Bij het bestreden vonnis is eene juiste toepassing gegeven aan het tweede lid van art. 613 B. W., al moge de bij het middel bestreden overweging der rechtbank in hare algemeenheid niet vrij van bedenking zijn. H. R. 7932. 1.

(Zie het vonnis a quo in W. 7840).

Preferentie. — Zie Verificatie. 7970. 3.

Pretoria. — Zie Getuigen. 7910. 2.

Prins (C.) ca. A. T. E. Vroom. 7943. 3.

Prins Azn. (G.) ca. A. van Koevorden. 7966. 2.

Pro deo request. — Zie Onrechtmatige daad. 7983. 2.

Pro resto. — Zie Verzet. 7967. 1.

Pnnnif«L'n5TTfw. — 7\p -1 nYivni'/ nn 7961. 2 : Hnnner beroev. 7936. 2.

Procesverbaal. — Eene verwijzing in het procesverbaal der in hooger beroep gehouden terechtzitting naar eene in het procesverbaal der terechtzitting van eersten aanleg opgenomen verklaring is nergens verboden, veelmin op de niet-inachtneming van zoodanig verbod de straf van nietigheid gesteld. H. R. 7845. 1.

— Als het door den griffier ingevolge art. 198 Strafvord. opgemaakte procesverbaal door den voorzitter of den kantonrechter met eenig voorbehoud is onderteekend, kan daarvan het gevolg enkel zijn, dat het ten aanzien van het betwiste punt bewijskracht mist, niet dat liet op1 dien grond alle rechtskracht zoude ontberen.

Eene ambtseedige verklaring van den Burgemeester eener gemeente, kan niet strekken tot wettig bewijs, dat aan den daarin genoemden persoon door B. en W. dier gemeente niet is verleend de vergunning om sterken drank in het klein te verkoopen. H. R. 7920. 1.

— De beoordeeling, wat een getuige ter openbare terechtzitting al of niet heeft verklaard, is overgelaten aan den rechter, die over de feiten beslist, en bij mogelijk verschil tusschen hetgeen het procesverbaal der terechtzitting en het vonnis dienaangaande vermeldt, is dit laatste beslissend. H. R. 7921. 2.

— Zie Aanbesteding. H. R. 7875. 1.

Procureur. — Een request, door een procureur aan de Rechtbank ingediend namens iemand, die, in Raadkamer opgeroepen, verklaart nóch aan den procureur, noch aan iemand anders, mondeling of schriftelijk last of volmacht te hebben, gegeven, dat request voor hem in te dienen of te doen indienen, behoort buiten beschikking te worden gehouden. Rechtb. Alkmaar. 7841. 3.

Procureurs- en deurwaardersklerken. Bond van —. 7894. 4.

Prospectus. — Zie Onrechtmatige daad. 7979. 1.

Protest. — Zie Aanvaring. 7961. 2 ; Wissel. 7863. 2.

Proth (M.) echtgenoote van W. G. Wiederhold ca. Regeering van Ned.-Indië. 7875. 1.

Provisioneel bewindvoerder. — Zie Beivindvoerder. 7936. 3.

Provisioneele eiscii. — Zie Vennootschap. 7839. 3.

Provisoren. — Zie Dagvaarding. 7896. 2.

Psychologie (Toegepaste). 7911. 4.

Publiekrechtelijk lichaam. — Zie Bevoegdheid- 7942. 2. Purmerend. — Zie Plaatselijke Verordeningen. H. R. 7891. 1.

Q

Qualificatie. — Zie Afdrijving. H. R. 7976. 1.

Quintus (Jhr. Mr. J. W.). Installatie van — als vice-president der Arr. Rechtbank te 's-Gravenhage. 7862. 1.

R.

Raadkamer. — Zie Procureur. 7841. 3.

Raadsman of gemachtigde voor het kantongerecht door Mr. van

der Does. 7857. 4.

Raden van beroep. Plaatsvervangende voorzitters in de —.

78B9. 4.

Rangregeling. — Hooger beroep. — Art. 481 vlgg. B. R.

Dei benoemde rechter-commissaris maakte vooralsnog bezwaar tot de gevraagde rangregeling over te gaan.

Tegen een dergelijke beschikking, geen daad van rechtspraak zijnde en ook overigens' niet te toetsen aan de bepalingen ten aanzien van het hooger beroep vastgesteld, is het ingesteld appèl niet ontvankelijk. Hof Arnhem. 7921. 3.

Rechter-commissaris. — Zie Rangregeling. 7921. 3.

