N°. 7841.

Gelet op hare beschikking dd. 21 dezer, waarbij werdi gelast het verhoor van des verzoekers bloed- of aanverwanten; ' Overwegende dkt bij dilt verhoor slechts één dier verwanten in persoon is verschenen, terwijl 3 anderen zich hebben laten vertegenwoordigen;

O. dat die Rechtbank het wenscbelijk acht dat ook die o verwanten in persoon zullen verschijnen;

Gezien art. 389 al. 3 B. W. ;

Gelast dat G. P. enz. zullen worden opgeroepen om m persoon te verohijnen ter raadkamer d'ezer Rechtbank op Donderdag 4 Dec. 1902 voormiddags 10jr ure, ten einde op het gedaan verzoek gehoord te worden.

De Officier van Justitiei enz.;

Overwegende dat bij het op 4 Dec. 1902 ter raadkamer gehouden verhoor van P. G., den verzoeker ten deze, door hem is verklaard, dat hij. hoewel geen bezwaar er tegen hebbendie dat een ander zijn zaken voor hem zou waarnemen, nóch aan den procureur Mr. Bosman:, noch aan iemand anders opdracht gegeven had om namens hem het tegenwoordige request aan dte Rechtbank in te dienen;

Adviseert der Rechtbank, in afwachting der beslissing op net verzoek tot onder curateele stelling, in ieder geval geen termen, te vinden tot de benoeming van een provisioneelen bewindvoerder.

Parket 5 December 1902.

De Officier van Justitie te Alkmaar, H. J. H. Modderman.

Op nieuw gesteld in handen van den Heer Officier van Justitie, Alkmaar, 19 December 1902.

Voor den President: De Griffier,

van der Peen de Lille.

De Officier van Justitie enz. ;

Kader gelet op het proces-verbaal van verhoor van den piocureur Mr. W. C. Bosman ter raadkamer van 18 Dec. 1902; Adviseert het request buiten beschikking te laten.

Parket, 22 December 1902.

De Officier van Justitie te Alkmaar,

H. J. H. Modderman.

De Rechtbank enz.; . ....

Herzien dit verzoekschrift, op 15 Nov. 1902 ingediend en onderteekend door den procureur bij deze Rechtbank, Mr. W.

C. Bosman; ,

Gezien de op dat request gestelde conclusie van het, Upenft.

Min. dd. 22 December U. ;

Gehoord de verklaringen op 27 Nov. en 4 Dec. 1902, afgelegd door de ten deze opgeroepen bloedverwanten;

Gehoord de verklaringen, dd!. 4 Dec. 1902 ter raadkamer aJgi-1legd door den als requestrant vermelden P. G., houdende, dat hij, hoezeer geen bezwaar hebbende tegen zijne onder curateele stelling, evenwel noch aan Mr. W. O. Bosman (dien hij: nimmer gezien of gesproken had) noch aan, iemand anders, heeft opgec ra gen bedoeld request voor of namens hem te onderteekenen of bij de Rechtbank in te dienen;

Gehoord1 den voornoemden procureur in raadkamer dier Recntbank van 18 Dec. 1902, verklarende geen opdracht, van P. G. tot indiening van het onderhavige request te hebben ontvangen en dezen nimmer vóór die indiening te' hebben gesproken y1

daaraan, zonder meer, toevoegende dat hem wel door een derde namen s genoemden Cr. zoodanige opdracht was verstrekt',

Overwegende dat uit het vorenstaande blijkt dat meergemeld request niet, afkomstig is van den daarin als request,rant ven-melden persoon en dit mitsdien buiten beschikking behoort te blijven ;

Q. dat wel door voornoemden procureur bij diens verhoor op 18 Dec. 1902 aan db Rechtbank is overgelegd eene verklaring, gedagteekend van den 16de,n Dec. 1902 en onderteekend en geregistreerd1 te Alkmaar enz., waarin is vermeld dat de: onderteekenaar verklaart, aan genoemden procureur o. a. te hebben opo-edlragen om zijne onder curateele stelling te verzoeken op grond van „zwakheid van vermogens,", doch dat, deze verklaring — voor zooveel bedoelende dat die opdracht zou zijn gegeven vóór de indiening van het request, in strijd is met de verklaringen van den in raadkamer opgeroepen quasl-requestrant, en van diens procureur zeiven, — en voorzooveel bedoelende, da,t die opdracht is gegeven na de indiening — bezwaarlijk dei plaats kan innemen van eene opdracht, welke bij, een antertour gedagteekend en door dei oproeping en ondervraging der bloedverwanten in behandeling genomen request in aanmerking kan wor -

