oordeelde in persoon of na het plegen eener daad, waaruit des défaUlant.s bekendheid met het vonnis of den aanvang deiexecutie voortvloeit; zoodat volgens die woorden die executie het recht tot verzet niet doet vervallen, zoolang een van bedoelde gevallen aanwezig is; onder anderen nog geen 14 dagen zijn verloopen sedert, de beteekening in persoon;

O. dat eene vergelijking van het gewijzigd art. 81 met het oud artikel en de motieven der wijzigingswet, zooals deze uit de memorie van toelichting der wijzigingswet van 1886 (Bijlagen tot de Handelingen der Tweede Kamer 1886, n°. 87) zijn bekend geworden, leeren, dat deze opvatting in overeenstemming is met de bedoeling van den wetgever;

O. namelyk, dat het oud! art. 81 wel het recht tot verzet deed veijallen door de ten uitvoerlegging van het vonnis, maar tegelijk in art. 82 aan het begrip van ten uitvoerlegging eene beteekenis gaf, welke ook nog na den aanvang der executie aan den defaillant, die daarmede onbekend kon zijn gebleven, eene zekere tijdsruimte tot verzet openliet;

O. dat niet om hiermede te breken en het verzet onvoorwaardelijk dadelijk na de executie te ontzeggen, de wijziging van art. 81 in 1886 is ondernomen, maar om, met instandhouding van den vroegeren regel, dat den défaillant, die onbekend kon zijn gebleven met het vonnis of de executie daarvan, nog eenigen tijd van beraad over een te doen verzet toekwam na de executie, in het belang van den eischer den termyn van verzet reeds vóór de executie te sluiten door een verloop van 14 dagen, nadat het vonnis of de aangevangen executie door beteekening in persoon of een daad van den defaillant kon geacht, worden aan den defaillant bekend te zijn geworden;

CA dat in dien zin de aangehaalde memorie van toelichting de ontworpen wijziging verdedigt wegens de noodzakelijkheid om reeds vóór de executie het verzet uit te sluiten, mits zekerheid besta, dat het verstekvonnis ter kennis van den defaillant is gekomen, en met het beginsel, dat ook na de bekendwording aan den defaillant nog eenige tijd] van beraad moet worden toegekend, niet vereenigbaar verklaart het verzet uit te sluiten van het oogenblik der executie, bij voorbeeld door in hechtenis stelling of aanbeveling, ook wanneer het vonnis hem eerst door de executie bekend wordt en evenmin om datzelfde gevolg toe te kennen aan het verrichten van eene daad, waaruit voortvloeit, dat hem de aangevangen executie bekend is, waarom dan cok werd voorgesteld den defaillant, na bekend te zijn geworden met de aangevangen ten uitvoer legging nog een tijd van 14 dagen voor verzet te laten;

O. dat met deze toelichting verklaard wordt, hoe de wetgever, aan den eenen kant den termijn van verzet door de executie sluitende, aan den anderen kant, zonder met zich zeiven in tegenspraak te komen, verzet nog heeft kunnen openlaten 14 dagen na, de aangevangen executie, terwijl daarentegen met deze laatste bepaling ten eenen male onvereenigbaar is de opvatting van den eersten rechter, dat de executie zelve, onverschillig of de defaillant daarmede of althans met het vonnis reeds 14 dagen al dan niet bekend is geweest, dadelijk zijn recht op verzet heeft doen vervallen;

0. dat ook alleen bij, deze opvatting van den eersten rechter de door geintimeerden beweerde ongerijmdheid] ontstaat, dat biji beteekening in persoon den defaillant nog een termijn van 14 dagen voor verzet wordt toegekend, maar bij beteekening aan zijne woonplaats en dus bij minder waarborgen dat liet vonnis te zijner kennis is .gekomen, het verzet, teistond door de executie wordt afgesneden, terwijl deze ongerijmdheid wegvalt, wanneer naar de gewone beteekenis van het woord „buiten de gevallen" in art. 81 de executie eerst dan wordt, geacht het verzet te sluiten, wanneer 14 d'agen zijn verloopen sedert de defaillant door beteekening in persoon of eenige daad is gebleken met het vonnis of de aangevangen ten uitvoerlegging bekend geweest te zijn;