Rechterlijke ambtenaren. Tractementen van —door K. 7927. 3.

— betrekkingen. Nieuwe —. 7853. 4.

— indeeling. 7868. 3.

— macht. (Salarissen). 7902. 4.

—. Samenstelling van onzen — door K. 7975. 4; 7988. 3.

rechterlijke organisatie. (Wet op de) Art. 2. 7917. 2; 7942'. 2.

— Art.. 20 —. H. R, 7853. 1; H. R. 7902. 1.

— Art. 99 —. H. R. 7904. 1.

Rechterlijke uitspraken. — De vorm der — door Mr. A. A. de P. 7886. 2 ; 7897. 3.

— door Mr. S. A, Levy. 7893. 3.

— 7901. 4.

Rechters in Duitschland en Nederland, door Mr .J. Dekdng Dura, 7930. 4.

Rechtmatige uitoefening. — Zo© Beleediging. 7872. 2.

Rechtsgebied. (Regeling van) — De bepaling van het voor laatste lid van art. 218 Strafvord. laat, algemeen als zij luidt, geem ruimte voor eene onderscheiding, waardoor zij buiten toepassing zou blijven ingeval de door de rechtbank bevoegi geoordeelde kantonrechter zich reeds vooraf onbevoegd had vejklaard bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis om van ce zaak kennis te nemen.

Regeling van rechtsgebied in hiet door art. 308 Strafvord. sub 2°. vermelde geval kan alleen worden gevorderd indien al de daarbij in aanmerking komende uitspraken in kracht van gewijsde zijn gegaan. H. R. 7987. 2.

Rechtsgeleerd Magazijn. XXII (1903). Afl. 1, blz. 1—*152. 7869. 3; afl. 2. 7884. 3; afl. 3—4. 7916. 3, door R. F.

Rechtsingang. — Nu het Wetboek van Strafvordering geene bepaling bevat, krachtens welke: wijziging kan worder aangebracht in een reeds verleenden rechtsingang, is eene daartoe strekkende vordering van den Officier van Justitie liet voor toewijzing vatbaar. Rechtb. Zutphen. 7980. 2.

— Bij liet verleenen van rechtsingang tegen een verdachte wegens een fie.it, dat onder twee strafbepalingen valt, behooren volgens het beginsel van art. 55 Strafrecht aan dit feit de qualificaties te worden gegeven van de beide misdrijven, respectievelijk in de twee strafbepalingen omschreven.

Indien er alzoo rechtsingang verleend is op grond van een der beide strafbepalingen, dan is er eene omissie begaan en behoort de Vordering van het Openbaar Ministerie tot het alsnog verleenen van rechtsingang wegens hetzelfde feit ook op grond van de andere strafbepaling te worden toegewezen. Hof Arnhem. 7980. 2.

Rechtsmacht. —- Zie Delegatie. 7925. 3.

Rechtspersoon. — De vervallenverklaring der hij K. B. erkende vereeniging van hare hoedanigheid van rechtspersoon, is eene bij art. 10 der wet van 22, April 1855 (Stbl. n°. 32) gestelde straf op de aan de vereeniging telastgelegde overtreding van afwijking van hare goedgekeurde statuten

De vordering, om die vervallenverklaring te hooren uitspreken, is dus niet eene burgerlijke .actie, waarbij bet O. M. als hoofdpartij optreedt gelijk bedoeld! is in art. 323 B. R.

Niettemin moet deze strafactie aanhangig worden gemaakt bij den burgerlijken rechter, om te worden behandeld op de wijze, voorgeschreven bij art. 854 B. ft-. H. R. 7941. 1.

— Zie Vennootscharp. 7969. 1.

Rechtspersoonbijkheid. — Vervallenverklaring der —, door Mr. A. A. de Pinto. 7943. 4.

— (Hoofdartikel). 7954. 1.

Recidive. — Art. 191 (art. 203 oud) Strafvord., art. 421 Strafrecht.

De telastlegging aan den beklaagde van „herhaling van misdrijf" gedurende het onderzoek ter terechtzitting.

Art. 191 Strafvord. moet niet in beperkten zin worden uitgelegd.

Van een bekend zijn van bovenstaande verzwarende omstandigheid vóór het onderzoek ter terechtzitting is in dat artikel geen sprake.

Het bestaan van zulk een omstandigheid blijkt den rechter niet vóór, maar uit en door het onderzoek ter terechtzitting, waarop in cas van herhaling het extract-vonnis met. de aanteekening der uitvoering der straf wordt- voorgelezen.

