^oor een voor gedaagde ongunstigen afloop der procedure voor (I®. van zijn schuld jegens eische" zal zijn bevrijd, lieeffc dit6 'oc'1 Seeu dadelijk en rechtstreeksch belang bij

proces, omdat hij èn in bekrompen omstandigheden leeft *n in het buitenland (België) woont. Rechtb. Breda. 7994. 3. °meyn (Hr. Dr. H. J.) en Mr. H. Blaupot ten Cate. Jaarboek

°®r de Nederl. Ongevallenverzekering. 7920. 1 ; 7946. 4.

• "ngevallenwetgeving. 7933. 4.

£Code (j. DE) ca. j. Kogel_ 7871_ 3.

oilijn. — Zie Eigendom. 7924. 3.

«oosmalen (L. H, van) ca. J. A. Meussen. 7904. 2.

otselaar (J. van) ca. J. Ladenius. 7914. 1.

°°ïaards (Mr. A. J.). Overlijdensbericht van —. 7940. 4. otterdam (Gemeente) ca. A. Boels. 7899. 1.

°tterdamsch dagblad ca. M. Tynnart. 7922. 2.

otterdamsche houthandel voorheen v. d. Bork en Co. ca. J- F- Weiter. c.s. 7870. 3.

«oure Bertrand fils ca. Sapodor. 7844. 3.

°JfEMENT. — Zie Instantie. 7934. 3; Verzekering. 7841. 2; 7982. 1,

Ruven (H.) en D. Schoonderwoerd ca. J. Legemaat. 7876. 2.

s.

Saint-Frères ca. de handelsvenn. onder de firma Bruckwilder „ e» Co. 7898. 2.

ai-aris, — Zie Advocaat. 7868. 4; Lastgeving. H. R. 7877. 1. ^NNes (Mr. Th. A.). Beëedigd als raadsheer in het gerechtshof „ te 's Gravenhage. 7903. 4.

anten (J. II. van) ca. H. C. Kampman. 7986. 4.

~~ (M. p. van) ca. Bruckwilder en Co. 7974. 2.

„chade. — zie Verzekering. 7870. 1.

' chadeluk gedierte. — Zie Jacht en Visscherij. H. R. 7858.2 ; Ï918. 3.

^°Hadeoorzaak. — Zie Verzekering. 7881. 2.

Schaderekening. H. R. 7937. 1.

Schadevergoeding.^ — De gedaagde, oorzaak der schade, was verplicht, wilde hij een geding hieromtrent voorkomen, een Zoodanig aanbod tot vergoeding te doen, hetwelk aan de eischen der billijkheid kon getoetst worden, doch kon niet volstaan met zich bereid te verklaren de werkelijk geleden schade te vergoeden, wanneer de ei schor hem die opgeeft. Hof 's Gravenhage. 7933. 1.

De contractueele verplichting van gedaagde tot teruggave van door eischeres hem toevertrouwd waschgoed, waarin gedaagde na tot afgifte te zijn gesommeerd nalatig bleef, gaf de eischeres M'el het recht teruggave van het waschgotdi te vorderen en hij gebreke van dien, vergoeding van de waarde daarvan, maar liet tot het richten harer vordering op die vergoeding alleen. Rechte. Amsterdam. 7967. 3.

Waar schade is toegebracht door onvoorzichtigheid van onderscheidene partijen, zijn deze voor de dientengevolge verschuldigde schadevergoeding niet hoofdelijk aansprakelijk en ontstaat ook niet een ondeelbare schuld, waar vergoeding in, geld gevorderd wordt.

De verplichting tot schadevergoeding moe; dan tusschen de twee aansprakelijke partijen naar billijkheid worden verdeeld. iWhtb. Rotterdam. 7969. 2.

