sympathie gevoelde voor ongehoorzaamheid en diezelfde sympathie gevoelde voor eventueel ongehoorzame soldaten;

dat overigens uit het gansche verband van beklaagde» rede wel blijkt, dat hij met zekere, als men wil artistieke, verfijning zich opzettelijk eenigszins dubbelzinnig uitdrukte, doch dat die dubbelzinnigheid geenszins schaadde aan het door hem beoogde effect, zoodat zijne hoorders moesten begrijpen, wat-hy toen naar het oordeel der Rechtbank ook bedoelde, dat de opgeroepen miliciens, tegen wier oproeping de vergadering bedoelde te protesteeren, zich niet tegen de werkstakende proletarërs moesten laten gebruiken, doch als er geschoten moest worden, opzettelijk moesten schieten naar den verkeerden kant, of wel tot de werkstakers moesten overloopen;

dat bovendien beklaagdes herinnering aan de dagen der Parijsche Commune alleszins geschikt was om iederen twijfel omtrent zijne bedoeling weg te nemen, daar die herinnering bij wijze van waarschuwing aan de kapitalisten, op het gezond verstand van een gewoon publiek slechts den indruk kan maken van eene goedkeuring' van het bekende geweld, door eene kleine minderheid der Fransche natie met behulp van aan het gezag der meerderheid ontrouwe soldaten tegen den Staat en zijne instellingen ondernomen, welk geweld door den redenaar als een voor de „proletariërs" hoopvol en bemoedigend historisch moment werd aangehaald ;

dat onder deze omstandigheden, aan beklaagdes rede, in de dagen van spanning en opwinding geuit, geen andere zin is te hechten, dan daaraan in de dagvaarding gehecht is, zulks te minder, omdat, de beklaagde, ook blijkens den inhoud van zijn aan de Rechtbank overgelegd „verweerschrift" een zeer besehaaid en ontwikkeld man is, die zijne woorden zorgvuldig weet te wikken en te wegen en ,,zij het 'dan ook in dit geval ten koste van de logica", de klippen, waarop hij1 bij' zijn betoog strafrechtelijk zou kunnen stranden, zeer handig weet te ontzeilen ;

dat het nu zeer wel mogelijk is, dat beklaagde improviseerende, bij zijne bedoelde rede verder is gegaan dan hij bij rijper beraad zou gegaan zijn en ook niet in twijfel valt te trekken, dat hij in het algemeen hooger staat, dan deze zijne rede zou doen vermoeden, doch dit niet wegneemt, dat hij op. dat moment in eene opruiende stemming moet hebben verkeerd otra zoo te kunnen spreken, terwijl het overigens een zeer gewoon verschijnsel is, dat iemand beter en verstandiger is of voor beter en verstandiger wordt gehouden, dan hij zich bij het plegen van een strafbaar feit onder den invloed van een bepaald effect of onder den drang van bijzondere omstandigheden voordoet;

dat derhalve door beklaagdes verweer en de verklaringen der ten zijnen verzoeke gehoorde getuigen de kracht der voormelde bewijsmiddelen in geenen deele is ontzenuwd;

Verklaart, met voormelde uitzonder ng en met dien verstande als boiven overwogen, de feiten aan den beklaagde te laste gelegd alsmede zijne 3chuld daaraan wettig en overtuigend bewezen en dat het aldus bewezene uitmaakt: „het in het openbaar, mondeling tot eenig strafbaar feit opruien" ;

Verklaa.rt den beklaagde schuldig aan dat misdrijf;

Gezien de artt. 131 Strafrecht, 214 al. 1 en 216 Straf vord. ; Veroordeelt den beklaagde F. v. d. O. voornoemd tot gevangenisstraf voor den tijd van vier maanden;

Spreekt voor zooveel noodig den beklaagde vrij van hetgeen hem meer of anders dan het bewezen verklaarde is ten laste gelegd.

HOOGE RAAD. — BULLETIN

(Burgekl. Kamer).

Voorzitter, Mr. F. B. Co.vinck Liefsting.

Zitting van Vrijdag, 5 Juni.

I. Beëedigd als advocaat en procureur I Mr. E. Fennema, II Mr. J. H. van Schermbeek, III Mr. Th. C. Gonsalvea.

II. Uitspraak gedaan in zake :

(cassatie). Th. H. B. Snijders, eischer, advocaat Mr. B. M. Vlielander Hein, tegen J. van den Heuvel qq., verweerder, advocaat Mr. H. J. M. de Vries en tegen A. van der Putten, medeverweerder, advocaat Mr. S. E. D. M. van Lier. V e r w o r p e n.

III. Conclusie door partijen genomen m zake:

1°. (cassatie). E. Dalenoord, eischer, advocaat Mr. H. de Ranitz, tegen E. Bergama qq., verweerder, advocaat Mr. J. Limburg.

2°. (id.). Gl. de Weerdt, eischer, advocaat Mr. A. H. H. Struijcken, tegen de Stoom zeepfabriek „Holland , verweerderes, advocaat Mr. J. Limburg.