De Off. v. Jnst. is dus ontvankelijk in zijn bovenstaande aanklacht. Hof Arnhem.. 7978. 3.

— Zie LeerplichUvet. H. R. 7851. 2.

Reclame. — Zie Eigendom. 7949. 2.

— verzekering. — Zie Verzekering. 7922. 2.

Recognitie. — Zie Meierrecht. 7895. 1.

Reconventie. •— Zie Cognossement. 7968. 3; Faillissementswet. 7991. 3; Hooger beroep. H. R. 7942. 1.

Reeder. — Zie Eigendom. 7949. 2.

Reepmaker (Mr. J. C.). Overlijdensbericht van —. 7889. 4.

« .. . .. t-. rrnor» 1 . rrnno o

Register. — Lie Looperatieivet. n. jtt. i , o.

Registratie. — Zie Onderhandsche akte. 7853. 3. Reglementen. — Zie Zedelijk Lichaam. H. R. 7859. I. ReinMann en Stok ca. J. Norden, handelende onder de firma

J. en N. A. de Vries. 7886. 1.

Reitsma (Mr.). Naar aanleiding van het eerste optreden van

mej. Mr. E. C. van Dorp. 7962. 3.

Rekening-courant. — Lastgeving.

Rekening-courant is eene overeenkomst tot wederkeerige creuet-verleening, waarbij de vergoeding voor dat wederkeerig 'erleende crediet bestaat in de wederkeerige berekening van •ente.

Het salaris, den gedaagde als lasthebber toekomende, kan (liet als post der rekening-courant worden gedeoatteerd, maar moet bij reeonventioneele vordering worden geëischt.

Bij lastgeving behoeft niet uitdrukkelijk omtrent het loon te zijn overeengekomen; voldoende is dat blijkt van den wil van den lastgever, om een loon toe te kennen en van den lasthebber om dien last niet zonder vergoeding op zich te nemen. Hof v. Justitie Arnhem. 7858. 3.

BbeJening-courantve'rhoudlng. — Nu tusschen partijen is wereengekomen, dat hare wederkeerige rekeningen slechts op Taste door haar te bepalen tijdstippen zouden worden afgeiloten en dat van die rekeningen alleein het saldo, ontstaan lit compensatie der debet- en creditposten, waarin zij bare 'espectieve vorderingen zouden omzetten, zou kunnen worden >pgevorderd, bestaat tusschen haair eene rekening-courantrerhouding. Hof Amsterdam. 7974. 1.

(Zie het vonnis a quo in W. 7742.)

— Waar de eischer zijn vordering in bijzonderheden specificeert, is een betwisting daarvan slechts in algemeene termen, niet de door de wet gevorderde met redenen omkleade tegenspraak.

Al kan het beroep op' het bestaan van de verhouding van rekening-courant met gezegd worden een bevrijdende daadzaak te zijn in den zin van art. 1961 B. W., zoo brengt het bestaan van die verhouding of een daarmede gelijksoortige niettemin mede dat het een der partijen niet vrijstaat een post uit de rekening-courant te lichten en tot onderwerp eener zelfstandige vo'rdering te maken. Rechtb. Rotterdam. 7980. 3.

— Zie Vennootschap. 7870. 3.

Kekening en verantwoording. —1 Art. 771 e. v. B. R.

De actie tot rekening en verantwoording kan niet worden ingesteld door een deelgerechtigde in een gemeenschap tegen den medegerechtigdei in die gemeenschap, die het beheer heeft gevoerd, omdat immers daarbij nimmer uitkeering van een saldb aan den deelgerechtigde kan geschieden, zooals de wet als einduitslag van de rekeningsprocedure beoogt. Rechtb. 's-Gravenhage. 7928. 2.

— Nu geen rente van eenig jaarsaldo, doch alleen rente van het eindsaldo der geheele af te leggen rekening isi geëischt, loopt die rente ook niet sedert het einde van gedaagdes beheer, maar kan alleen van af den dag der dagvaarding worden toegewezen. Rechtb. Amsterdam. 7943. 3.

(Zie het arrest van het Hof in W. 7727, waarbij dit vonnis is vernietigd).

— Zie Executeur-testamentair. 7887. 3; Hypotheek. 7982. 3; Kostelooze procedure. 7890. 3 : Lastgeving. 7928. 4; Vennootschap. 7844. 3; Voogdij. 7970. 2.

Rekenplichtig. — Zie Verzegeling 7962. 1.