Voor het bij dagvaarding tot grondslag de: schadevordering

gestelde feit, dat de oorzaak der afbrokkeing gelegen was in liet te steil afgraven van zeker talud, kan niet in de plaats treden het feit, dat de oeverkant van het ianaal niet voor den door het werk geschapen toestand is ingericht. Hof 's Gravenhage. 7976. 1.

Zie Beleediging. 7932. 2; Meineed. 7960. 2; Onrechtmatige daad. 7867. 4; Onteigening. 7839. 3; Venmotschap. 7957. 3. Schakels. — Zie Jacht en Visscherij. H. R. 7115. 1.

®°heele (R.) ca. F. Haak. 7977. 1.

^cheepsverklaring. — De bedoeling van art. 383 W. v. K. is dat de scheepsverklaring, om de daaraan toerekende exceptioneele bewijskracht te bezitten, moet zijn (pgemaakt in de eerste plaats waar het schip verbinding me. den wal heeft.

Waar een stoomschip, op reis van Londtn naar Keulen, tijdelijk on de Maas voor Rotterdam voor anke liggende, wordt

ingevaren en de kapitein, na, de reis wecer voortgezet te hebben, die binnen die gemeente afbreekt u aan wal gaat °ni van de> aanvaring en de daardoor ondervoeden schade kennis te geven aan zijn cargadoors, had de schepsverklaring ook aldaar en niet te Keulen moeten zijn opgemaakt.

De schade, veroorzaakt door het voortzette der* reis met defecte schroef, ook al is dit geschied ten eiade de schade te Verminderen, kan door het aangevaren schip liet op net aanvarende worden verhaald'.' Rechtb. Rotterdan. 7986. 2. Zie Avarij. 7883. 2.

^ciieepsvolk. —- Zie Verzekering. 7881. 2.

Scheiding en deeling. — Zie Aanvaarding. 7S5. 4; Exceptio Plurium litis consortium. 7848. 3; Scheidng van tafel en bed. 7853. 3; Vennootschap. 7839. 3.

Scheiding van tafel en bed. —■ Airt. 288 B W.

De feiten, — dat gedaagde 1°. bijna voorllurend in staat van dronkenschap verkeert en daardoor zijie geheele huishouding verwaarloosd,; 2°. zich niet ontziet zjne kinderen te Mishandelen, door hen in het aangezicht teslaan; 3U. een ?eer wanordelijk leven leidt en twee: maal wegns verduistering !s veroordeeld, -— geven geen, gronden, om daa-oip eene, vordering tot scheiding van tafel en bed te doen eeunen. Rechtb. Amsterdam. 7843. 3.

Drankmisbruik door den, man, in zoodanige mate als hier yaststaat, levert tegenover de vrouw eene buiteisporigbeid op, 'n den zin van art. 288 al. 2 B. W.

Ook wanneer door de vrouw de actie tot sceiding en dee'■ng der gemeenschap als accessoir van de acts tot scheiding van tafel en bed wordt ingesteld, heeft zij d,e, ïachtiging Van naar man of van den rechter nood'g. Rechtb. Harlem. 7853. 3. . (Zie omtrent het eerste punt eene tegenovegestelde beslis-

8'ng van de Rechtbank te Amsterdam in W. 843).

Vordering tot schorsing eener aangekondigde reiling. — Belang van partijen. — Beteekenis van art. 292 I W. Hof Amsterdam. 7869. 2.

Zie Echtscheiding. 7871. 2.

Weidsheden. — Beslissing van scheidsmanne. der chambre arbitrale et de conciliation pour grains et grenes d'Anvers. Pactum de compromittendo. Akte van comromis. Tenuitvoerlegging volgens Nederlandsch of vlgens Belgisch recht. Rechtb. Zierikzee. 7935. 3.

Zie Compromis. 7850. 4; Gehuwde vrouw. 781. 2: Koop en «Eerkoop. 7878. 3.

"Kidsrechters. — Zie Vennootschap. 7940. 3.

s "Eli, (J.) ca. A. Maarleveld Azn. 7850. 1.