3°. (id.) üe firma H. J. Bökkerink. eischeres, advocaat Mr. D. van der Goot, tegen J. van, der Ven, verweerder, advocaat Jhr. Mr. E. N. de Brauw. .

4°. (id.). J. Stevense, eischer, advocaat Mr. J. Limburg, tegen J. Lemson, verweerder, advocaat Mr. W. A. Telders.

Pleidooi bepaald in sub 1°, op 6 November en in sub 4 , 2 October.

IV. Nieuwe zaak :

(cassatie). S. R. Stokvis, eischer, advocaat Mr. ü. S. van Emden, tegen G. Stokvis, verweerder, advocaat Mr. J. Ledebosr.

Vrijdag, 12 Juni.

Uitspraak : P. de Jonge c. s., eisehers, advocaat Mr J. Limburg, tegen J. van Liere, verweerder, advocaat Jhr. Mr. W. Th. C. van Doorn.

Id. : A. en D. zur Mühlen, eisehers, advocaat Mr. H. de Ranitz, tegen den Staat der Nederlanden, verweerder, advocaat Mr. J. H. Teldera.

Id. : I. Baron von dem Bussche Ippenburg c. s., eisehers, advocaat Mr. J. A. de Ranitz, tegen de gezamenlijke erven' van Mr. P. H. Scholten c. s„ verweerders, advocaat Mr. H. Ligtenberg.

Id. : Mr. J. H. Rutgers, tegen een vonnis van den Kantonrechter te Haarlem.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

— Bij Kon. Besluit van 3 Juni 1903, n°. 81, is benoemd tot kantonrechter-plaatevervanger, in het kanton Gorinchem, A. A. Th. A. Bloemars, ontvanger der registratie en domeinen te Gor'nchem.

Bij Kon. Besluit van 3 Juni 1903. n°. 82, is benoemd tot

kantonrechter-plaatsvervanger, in het kanton 's Gravenhage, Mr. R. van Veen, advocaat en procureur te '«Gravenhage.

— Bij Kon. Besluit van 3 Juni 1903, n°. 85, is benoemd tot notaris, binnen het arrondissement "Rel, ter standplaats de gemeente Ewijk, S. Roes, candidaat-notarais te Winsen, gemeente Ewyk.

BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.

Eene onrechtmatige daad van werkgevers?

Aan de bijlage van de Deutsche Juristen-Zeitung van 15 Mei jl. ontleenen wij de mededeeling van een arrest van het Reichsgerioht van 26 Maart 1903 (Arrest van den 6den CivilSenat) over het volgende geval. In het voorjaar van 1900 verzonden te Hamburg bestaande afdeelingen van het „Deutsche Metall-arbeiter Verband" een schrijven aan het in die stad gevestigde „Verband der Eisenindustrie", waartoe ook de aldaar bestaande scheepswerven behooren, in welk schrijven aangedrongen werd op verbetering in den toestand der aan de werven werkzame arbeiders. De werkgevers weigerden onderhandelingen aan te knoopen, waarop de arbeiders van een der werven aan de directie dezelfde eischen stelden en na niet inwilliging den arbeid staakten. De arbeiders aan andere werven weigerden den arbeid der stakers te verrichten. Daarop besloot de vereeniging van werkgevers hunnerzijds maatregelen te nemen en na voorafgaande bedreiging, werden achtereenvolgens verschillende groepen van werklieden op de aangesloten werven ontslagen, zoodat ten slotte het bedrijf daar korten tijd geheel stil stond. Contractueele rechten waren niet geschonden maar de ontslagen arbeiders meenden recht tot schadevergoeding te kunnen ontleenen aan § 826 B. G. B. (Wei in einer gegen die guten Sitten verstossenden Weise einem Andern vorsatzlich Schaden zufügt, ist dem Andern zum Ersatze des Schadens verpflichtet). De arbeiders zagen dezen strijd met de goede zeden daarin, dat het ontslag alleen ten doel had dwang op de stakende werklieden uit te oefenen, ten einde deze tot hervatting van den arbeid te bewegen, terwijl de ontslagenen aan de staking geheel zonder schuld waren. De eerste rechter wees de door elf arbeiders ingestelde vordering af en het Reichsgericht bevestigde deze uitspraak bij bovenvermeld arrest. De eerste rechter had aangenomen, dat de werkgevers gehandeld hadden in de meening, dat de staking op de eene werf niet was een op zioh zelf staand feit maar het begin van eene staking op alle werven en dat zelfs, indien de gedaagden alleen bedoeld hadden de Btakende arbeiders weer tot hervatting van het werk te brengen, daarin niets onrechtmatigs gelegen was. Het Reichsgericht sloot zich bij deze laatste opvatting aan. Volgens § 152 der Gewerbe-Ordnung is het recht van staking en ontslagverleening onverkort gebleven. Arbeiders en werkgevers mogen van die rechten gebruik maken zoowel waar het geldt een onmiddellijk belang van allen te bevorderen als ter ondersteuning van de eene of andere partij bij eene werkstaking zonder dat direct eigenbelang daarbij betrokken is. De arbeiders maken dikwerf en op versohillende wijzen van dit hun recht gebruik en nóch in arbeiderskringen, nóch in de kringen van hierbij niet betrokken, billijk en rechtvaardig oordeelende personen, worden dergelijke maatregelen als met de goede zeden in strijd beschouwd. En voor de werkgevers moet hier hetzelfde gelden, anders komt men met de strekking van § 152 in botsing.