O. dat het Hof op deze gronden van oordeel is, dat defaillant op den 17den Juli 1901 nog het recht had oan in verzet te komen, omdat toen nog geen 14 dagen waren verloopen nadat het verstekvonnis aan hem in persoon was beteekend en niet is gebleken, dat hij op andere wijze toen reeds 14 dagen met het vonnis of de aangevangen executie bekend is geweest; weshalve het vonnis, waarvan is geappelleerd, behoort te worden vernietigd m defaillant, nu app., alsnog moet worden verklaard ontvankelijk in zijn verzet, met terugwijzing der zaak naar den eersten rechter, ten einde haar met, inachtneming van 'sHofs arrest verder af te doen;

Gezien, behalve de aangehaalde wetsartikelen, artt. 543 en volgende, 56 en 57 B. R. ;

Recht doende enz.;

Vernietigt, het vonnis, den llden Febr. 1902 door de Arrond.Rechtbank te Assen tusschen partijen gewezen, waarvan is geappelleerd;

En op nieuw recht doende:

Verklaart app., toen gedaagde en defaillant, ontvankelijk in het door hem bij; exploot, van den 17den - uli 1901 gedaan verzet tegen het vonnis door de Arrond;.-Rechtbank te Assen den 25sten Juni 1901 bij verstek tusschen partijen gewezen;

Wijst de zaak terug naar de gemelde Rechtbank, ten einde haar verder met inachtneming van 's Hofs arrest af te doen;

Veroordeelt geintimeerden in de kosten van beide instantiën.

benoemingen, verkiezingen enz.

Bij Kon. Besluit van 15 Juni 1903, n°. 52, is benoemd tot kantonrechter te MedembUk, Mr. K. N. Hengeveld, thans griffier bij het Kantongerecht te Oirschot.

— Bij Kon. Besluit van 15 Juni 1903, n°. 51, is benoemd tot rechter-plaatsvervanger in Arrond.-Rechtbank te Zutplien, Mr. M. Rom Colthoff, advocaat en procureur te Zutphen.

— Bij Kon. Besluit van 15 Juni 1903, n°. 53, is benoemd tot kantonrechter-plaatsvervanger in het kanton Oostburg, L. Ruyssenaers, ontvanger der registratie en domeinen te Oostburg.

BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.

Militair atraf- en tuchtrecht.

Gelijk reeds vroeger in dit blad werd aangekondigd, lag het in de bedoeling van den hoogleeraar van dek Hoeven een werk samen te stellen, waarin de geschiedenis van het Wetboek van Militair Strafreoht en van de Wet op de Krijgstucht zou worden opgenomen, in hoofdzaak op gelijke wijze als dit voor het Wetboek van Strafreoht en het Herziene Wetboek van Strafvordering is geschied in de bekende wer¬

ken van Smidt. Van Prof. y. d. Hoeven's werk — dat verschijnt bij den Boekhandel v/h Gebr. Belinfante en bij den Boekhandel en Drukkerij v/h E. J. Brill — zag thans de eerste aflevering van het eerste deel het licht. Na een kort overzicht van de wordingsgeschiedenis van het Wetboek volgt de inwendige geschiedenis zelf. Het eerst worden, saamgevat onder enkele hoofden, de onderwerpen van algemeenen aard behandeld. Daarna volgen de artikelen. Gelijk uit de tot dusver behandelde blijkt, geeft het werk daarbij iets meer dan enkel geschiedenis. Voordat de text van het Ontwerp 1897 met bijbehoorende M. v. T. wordt medegedeeld, wordt eerst een overzicht gegeven van de veranderingen, welke de bepaling van af hare eerste samenstelling — Ontwerp van der Hoeven I — onderging. Bovendien biedt de schrijver, waar dit noodig blijkt, zooals bij art. 3, eene belangrijke toelichting van strekking en beteekenis der bepaling. Over de waarde van het werk, door zoo bevoegde hand samengesteld, behoeven wij verder niets te zeggen. Wanneer — laten wij hopen na niet te langen tijd — de nieuwe wetten zullen zijn ingevoerd, zal van der Hoeven's Geschiedenis eene onmisbare bron zijn voor ieder, die met de toepassing van Wetboek en Wet zal te maken hebben.