den genomen; ■

O. dat deze bedenkingen hier des te meer klemmen, waar m deze sprake is van een van allei motiveering ontbloot request tot eigen onder curateele stelling wegens, zwakheid van vermogens, terwijl de procureur bij zijn voorschreven verhoor nog lieeit erkend1^ dat hij eene1 mede-onderteekening van het request door den (quasi) requestrant, gelijk in de praktijk ter dekking van eigen verantwoordelijkheid van den procureur in zoodanige belangrijke en kiesche aangelegenheden niet ongebruikelijk is, • opzettelijk heeft, achterwege gelaten, omdat de wet dit niet wemsent en hij dit dus niet noodig vond;

Recht doende :

Hoiudt voorschreven request buiten beschikking.

INGEZONDEN BIJDRAGEN.

Mijnheer de Redacteur,

Hoezeer het, ook buiten het geval van art. 28 der R. O., in den regel gewenscht moet worden geacht dat in Raadkamer behandelde zaken door de aldaar aanwezige leden deiRechterlijke Macht worden beschouwd als van confidentieelen aard, — zoo kunnen zich evenwel omstandigheden voordoen die ter zijde stelling van dien regel voorschrijven.

Zoodanige omstandigheden mogen naar het oordeel van schrijver dezes aanwezig worden geacht wanneer, gelijk m het ingezonden stuk van den heer Mr. W. C. Bosman m W. 7836 is geschied, door den belanghebbende zelf „extra muros wordt gebracht wat daarbinnen zou zijn voorgevallen, dooieen hem persoonlijk als procureur betreffend feit in een juridisch blad als het W. v. h. R., aan het oordeel van bevoegden te onderwerpen, — en wanneer daarbij een beroep wordt gedaan op feiten welke bij gebreke van tegenspraak van de ,u,Ti ï rvrv vnn wadi' die zou kunnen geschieden, als juist

zouden moeten worden aangenomen, terwijl zij dit inderdaad niet zijn.

Over alles wat buiten het gebied der bloote feiten valt, gaat echter het hierna te melden niet, — daarover zij aan de ingeroepen bevoegden gaarne het oordeel overgelaten.

Uit een afschrift van het request waarvan in het schrijven van Mr. B. sprake is, met de daarop gestelde conclusie van het O. M. en de beschikkingen der Rechtbank, welke U, M. d. R. hierbij worden toegezonden, zal de feitelijke toedracht der zaak kunnen blijken (welke zaak door ongesteldheid van den procureur een langer tijdsverloop heeft gehad dan anders het geval zou zijn geweest) — en zal tevens blijken van ^verschilpunten met de voorstelling der daadzaken in het schrijven van Mr. B. gegeven.

Behalve die verschilpunten, zij opgemerkt, naar aanleiding van 'tgeen uit het request en de beschikkingen niet kan blijken, omdat het hier niet de behandeling van het request betrof, maar een ter verantwoording roepen van den procureur op grond van art. 28 van het Reglement III, — :

1° Dat er geen verschil van inzicht tusschen den Procureur en de Rechtbank heeft bestaan over de vraag „of een verzoekschrift tot ondercuratelestelling op grond van zwakheid van vermogen op eigen verzoek" „al dan niet door den persoon zelf moet worden geteekend".

Die vraag is niet gerezen, omdat dit geen vraag is, en heeft dus geene aanleiding (gegeven en ook niet kunnen geven tot het in raadkamer roepen van Mr. B.

2" Er is aan Mr. B. niet medegedeeld „dat de Rechtbank, bij het verhoor van den curandus, aan dezen had gevraagd of hij persoonlijk bij den procureur op het kantoor was geweest".

Deze mededeeling is niet aan den procureur gedaan, en die vraag is niet aan den curandus gesteld.

