der kadastrale kaarten te besparen, der Rechtbank alleszins aannemelijk voorkomt;

dat trouwens zoowel uit de nadere omschrijving van den koop : oo en gelijk deze koop gestaan en gelegen is en zien uitstrekt" s ui de mede in de acte voorkomende verkoopvoorwaarde: „ \ ooromschreven eigendommen worden verkocht in den staat "gelegenheid, waarin dezelve zich zullen bevinden op den dag er eindeiijke toewijzing", — duidelijk volgt dat de verkoopers geenszins de bedoeling hadden de op de kadastrale kaart aangegeven grenzen tot in de kleinste onderdeelen als juist te erkennen ;

st *lat Uit ^et overw°gen'e volgt dat, voor zoover het gelibelleerde • ukje grond ais een perceel op zich zelf zou moeten beschouwd orden, het door de gedaagden in ondervrij waring niet is verkocht en dus ook niet behoefde geleverd te worden;

dat, voor zoover de beweerde niet-levering mocht doelen op net leveren van een geringere oppervlakte of maat, dan bij den verkoop was overeengekomen, de op dezen grond ingestelde vordering — daargelaten het geheel onbewezene van haren grondslag — eensdeels zou moeten afstuiten op het bepaalde bij art. 1522 j° 1519 B. W., dat vermelding van maat bij den verkoop van onroerende goederen den kooper wel het recht geeft om onder zekere omstandigheden vermindering van den koopprijs, doch niet om bijlevering van het te weinig geleverde van den verkooper te vorderen; en anderdeels op de uitdrukkelijk in meergenoemde koopacte opgenomen voorwaarde, dat de koopers geenerlei klacht of vordering zullen kunnen doen gelden \oor ,,gebrek aan maat of oppervlakte, juistheid in de beschrijvmg, grootte... of uit wat hoofde het ook zij";

dat hierbij dus onbesproken kan blijven, of de kooper op den genoemden grond krachtens wet of overeenkomst den verkooper tot eenige schadeloosstelling of vermindering van den koopprijs zou kunnen aanspreken, daar hem in elk geval de bevoegdheid om levering of bijlevering van de ontbrekende maat te vorderen zou ontbreken ; e

dat derhalve de vordering tot vrijwaring, steunende op de met-levering van het verkochte is niet-ontvankelijk;

O. dat eisnhpr in nnrlpY* J.L .1 ^

~ ue tweeue piaats

beroept op de verplichting der gedaagden in dat cas om hem iiet vreedzaam en rustig bezit van het verkochte te verzekeren • dat echter deze verplichting des verkoopers ten nauwste samennangt met die tot levering en daarvan als °,t ware eenéj voortzetting uitmaakt, daar de verkooper niet kan volstaan met den kooper de feitelijke heerschappij over het verkochte te verschaffen, doch hem ook het blijvend, rustig en onverstoord genot daarvan moet verzekeren;

dat mitsdien, wa,ar de verkooper niet, tot leveren gehouden js, ook geen verplichting tot vrijwaring tegen stoornis in het lezit kan bestaan en de kooper, de zich in een zoodanig geval "'Uiten medewerking des verkoopers in het bezit der zaak heeft gesteld, van dezen niet kan vorderen hem het rustig genot daarvan te verzekeren;

dat alzoo ook de tweede grond aan de vordering in onder vrijwaring ontvalt en de eischer daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard;

Hecht doende enz. ;

Verklaart voor recht, dat de oorspronkelijke eischer is eige naar van het gelibelleerde perceel schaarhout, gelegen te Zun ^ert, op het kadastrale plan dier gemeente, vormende het Nooraeliik p-edeelte van nerpppl Sonf.io T 701 — at. i

r-i i i F A —. x W1L -«oora-weste-

J deel van perceel Sectie I. n°. 659; dat eischer mitsdien was eigenaar van het zich daarop bevindende hout en plaggen en dat de voornoemde door den oorspronkelijken gedaagde gepleegde handelingen zijn onrechtmatig;

Veroordeelt den oorspronkelijken gedaagde om aan den oorspronkelijken eischer te vergoeden alle kosten, schaden en interessen door voormelde onrechtmatige daden geleden en nog te "jden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet;

Veroordeelt den oorspronkelijken gedaagde in de proceskosten °p de. hoofdzaak gevallen, tot heden aan zijde des oorspronkelijken eischers begroot op f 131.32i;

Veroordeelt den gedaagde in vrijwaring den eischer in dat cas, oorspronkelijk gedaagde, te vrijwaren en schadeloos te houden, voor alles wat deze in voege voormeld aan den oorspronkelijken eischer zal hebben uit te keeren; zoomede in de proceskosten op de hoofdzaak aan zijde van den oorspronkelijken gedaagde gevallen en begroot op f 45.95;

Veroordeelt hem mede in de proceskosten op den eisch in vrijwaring gevallen, aan zijde van den eischer in vrijwaring tot "eden bee-rnnt nn f clx -sv i .

o

erklaart den eischer in onder vrijwaring niet-ontvankelijk in ïjne ,egen e gedaagden in dat cas ingestelde vordering ;

Veroordeelt hem m de proceskosten in onder vrijwaring geval{ 21750 6 gedaa§den in dat cas tot heden begroot op

N°. 7971.