CHeltf.n (.]. J.) ca. f. Jüllf. 7987. 2.

Schenking. — Zie Successie. 7842. 3.

Schepen. —- Zie Koop en Verkoop. 7868. 1.

Schermbeek (Mr. J. H.). Beëedigd als advocaat en procureur. 7906. 4.

Schiesser (J.) ca. de gezamenlijke erven van H. J. 1. E. Cuylits. 7898. 1.

Schipper. — Artt. 345, 2e. lid, 348 W. v. K.

De verplichting van den schipper, omschreven in art. 345, 2e lid W. v. K., is onafhankelijk van een tusschen hem en den inlader opgemaakte overeenkomst.

De woorden van het cognossement „weight etc. unknown", hebben niet de strekking cm verantwoordelijkheid des schippers uit te sluiten, maar alleen om het bewijs wegens deze onderwerpen op ontvanger of inlader te doen rusten.

De cognossementsclausule „deck cargo a,t shipper's risk", buiten vermelding of het ingenomene werkelijk op den overHoopi zijde Iplaiatis gevonden heeft, jis ongenoegzaam om des schippers verantwoordelijkheid ingevolge art. 348 W. v. K. te verplaatsen. Hof 's Gravenhage,. 7925. 3.

(Zie het vonnis a quo in W. 7802).

— Art. 351 W. v. K.

Tegenover de vermelding in het cognossement, dat de goederen, voor zoover uiterlijk zichtbaar, in goeden en wel geconditioneerden staat geladen zijn, kan de schipper slechts in zooverre toegelaten worden tot het bewijs dat de goederen door hem zijn uitgeleverd, zooals hij die had, ontvangen, als de bij lossing geconstateerde toestand is overeen, te brengen met zijn eigen qualificatie van uiterlijk zichtbaar goed.

Dit is niet het geval waar tarwe vermengd is met stukken steen, ijzer, erts, kolen en cokes, in zoodanige mate, dat de waarde met ongeveer 20 pCt. is verminderd1.

De aansprakelijkheid van den schipper daarvoor zou nietopgeheven worden door de omstandigheid, dat de inlading was geschied door' middel van elevator, waardoor zoodanige vermenging niet, kon worden geconstateerd. Rechtb. Rotterdam.

7961. 3.

— Zie Avarijgrosse. 7959. 1; Bevrachtingsovereenkomst. 7921. 3,

Schippers (Mr. A. W.) ca. A. L. van de Welk. 7969. 1.

Schmidt en Hansen ca. de Naeijer en Co. 7892. 1.

Schorsing. ■—■ 's Rechters uitspraak, dat het geding is geschorst e,n is hervat op de laatste processtukken, is niet praeparatoir, maar moet aangemerkt worden als een gewoon incidenteel vonnis, waarvan, naar art. 337, 2e lid1 B. R.i, het hiooger beroep reeds dadelijk openstaat.

De bedoeling van, art. 255, le lid j°. 256 B. R., is niet om, wanneer de rechter nog geene eindbeslissing heeft gegeven, maar alvorens op de hoofdzaak uitspraak te doen, een voorgedragen beslissen,den eed heeft opgelegd, of ander bewijs bevolen, ook alsdan de beteekening der oorzaak van schorisng uit te sluiten, Hof 's-Gravenhage. 7840. 1.

(Zie het vonnis a quo in W. 7660).

— Het beroep op eene bevoegdheid van publiekrechtelijken aard, verbonden aan het ingezetenschap van, eene bepaalde gemeente, kan in geen geval leiden tot schorsing van het strafgeding op grond van art. 6 Strafvord. H. R. 7875. 2.

— Bij schorsing der strafwet wegens een, geschilpunt van burgerlijk recht wordt terecht niets beslist omtrent het al of niet bewezene der den beklaagde ten laste gelegde feiten,.