Toegepaste psychologie.

Onder leiding van L. William Steen en met medewerking van verschillende geleerden, o. a. van Prof. G. Heymans te Groningen, verschijnt bij den uitgever Barth te Leipzig een nieuw werk, dat tot titel voert „Beitrage zur Psychologie der Aussage". Kaar in het voorwoord wordt gezegd, is de bedoeling voor een wijdvertakt probleem der toegepaste psychologie eene samenwerking te verkrijgen van verschillende daarbij betrokken vakken van studie. Onderwerp van het aan de orde gestelde vraagstuk, is de verklaring in den uitgebreidsten zin van het woord, d. w. z. die functie, welke hetgeen gebeurt of gebeurd is door werkzaamheid van het menschelijk bewustzijn tracht weer te geven. Bij dit vraagstuk hebben belang de psychologen, de juristen, de opvoedkundigen, de psychiaters en zenuwartsen, de geschiedschrijvers en eindelijk zij die zich wijden aan de bestudeering der erkenningstheorien (Erkenntniss theoretiker). Op de medewerking van al deze versohillende groepen van personen wordt gerekend en het ligt in de bedoeling aan den te verrichten arbeid ook zooveel mogelijk eene vaste organisatie te geven, opdat het materiaal naar een gemeenschappelijk plan worde verzameld en bewerkt. In de thans verschenen eerste aflevering zijn als eigen artikelen studiën opgenomen van Stern over „Angewandte Psychologie" en over „Aussagestudium" en eene beschouwing van Jaffa over het bekende „Psychologische Experiment im Kriminalistischen Seminar der Universitat Berlin". Voorts bevat de aflevering nog een rapport over „Erinnerungstauschungen bei strafrechtlichen Gutachten" van Prof. Sommer en enkele door de schrijvers zelf bewerkte uittreksels uit elders versohenen artikelen.

Wij bepalen ons thans tot deze korte mededeeling over dit o. i. hoogst interessante tijdschrift, waarvan de inhoud ook voor onze practische juristen van groot belang schijnt. Wij hopen in de gelegenheid te zijn er nog nader de belangstelling voor in te roepen.

Opsporing van drankwetovertredingen.

Onder de voorstellen, welke op de in Juli te houden algemeene vergadering van De Volksbond aan de orde zullen komen, zijn er twee, welke betrekking hebben op de opsporing van overtredingen der Drankwet. De afdeeling den Helder stelt voor, er bij de Regeering op aan te dringen art. 25 der Drankwet aan te vullen met de bepaling, dat ook de ambtenaren der direote-belastingen, invoerrechten en accjjnsen belast worden met het opsporen van de overtredingen der wet. Zutphen wil, dat door den Volksbond worden aangesteld een of meer onbezoldigde rijksveldwachters, ten einde overtredingen van de Drankwet (clandestienen verkoop van sterken drank) te verbaliseeren. Het kan nuttig zijn, dat voorstellen van deze strekking aan de aandacht onzer rechtsgeleerden niet ontgaan. Het tweede voorstel lijkt ons niet zonder bedenking.

advertentien.

Voor den meestbiedende te koop

Het Weekblad van het Eecht

"20 Jaargangen (1848—67), elke jaargang geb. in half linnen.

Wed. H. H. UYTTENBBOECK Venlo.