Bij eene steeds vele aanhangers vindende ruime opvatting van het begrip „onrechtmatig" in ons art. 1401 is deze uitspraak ook voor ons niet zonder belang.

VERBETERING.

In de rade van Mr. van Geuns, W. n°. 7903, 3e blz„ staat, tweede kolom, 2e regel v. o. : slechts 28 jaren; lees: geen volle 28 jaren. Derde kolom, 19e regel v. b. : ocoodit; lees: occidit.

advertentien. ~

Bij de Uitgevers dezes is verschenen : GESCHIEDENIS

VAN DE

Wet van den 140n Juli 1899

(Staatsblad N° 159)

tot wijziging van den achttienden Titel van het WETBOEK VAN STRAFVORDERING

(Herziening van arresten en vonnissen;.

Volledige verzameling van ontwerpen, gewisselde stukken, gevoerde beraadslagingen enz.

GERANGSCHIKT DOOR

Mi*. J. W. Belinfante,

Advocaat en Procureur te 's Gravenhage.

Prijs f 1.60.

Bij de Uitgevers dezes is verschenen:

Onderzoek naar het Vaderschap

Beschouwing omtrent den waren zin van art. 342, al. 1 B. W. den Nederiandschen Vrouwenverenigingen teroverweging aangeboden

DOOR

Jhr. ROCHUSSEN

Lid van den Raad van State

Prijs f 2.50

Uitgaven GEBB. BELINFANTE — den Haag.

BE NELERLANDSCHE WETBOEKEN

VAN

OüBEMAnr-IIPMAlï

(Verwijzingen, Inleidingen, Literatuur)

VIJFDE DBUK

DOOR

Mr. P. BAUDUIN

Prijs, in linnen gebonden, f 4.90.

Elk deeltje afzonderlijk a f 1.25 ing., f 1.75 geb.

Bij de Uitgevers dezes ziet heden het licht : ERDIAI'S

Alphabetische Naamlijst

VAN

AL DE GEMEENTEN IN HET

Koninkrijk der Nederlanden,

met aanwijzing der Gerechtshoven, Arrondissementen en Kantons, waartoe zij behooren, benevens een Aanhangsel, bevattende de veranderde schrijfwijze van plaatsnamen, volgens de nieuwe spelling,

VIERDE VERMEERDERDE DRUK

DOOR

J. E. Erdman Ez.,

Hoofdcommies bij het Departement van Justitie.

Prijs geb. f 1.50.

Deze Alphabetische Naamlijst, welke reeds een vierden druk raag beleven, is door den zoon van den bewerker thans herzien, voor zooveel dit met het oog op de sedert toi stand gekomen vereeniging van gemeenten noodig was geworden.

BÜ de Uitgevers dezes ziet het licht :

Vereenipp en Naamlooze YeioMapett

EN HARE BEHANDELING AAN

Het Departement ra Justitie,

een Gids voor Oprichters en Bestuurders,

SAMENGESTELD DOOR

Mr. A. E. BLES,

Adjunct-Commies bij het Departement van Justitie,

thans Refendaris bij dat Departement.

Tweede vermeerderde en verbeterde druk.

In dezen nieuwen druk heeft de schrijver niet alleen die wijzigingen aangebracht, welke door veranderde omstandigheden noodzakelijk zijn gebleken, maar bovendien op verscheidene plaatsen meerdere uitlegging en mededeeling gegeven, terwijl ook het aantal voorbeelden belangrijk vermeerderd is.

Prijs f 1.75.

Bij den Boekhandel v/h GEBB. BELINFANTE, te 's Gravenhage, en de Boekhandel en Drukkerij v/h E. J. BBILL, te Leiden, verscheen:

Wetboek van Militair Strafrecht

EN

Wet op de Krijgstucht

met verwijzing naar de tot den tekst in verband staande bepalingen

EN MET

Alphabetisch Register

UITGEGEVEN D00U

Mr. H. van der Hoeven

Hoogleeraar te Leiden

Prijs: ingen. f 0.70, geb. f 0.90

Ter perse:

AFLEVEBING 1

V4N

Prof. Mr. II. van der Hoeven'»

Militair Straf- en Tuchtrecht

Verzamelifg van Ontwerpen, Stukken, Beraadslagingen enz., bijeengebracht, gerangschikt en van aanteekeningen voorzien

Deze uitgaaf van het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet op de Krijgstucht, bevatt^e de Wordingsgeschiedenis,

verschijnt in afleveringen van 4 tot 8 vel (van 16 blz.) en zal den omvang van 100 vel 'zoo min mogelijk overschrijden. Prijs f 0.15 per vel druks bij inteekening. Na verschijning van het le deel vervalt deze inteekenprijs.

Gedrukt by: F. J. BELINFANTE, voorh. A. D. Schinkel.