De hier ingeroepen verplichting tot onderhoud van waterlossingen is eene publiekrechtelijke, en hangt dus, waar der beklaagde hoedanigheid; van eigenares niet is weersproken, niet af van eenig geschilpunt van burgerlijk recht.

De rechter heeft derhalve door op grond van art. 6 Strafv. de rechtsvervolging te schorsen, dat artikel verkeerd toegepast. H. R,. 7904. 1.

— Zie Hypotheek. 7947. 3; 7977. 1 ; 7985. 3; Muntmisdrijf. H. R. 7955. 1.

Schot (P.) ca. K. Schroers. 7974. 3.

Schretlen (A. D. D.) ca. W. F. Rooze. 7939. 3.

Schrift. — Zie Bewijs. 7964. 2.

Scheld. — Zie Aanvaring. 7912. 3; 7929. 3; 7933.3; 7948.1; 7987. 2; Avarijgrosse. 7959. 1: Cassatie. H. R. 7842.3; H.R. 7933. 1 ; Dagvaarding. II. R. 7852. 2; Gehuwde vrouw. 7860. 3; Onrechtmatige daad. 7930. 3; Spoorwegen. H. R. 7879.3 ; 7965. 3.

Schuldbekentenis. — Door eene schuldbekentenis, niet voldoende aan de formeele vereischten van art. 1915 B. W., maar aangevuld door getuigenbewijs, kan het volledig bewijs worden geleverd' der in het geschrift erkende schuld, ook al is de schuldoorzaak daarin niet uitgedrukt. H. R. 7912. 2.

(Zie het arrest a quo in W. 7837).

— Zie Onderhandsehe akte. 7853. 3.

Schulderkenning. De wetgever en de — door Mr. G. Wttewaal.

7962. 3.

Schuldvergelijking. — ,Zie Compensatie.

Schuldvernieuwing. — Ligt in het accepteeren van een wissel per se de wil onr te, noveeren opgesloten? — Neen.

Is voldoende bewezen, dat zich tegenover eischer als bestaande heeft voorgedaan eene vennootschap onder firma, waarvan de beide gedaagden vennooten waren? — Ja. Rechtb. 's Bosch. 7965. 1.

— Zie Wissel. H. R. 7869. 1.

Schulze (J.) en M. Brouwer ca. A. van der Most. 7949. 1.

Sciiuurbecque Boeije (Jhr. Mr. J. F.). Installatie van — als president der Arr. Rechtbank te 's Gravenhage. 7862. 1.

Schwartz (J. F. von) ca. M. C. T. Barbe. 7979. 1.

Sententia declaratoria. — Zie Eigendom. 7987. 3; Tiendrecht. 7992. 1.

Slachting. — Zie Accijns. 7987. 3.

Slachtplaats. — Zie Accijns. 7957. 1.

Slagter en Zn. (G.) ca. J. W. Roeloffs. H. R. 7842. 1.

Sleepovereenkomst. — Zie Aanvaring. 7844. 2.

Sleeswijic (Mr. S.). Beëedigd als raadsheer in het hof te Amsterdam. 7855. 4.

Slicher (J. H.). Politierecht. 7845. 4.

Sligt (H.) ca. H. J. Asveld. 7853. 2.

Slingenberg (Mr. J.). Beëedigd als advocaat en procureur. 7981. 4.

Sluitingsrede. 7949. 4.

Smaadschrift. — Waar de beklaagde ter zake van smaad of smaadschrift niet beweert in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging te hebben gehandeld, heeft de rechter dit niet te onderzoeken.

Evenmin kan, waar deze verdediging niet, is gevoerd, art. 263, aanhef en 1°., zijne toepassing vinden.

Ten deze is' recht gedaan op wettige bewijsmiddelen, alzoo niet op bloote vermoedens, gelijk bij het vierde middel wordt beweerd. H. R. 7844. 1.