Bij den Boekhandel v/h GEBB. BELINFANTE, te 's Gravenhage, en de Boekhandel en Drukkerij v/h E. J. BBILL, te Leiden, is thans verschenen de tweede aflevering van

Militair Straf- en Tuchtrecht

EERSTE DEEL

GescliiéÉ ran tot Wetboek van Militair Strafrecht

(EERSTE BOEK)

Verzameling van Ontwerpen, Stukken, Beraadslagingen enz., bijeengebracht, gerangschikt en van aanteekeningen voorzien

nooR

Mr. II. van der Hoeven

Hoogleeraar te Leiden

Deze uitgaaf van het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet op de Krijgstucht, bevattende de Wordingsgeschiedenis

verschijnt in afleveringen van 4 tot 8 vel (van 16 blz.) en zal den omvang van 100 vel zoo min mogelijk overschrijden. Prijs f 0.15 per vel druks bij inteekening. Na verschijning van het le deel vervalt deze inteekenprijs.

Aflevering 3 is ter perse.

■Bij dezelfden ziet het licht :

Wetboek van Militair Strafrecht

EN

Wet op de Krijgstucht

met verwijzing naar de tot den tekst in verband

staande bepalingen

EN MET

Alphabetisch Register

UITGEGEVEN DOOR

Mr. H. van der (loeven

Hoogleeraar te Leiden Prijs: ingen. f 0.70, geb. f 0.90

Léon's Rechtspraak.

Elk gedeelte van deze Verzameling is afzonderlijk bij de Uitgevers dezes verkrijgbaar tegen de volgende prijzen :

Tweede Druk.

I (Mr. E. L. van Emdan, Staatsrecht).. f 3.76

le—15e vervolg op idem 66.—

II le afl. (Mr. E. L. v. Emden, Recht. Org ) 4—

II 2e en 3e afl. (Mr. C. Asser, Burg. Wetb.) 25.—

le—6e suppl. op idem, door Mr. J. Rombach ... 19.60

II 4e afl. (Mr. J. A. Levy, Koophandel) 10.25

le—11e supplement op idein 13.25

II 5e afl. (Mr. W. van Rossem Bz., Burg. Rechtsv.) 22,50

le en 2e supplement op idem 4 25

II 6e afl. (Mr. A. Teixeira de Mattos, Strafvorder.) 20.—

le—3e supplement op idem 3 qq

II 7e afl. le uitg. (Mr. E. L. v. Emden, Code Pénaï) 7 50

II 7e afl. 2e uitg. (Mr. J. van Praag, Strafrecht) ... 1.—

II 8e afl. (Mr. J. v. Praag, Herzien Wetb. v. Strafv.) 1.50

III le afl. (H. G. W. Briedé, Grondbelasting) 2.—

III 2e afl. (id. Personeele belasting) 4.50

III 3e afl. (id. Recht Patent) 6.25

Derde Druk.

I le afl. (Mr. J. A. Levy, De Grondwet) f 3 25

I 2e afl. (Mr. H. Vos, De Gemeentewet) 10.

I 3e afl. (Mr. N. Cramer, De Fabriekswet) 1.

I 4e (id., De Begraafwet en Ziektenwet) 1.25

I 5e afl. (id., De Armwet) 1.50

I 6e afl. (Mr. J. Limburg, De Drankwet) 1.—

I 7e afl. (id., De Onteigeningswet) 2.

I 8e afl. (Mr. N. Cramer, De Jagtwet) 1.50

I 9e afl. (id., De Veeziekten wet) 0.75

I 10e afl. (id., De Onderwijswetten) 5

II 7e afl. (Mr. J. W. Belinfante, Strafrecht) 4^0

III 4e e 3. (N. Koomans, Recht Zegel) ^ 75

III 5e afl. (Mr. Micheels, Wet Notarisambt enz.) 3

III 6e afl. (van Walsem, Wet Vermogensbelasting) 6.25

A. TEN BOSCH N.Jzn.

Ingenieur

ROTTERDAM ZUIDBLAAK 24

Geeft aan Heeren Advocaten en Notarissen eenvoudige, duidelijke adviezen op technisch gebied.

Conditiën zeer billijk.

Gedrukt by F. J. BELINFANTE, voorh. : A. D. SCHINKEL.