Wat er wèl is geschied, is het navolgende:

Aan den curandus ia gevraagd of hij mondeling of schriftelijk aan genoemden procureur last had gegeven of doen geven om bedoeld request in te dienen, waarop het antwoord ontkennend luidde, onder bijvoeging dat hij zelfs Mr. w. C. Bosman nimmer had gezien of gesproken en deze in het geheel niet kende en hij ook aan niemand anders last had verstrekt, niemand hem zelfs daarover had gesproken, om zijne ondercuratelestelling te vragen of te doen vragen — hoewel hij er op zich zelf geen bezwaar tegen had dat iemand voor zijne geldelijke belangen zorgde.

3° De Rechtbank heeft niet verklaard aan den procureur voornoemd dat zij het als een „misslag" beschouwde „wanneer de procureur niet vóór de indiening van requesten zijne clienten persoonlijk had gesproken of althans een s oh ri ftelij ke volmacht in zijn bezit had", — doch zij lieett bij de toepassing van art. 28 van het Reglement no. III het als een „verzuim" gequalificeerd wanneer een procureur zonder (gebleken) voldoend onderzoek naar het bestaan eener lastgeving, nog wel in eene dergelijke kiesche en bolangrijke zaak als eene ondercuratelestelling op eigen verzoek, optrad als gemachtigde van een derde, — en dat dit in casu des te meer mocht wegen waar de procureur (hoe zeer dit door de wet niet wordt gevorderd doch in de practijk in dergelijke gevallen niet ongebruikelijk is) door de medeonderteekening van den requestrant mogelijke vergissingen, om van ei-o-er niet te spreken, kan buitensluiten, — hoedanige medeonderteekening deze procureur echter, hoezeer daarop tijdig opmerkzaam gemaakt, niet noodig heeft geoordeeld.

Bg deze opmerkingen is Mr. B. nog gewezen op de bijzondere verplichtingen welke voor de procureurs te dien aanzien voortvloeien uit het feit dat de rechter aan hunne verklaringen als zoodanig gedaan, het volle vertrouwen heeft te schenken, met vrijstelling van de overlegging van een schriftelijke volmacht, welke voor ieder ander lasthebber, hoe „honorabel ook, in rechten verplichtend is gesteld. T . ,,

4° Dat, daargelaten of de Rechtbank een onderzoek heelt in te stellen naar de „lionorabiliteit" van dengene die als derde aan den procureur last geeft om iemands ondercuratelestelling op eigen verzoek, te vragen en ot daardoor, bij gebleken ontstentenis van volmacht van den curandus om dit aan te vragen of te doen aanvragen, de liiervoren omschreven verantwoordelijkheid van den procureur, voldoende is gedekt, in elk geval de procureur Mr. B. de Rechtbank in dezen niet in de gelegenheid heelt gesteld om over die „honoi abiliteit te oordeelen daar genoemde procureur dien derde niet aan de Reohtbank als zijn lastgever heeft genoemd of aangeduid.

U dankzeggend M. d. R. voor de plaatsing dezer rectificatie waaraan elk karakter van debat over geuite gevoelens, meeningen en gevolgtrekkingen volkomen vreemd is gehouden waarop schrijver dezes dan ook in geen geval zou wensclien in te gaan, — heb ik de eer te zijn

Uw H. Oei' dv. dr*

Alkmaar, 29 December 1902. Quem noscis,

Lid der voornoemde Rechtbank.

HOOGE RAAD. — BULLETIN.

(Strafkamer) .

Voorzitter, Mr. J- J- van Meerbeke.

Zitting van Mao^ndag^ 5 Januari.

I. Uitspraak gedaan in zake:

1°. De, Ambtenaar van bet Openb. Mm. te Enron, tegen een vonnis in zake: J. v. d- Z. Het bestreden vonnis vernietig d en dei zaak verwezen naar Rechtbank te Assen.

2°. A. D., tegen een arrest van het Hof te 'sGravenhage. Verworpen.

5° A. W. d. G., tegen een vonnis der Rechtbank te 's Gravenhagen Verworpen.

4° H. K. V. M., tegen een vonnis der Rechtbank te Arnhem. V erworpen.

5P. A. C., tegen twee vonnissen der Rechtbank te Amsterdam. Verworpen.

II. Conclusie genomen in zate :

M. M. S., tegen twee arresten van het Hof te Amsterdam AdV.-Gen. ÏToyon concludeert tot verwerping. Uitspraal2 Februari,

III. Behandeld het beroep van:

1° F. L. S., tegen een vonnis der Rechtbank, te Alkmaar Rapp. raadsh. dei Pinto.