Rekenplichtigheid. — Zie Eed. 7957. 2.

Relatieve nietigheid. — Zie Compromis. 7882. 2.

Rengers Hora Siccama (Jhr. Mr. N). Beëedigd als advocaat. 7948. 4.

— Beëedigd als procureur. 7972. 4.

Rente. — Zie Rekening en Verantwoording. 7943. 3; Voogdij. 7970. 2.

Representative. — Zie Verzekering. 7914. 2.

Reversible time. — Zie Bevrachtingsovereenkomst. 7892. 4.

Revindicatie. — Zie Eigendom. 7924. 3; 7949. 2; 7903. 3;

7993. 2 ; Executeur-testamentair. 7887. 3 ; Verjaring. 7847. 1. Revindicatoir beslag. — Zie Beslag. 7954. 2 ; Koop en Verkoop. 7859. 3.

Revisie. — Vrijspraak in revisie. Hof Arnhem. 7856. 3. (Zie arrest H. R. 6 Oct. 1902, W. 7813).

— Herziening van het bestreden arrest na voorafgaand onderzoek bevolen. H. R. 7957. 1.

Rheinische Büchervertriebs Gesellscliaft mit beschrankter Haf-

tung ca. G. F. Fischer. 7928. 3.

Rhein- und see-schiffahrts Gesellschaft ca. J. H. Ducroffé. 7986. 2.

Ridder (H. K. de) ca. L. B. Robbers en Th. van der Graaf. 7871. 3.

Rijke (Mr. A. J. B.) en G. van Poeteren. Wetboek voor Privaat- en Fiscaalrecht. 7903. 4.

Rijksveldwachter. — Zie Beleediging. 7854. 2; Jacht en Visscherij. H. R. 7956. 1.

Rijksverzekeringsbank. Beslissing van het bestuur door Mr.

E. M. Meyers. 7927. 3.

Rijswijk (M. F. van) ca. P Hibma. 7993. 3.

Risico. — Zie Verzekering. 7894. 1.

Röber (M.) en C. Klein ca. J. A. Kupers en G. J. Kupers. 7929. 2.

— c.s. ca. J. A. Kupers c.s. 7987. 1.

Rochussen. Ondeizoek naar het vaderschap. 7912. 3.

Roefs (A. M ) ca. J. S. P. Jaspers. 7849. 1.

Roelants (Mr. J M. A.). Beroepswet. 7851. 4.

Roelofs (J.) ca. de handelsvenn. onder de firma P. van Koeveren en Co. 7969. 2.

Roepman (D.) ca. L. G. Möhrmann. 7924. 1.

Roersch (H.) ca. de handelsvenn. onder de firma Phs. van

Ommeren, 7921. 3.

RöGATOiRiE commissie. — Artt. 46, 337 al. 2, 339, 104, 106, 108,

119 al. 3B. R . — Verzoek tot het doen hooren van getuigen buiten 's lands.

Die afwijzing van een verzoek als boven is geen voorschrift gegeven tot instructie der zaak, maar een eindbeslissing op een incident.

Derhalve is het hooger beroep vóór het eindvonnis toegelaten.

Als zijnde er in die wet geen tijdstip aangewezen voor het vragen eener rogatoire commissie, is het verzoek deswege nog ontvankelijk ten dage bepaald voor het getuigenverhoor.

Bij zulk een verzoek moeten noodzakelijk de namen en woonplaatsen dier getuigen vermeld worden-, om den rechter tot beoordeeling der rechtmatigheid van dit verzoek in staat te stellen.

Zijn die namen enz. eerst in appèl opgegeven, dan is het verzoek niet ontvankelijk als revera, slechts opleverende het vragen van een ,,naderen termijn", om getuigen te doen hooren die men' te bepaalden tijde niet voorgebracht heeft, welke nadere termijn alléén (art. 104 B. R.) en zonder appèl, door den rechter, die het getuigenverhoor heeft gelast, kon worden verleend. Hof Arnhem. 7855. 2.

(Zie het vonnis a quo in W. 7Y01).

— Rogatoire commissie: art. 108 B. R.; art. 1437, 1°.; 1438, 3°. en 1950, 3°. B. W.

Bij een rogatoire commissie op het buitenland is de rechter van wien het. verzoek tot het hooren van getuigen uitgaat en niet hij, aan wie die opdracht gedaan wordt, bevoegd om van de voorgestelde redenen van wraking kennis te nemen. ^

Niettegenstaande de op verzoek van eischer te hooren getuige