Smidt (Mr. E. A.). Herziene uitgave van de geschiedenis v. h. Wetboek van Strafrecht door Mr. H. J. Smidt aangek, door Mr. A. A. de P. 7965. 3.

Snel recht door Mr. J. M. van Stipriaan Luïscius. 7971. 4.

Snijders (Th. H. B.) ca. J. van den Heuvel en tegen A. van der Putten. 7929. 1.

Sommatie. — Zie Hypotheek. 7959. 3; Koop en Verkoop. 7941.2.

Spel. — De vraag of een spel in den zin der artt. 456 en 457 Strafrecht een hazardspel is, moet hare oplossing vinden in den aard van het spel, niet in de meerdere of mindere, vertrouwdheid van den speler met zijne meerdere of mindere vaardigheid in het spel, waarvan voor hem de kansen van winst of verlies in meerdere of mindere mate afhangen.

Een spel is volgens zijn aard in den zin der voormelde artikelen slechts dan een hazardspel, wanneer de uitkomst alléén van het toeval afhankelijk ia. H. R. 7856. 1.

— Wanneer de rechter door de dingtalen niet te weten komt, welke de handelsoperatiën zouden zijn geweest, die gesteld worden op last en voor rekening van den gedaagde te zijn verricht, moet hij den eischer ambtshalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn eisch. Rechtb. 's Gravenhage. 7884-. 2.

Spel en weddenschap door Mr. H. Geesink. 7976. 3.

— Zie Wissel. 7839. 1.

Splitsing. — Zie Bekentenis. II. R. 7853. 1; 7876. 3.

Spoorwegen. — Is de regeling van het medegebruik van het station Tilburg krachtens Koninklijk besluit van 21 December 1881 ten behoeve van de Zuid-Ooster Spoorweg-Maatschappij vervallen ten gevolge van de overneming van dien spoorweg door appellante en de toepasselijk-verklaring daarop van de spoorwegovereem,komst van 21 Januari 1890? -— Neen. Rechtb. Utrecht. 7866. 3.

— De personen, te wier behoeve art. 1 der spoorwegwet, met uitsluiting der bepalingen van het gemeene recht, een vermoeden van schuld ten, laste der ondernemersi van een spoorwegdienst vestigt, zijn uitsluitend zij, die over den spoorweg worden vervoerd. H. R. 7879. 3.

(Zie het vonnis des eersten rechters in W. 7517).

— Valt het onderhavige werk onder toepassing van art. 9 of van art. 20 der spoorwegovereenkomst van 21 Januari 1890? Het laatste beslist.

Bestaat er niet eenige strijd tusschen art. 13 en de artt. 14 en 15 der Spoorwegwet? — Ja. Rechtb. Utrecht. 7885. 3.

— Is, de directe,ur-gérant der spoorwegmaatschappij Gent—TerNeuzen bestuurder van den spoorwegdienst in den zin van art. 9 der Spoorwegwet van 9 April 1875 (Stbl. n°. 67) ? •— Kantonrechter: Ja; Rechtbank: Neen. Rechtb. Middelburg. 7949. 2.

— Art. 165 al. 1 Strafrecht.

Het door schuld doen, ontstaan van gevaar voor het verkeer door stoomvermogen over een spoorweg. Rechtb. Zwolle. 7965. 3.

— Al is het bij het middel van cassatie aangehaalde reglement, behoudens een paar later daarin gebrachte wijzigingen, uitgevaardigd vóór de inwerkingtreding der spoorwegwet, van 1875, is het toch te beschouwen als een der in art. 27 bedoelde algemeene maatregelen van bestuur, omdat zijne voortdurende geldigheid berust op de bij dat artikel den Koning toegekende bevoegdheid.

Derhalve is ook de strafbepaling van art. 64, zooals dit luidt volgens de wet van 8 April 1893 (Stbl. n,°. 62) op overtreding van de bepalingen van het bedoelde reglement toepasselijk. H. R. 7968. 2.