2°. M. E. v. D., tegen een arrest van het Hof te Arnhem Rapp. raadsh. Jhr. Feithi.

3°. N. V., tegen een arrelsfc van het Hof te Amsterdam. Rapp. raadsh. Jhr. da Skvooiin Lobman.

4°. A. W. d. V. c. s., tegen een arrest van het Hof te 's Gravenhage. Rapp. raadsh. Nelissen.

Adv.-Gen. Noyon concludeert in sub 1°, 2° en 3° tot verwerping en' in sub 4° tot vernietiging en tot teruggave van de in beslag genomen obligatiën. Uitspraak in sub 1°, 2° en 3°, 12 Januari en in sub 4, 2° Februari.

IV. Uitgesteld tot, 19 Januari de behandeling in zake,:

M. L. d. V., tegen een vonnis der Rechtbank te Zierikzee.

benoemingen, verkiezingen enz.

Bij Kon. Besluit van 2 Januari 1903, n°. 4 is, benoemd tot griffier bij het Kantongerecht te Winschoten, Mr. J. W. Zijlstra, thans griffier bij het Kantongerecht te Bergum.

advertentien.

Bij de Uitgevers dezes zijn verkrijgbaar :

C. I. van Assen, Lineamenta extrema juris privati Justinianei secundum textum Institutionura . t' 2.85

Leiddraad van het collegie over het

Burgerlijk Wetboek. .... 2.50

= Uit officieels opgaven Soyyy' samengesteld. =

HOF-, Rijks-enResideniie-ALMANAK

voor het Koninkrijk der Nederlanden en zijne Koloniën. ± 750 blz.

fMGff-- De Koninklijke Hofhouding

samengesteld met machtiging y. Hare Majesteit de Koningin

In bord-omslag /♦■—

Gebonden in prachtband - 5.50

Bhl. v/h Gtebr. Belinfante, Den Haag.

Bij de Uitgevers dezes zijn o. a. verschenen:

Almanak (Hof-, Rijks- en Residentie-), 1903 f 4.—

Archief Handel en Nijverheid 1901/2. Per vel - 0.15

Asser (Mr. X. M. O.}, La Convention de la Have - 2.40

Aulnis de, Bourouill (Baron J. d'), La Convention relative au régime, des sucres - 1-50

— Les Primes a rexportation du sucre - 2.40

Bake (Mr. 0.), Yereenigbaarheid van ambten met betrekking van onderwijzer - 0-50

Belinfante (Mr. Joh. J.), Opmerkingen over het

beheer van Gemeente-ondernemingen - 1.50

Belinfante (Mr. J. W.), Geschiedenis van de Wet van 14 Juli 1899 (Stbl. no. 159) tot wijziging van den

18n titel van het Wetb. v. Strafvord - 1.60

Alphabetisch Register op he,t Staatsblad 1813

—1900, geb - 13.50

Burgerlijk Wetboek (ter Gunne uitgave), 6e druk

ingen. f0.90, geb - 1-25

Coninck Liefsting (Mr. F. B.), De, leer der Regts-

geldigheid van verbindtenissen uit overeenkomst - 6.—

Dam (P. J.), De opleiding der notarissen, in verband

met de vorming der juristen - 1.25

Duparc (A.), De Makelaardij - - 0.60

Fuldauer (Mr. Siegfr. R.), Verlies en diefstal van

Effecten - " 2.

Gewin (Mr. B.), Arbeidsbeurzen - 2.40

Hartogh en Cosman (Mrs.), De wet tot wijziging

van het Wetb. v. B. R. toegelicht, geb - 6.—

Hartzfeld (Mr. G. A. J.), Over Aansprakelijkheid bij

Naamlooze Vennootschappen - 0.40

H elm (G. L. van den), Handboek Burgerlijken Stand met

3 supplementen, ing. f 12.75, geb - 13.50

Hoetink (G. C. R.), Dwangverzekering of kapitaalvorming? - 0.90

Hoeufft (Jhr. Mr. W. H.), De Arresten en vonnissen

uit het Weekblad van het Recht over 1879—1888 - 1.25

— Idem over, 1889—1898 - 1-—

Honert (J. v. d.) Thz., Formulierboek! B. R., 4edruk,

door Mrs. J. A. Foest, D. E. J.ioni en Lod. S. Boas,

gebonden " " ■—

Houten (Mr. S. van), Liberaal of ^^""'--Democraat. - 0.45

Hubrecht (Mr. P. F.), Het lastige punt - 0.60

Hulshoff (Mr. B.), De Uitleveringswet en de verdragen, met 1ste vervolg - 7.—

Humalda van E jj singa (Jhr. Mr. Tj. A. M. A.),

Schets van het Romeinsehe, Erfrecht - 1.—

Kist (Mr. J. G.), Beginselen van Handelsregt d. II—V - 19.55

Lagemans (Mr. E. G.), Recueil des Traités TomeXIV - 6.60

Apergu historique général, 2e vermeerderde

druk, door Mr. J. B. Breukelman - 3.60

L é o n, Rechtspraak 2ei druk, Deel II, afl. 2/3, 6e supplement, (Burg. Wetb.) door Mr. J. Rombach - 3.60

2e druk, Deel II, afl. 5, 2e vervolg, door Mr. G.

v. Rossem Wz - 2.50

3e druk, Deel I, afl. 10 (Onderwijswetten), door

Mr. N. Cramer - 3.—

3e druk, Deel II, afl. 7, (Wetb. van Strafrecht),

door Mr. J. W. Belinfante - 4.60

Levy (Mr. J. A.), Rechter en Wet, 2 deelen - 20.—

—- Oneerlijke concurrentie - 0.50

Ligtenberg (Mr. H.), De Surinaamscha Wetboeken

van Strafrecht, en Strafvordering - 3.65

Linden' (Mr. P. W. A. Cort van der), Leerboek der

Financiën - 7.50

Mendels (Mr. M.), Overzicht van het Romeinsch

Erfrecht - 2.25

; Militiewet van 1901 - 0.60

Molengraaff (Mr. W. L. P. A.), De Faillissements-

wet verklaard, geb — - 12.—

Moltzer(Mr. J. P.) Aanspraken van het onechte kind

op grond zijner afstamming - 0.5U

Gedrukt bij F. J. BELINFANTE voorli: A. D. SCHINKEL

Mijnheer de Redacteur,

Hoezeer het, ook buiten het geval van art. 28 der R. O., in den regel gewenscht moet worden geacht dat m Raadkamer behandelde zaken door de aldaar aanwezige leden der Rechterlijke Macht worden beschouwd als van confidentieelen aard, — zoo kunnen zich evenwel omstandigheden voordoen die ter zijde stelling van dien regel voorschrijven.

Zoodanige omstandigheden mogen naar het oordeel van schrijver dezes aanwezig worden geacht wanneer, gelijk in het ingezonden stuk van den lieer Mr. W. C. BOSMA.X in W. 7836 is geschied, door den belanghebbende zelf „extra muros wordt gebracht wat daarbinnen zou zijn voorgevallen, door een hem persoonlijk als procureur betreffend feit in een juridisch blad als het W. v. h. B., aan het oordeel van bevoegden te onderwerpen, — en wanneer daarbij een beroep wordt gedaan op feiten welke bij gebreke van tegenspraak van de eenige zijde van waar die zou kunnen geschieden, als juist

(Strafkamer) .

Voorzitter, Mr. J- J- v"an Meerbeke.

Zitting van Maf^ndag^ 5 Januari.

I. Uitspraak gedaan in zake:

1°. De, Ambtenaar van bet Openb. Mm. te Enron, tegen een vonnisi in zakei: J. v. d- Z. Het bestreden vonnis vernietig d en dei zaak verwezen naar Rechtbank "bei Assen.

2°. A. D., tegen een arrest van het Hof te 's Gravenhage. Verworpen.

3° A. W. d. G., tegen een vonnis der Rechtbank te, 's Gravenhage. Verworpen.

4° H. K. V. M., tegen een vonnis der Rechtbank te Arnhem. V erworpen.

5P. A. C., tegen twee vonnissen der Rechtbank te Amsterdam. Verworpen.

II. Conclusie genomen in zate :

M. M. S., tegen twee arresten van het Hof te Amsterdam. AdV.-Gen. Noyon concludeert tot verwerping. Uitspraak 2 Februari,

III. Behandeld het beroep van:

1° F. L. S., tegen een vonnis der Rechtbank, te Alkmaar.

Rapp. raadsh. dei Pinto.

2°. M. E. v. D., tegen een arrest van het Hof te Arnhem. Rapp. raadsh. Jhr. Feithi.