— In het algemeen heeft zoowel in, de spoorwegwet van 9 April 1875 (Stbl. n°. 67) als in het Alg. Regl. voor den dienst op de spoorwegen zooals het laatstelijk is gewijzigd bij K. B. van 9 Febr. 1899 (Stbl. n°. 69) „dienst" eene, ruimere beteekenis dan „vervoer".

In art. 113 van het reglement, zooals het thans luidt, zijn als beambten en bedienden, belast met de, uitoefening van den dienst dan ook niet alleen te verstaan zij, die belast zijn met het vervoer en zijn onder eerstgemelden bepaaldelijk ook begrepen de assistenten bij de controle op, de plaatsk aar ten. H. R. 7980. 1.

— Besluit van 7 April 1903 tot nadere aanvulling van het Alg. Regl. op den dienst. 7881. 4.

Spoorwegwet. — (Leon's Rechtspraak) door Mr. Ed. Belinfante. 7926. 4.

— Art. 1 —. H. R,. 7879. 3.

— Art. 13 —. 7885. 3.

— Art. 14 —■. 7885. 3.

— Art. 15 —. 7885. 3.

— Art. 27 —. H. R. 7968, 2.

Staat der Nederlanden ca. de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. 7885.3.

— ca. Soc. du chemin de fer Liegeoisi Limburgeois. 7983. 3.

— ca. Mr. S. J. van Royen. 7973. x.

Staathuishoudkunde. Hoofdlijnen der —, door Mr. I. B. Cohen. 7956. 4.

Staatsrecht van Ned.-Indië, door Mr. Ph. Kleintjes, aangek, door Mr. J. de L. 7984. 3.

Staatstoezicht op krankzinnigen. — Zie Krankzinuigen. H. R. 7885. 1.

Staatswetten. Nederlandsche — door Mr. IC. Meyer Wiersma. 7949. 4.

Stadsmeierrecht. — Zie Meierrecht. 7895. 1.

Staking. — Zie Voogdij. H. R. 7848. 2.

— en opzegging dienstovereenkomst. 7858. 4.

Star Bussmann (Mr. C. W.). Exceptio plurium litis consortium, aangek, door Mr. A A. de P. 7932. 3.

Statuten. — Zie Vennootschap. 7981. 3.

Steenman (H.) ca. W. J. van Oosten. 7962. 1.

Stemming. — Zie Surséance. 7854. 2.

Stenografie en de enquêtes door Mr. J. G. L. Nolst Trenité. 7914. 3.

Ster (H. van der) ca. het Bestuur der Rijksverzekeringsbank. 7930. 4

Stevens (M. J. F.) ca. de naaml. venn. suikerralfinaderij «Java». 7876. 2.

Stilzwijgende toestemming. — Zie Koop en Verkoop. 7850. 2.

Stipriaan Luïscius (Mr. .1. M. van). Snel recht. 7971. 4.

Stoddard (G.) ca. E. E. Thompson. 7963. 2.

Stoep. — Zie Plaatselijke Verordeningen. H. R. 7865. 2.

Stoomketel. — Zie Koop en Verkoop. 7849. 3.

Stoomsleepvaart Maatschappij «Noordzee» ca. P. Weltevreden. 7968. 3.

Stoomvaart Maatschappij «Oostzee» ca. de «Niederrheinische Güterassekuranz Gesellschaft». 7891. 3.

Stoomzeepfabriek «Holland» ca. G. de Wëerdt. 7877. 2.

Straatschenderij. — Op het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit is bij het bestreden vonnis art. 424 Strafrecht terecht toegepast.

De wet eischt niet, dat omtrent ieder bestanddeel van het strafbare feit afzonderlijk eene gemotiveerde beslissing worde gegeven. H. R. 7982. 1.

Strafrecht. (Wetboek van) >— Art. 5 2°. H. R. 7846. 1; H. R, 7880. 2.