geschreven heeft: dat hij hem „eine bedeutende Bestellung" maken kon van Back Pulver en Pudding Pulver; dat een en ander zich beter bespreken dan beschrijven laat, en het daarom den gedaagde aangenaam zoude zijn dén eischer persoonlijk de order te geven; of het den eischer schikken zou op Donderdag of Vrijdag (25 of 26 September .1902) te Zwolle te komen om een en ander af te spreken; voor het geval de eischer liever de reis slechts tot Arnhem zou willen maken, zoude de gedaagde of zijn ,,Geschaftsführer" daar komen, indien de eischer maai wilde schrijven met welken trein hij zou komen;

dat voorts, op een door eischer tot hem gericht schrijven dd. 19 September 1902, inhoudende dat eischer de door gedaagde verlangde verpakking wel kon leveren bij afname van minstens 100.000 stuks ter wn.a.rde va n ennn AFn ».lr ™ o o „ r.;,- .i „

. —^ v-u, uuuy XTJ.ciPi IV, ïxiaiaii mev (JIJ Uf,

door gedaagde voorgestelde 5 a 10.000 stuks), gedaagde den 22en September 1902 aan eischer heeft geschreven dat hij diens laatste schrijven mondeling hoopte te beantwoorden, indien eischer te Zwolle of te Arnhem zou komen, en dat een grooter quantum voor gedaagde een bezwaar was;

oo^c^ eischler ^en brief van gedaagde van 20 September 1902 op ~~ september beantwoord heeft, en den gedaagde gevraagd heeft of hein Zaterdag 27 September 1902 zou passen ; dat hij, eischer, dan s nachts om 2.25 van Hannover zou vertrekken om te d.05 s morgens te Arnhem aan te komen; dat het hem, eischer, aangenaam zoude zijn den gedaagde aldaar spoedig te ontmoeten, opdat hij om 10.11 naar Amsterdam zoude kunnen doorreizen; dat hij, om elkander dadelijk te herkennen, een witten zakdoek in de hand zoude dragen en gedaagde verzocht datzelfde te doen ;

dat de gedaagde op 24 September 1902 aan eischer geschreven heeft: dat hij zijn brief ontvangen had en dat hij op den aangegeven tijd, 8.03 's morgens, in Arnhem zoude zijn;

dat de eischer, voldoende aan de gemaakte afspraak, in den nacht van 26 op 27 September 1902 te 2.25 M. E. T. van Hannover naar Arnhem gespoord is, alwaar hij Zaterdag 27 September 's morgens om 8.03 G. T. aangekomen is en volgens belofte met een witten zakdoek in de hand zich op het perron begeven h p.pf f •

dat de eischer daar alras aangesproken is door een persoon, eveneens met een witten zakdoek in de hand, die zich voordeed als te zijn de gedaagde, maar later bleek te zijn zekere H., koopma.n te Groningen, die den eischer buiten het stationsgebouw geleid en overgegeven heeft aan den deurwaarder H. te Arnhem, die daar ter plaatse met zijne getuigen geposteerd was, en den eischer gebracht heeft in de gijzeling, krachtens een bij verstek bij de rechtbank te Groningen door genoemden H. tegen eischer verkregen vonnis, tegen welk vonnis de eischer inmiddels in verzet gekomen is;

dat eischer den geheelen 27 September in gijzeling is geweest, daaruit in den avond is ontslagen en eerst in den nacht van 27 op 28 September weder te Hannover aangekomen is;

dat de gedaagde die den eischer uitdrukkelijk verzocht had naar Zwolle of Arnhem te komen, en noch in persoon, noch vertegenwoordigd door zijn „Geschaftsführer" aldaar is .versche-

nnn rlnn nnïr o'oüh nlnn ImJ nm ^ ^.— i j ___ • .1

wwxv 6wn üou wc uuui nem tutu uen eiscner

voorgespiegelde groote order te geven, want dat hij sinds 20 September daarover niet meer. gerept heeft •

dat gedaagde dan ook geen ander doel had dan om den eischer, zonder eenig wettig belang voor gedaagde zei ven, binnen de grenzen van het Rijk te lokken en hem te spelen in de handen van meergemelden H. ;

dat de reis die eischer tengevolge van gedaagde's valsche voorspiegelingen gemaakt heeft, vruchteloos en noodeloos gemaakt. is, en eische<r dientengevolge belangrijke schade heeft geleden aan reis- en verblijfkosten en aan tijdverzuim en andere verschotten ;

dat gedaagdes daad is een onrechtmatige daad en de gedaage aansprakelijk is voor de daaruit voortgevloeide schade en die zal nebben te vergoeden ;

op grond van welk een en ander eischer vordert, dat de gedaagde zal worden veroordeeld:

. om den eischer te vergoeden alle kosten, schaden en inte

fispn rmnr Pior>hov , i

ARRONDISSEMENTS RECHTBANK TE ZWOLLE. Burgerlijke Kamer.

Zitting van den 29 April 1903.

Voorzitter, Mr. W. f. e. Baron va» Aerssen. Rechters, Mrs.: W. H. Roijer en P. C. A. Sichterman.

Onrechtmatige daad. — Art. 1401 B. W.

Het woord „onrechtmatig" in artikel 1401 li. W. heeft niet de beperkte beteekenis van „onwettigmaar dal woord omvat alles ivat ongeoorloofd is als in strijd met recht, billijkheid en goede trouw.

' f'" H., fabrikant en koopman, wonende te Hannover, Wcher, procureur Mr. S. Gbatama,

j tegen

Sn 5^Zn•' Van beroep winkelier en koopman, wonende in de meden te Zwolle, gedaagde, procureur Mr. M. Polak.

Rechtbank;

(jef'en de gedingstukken ;

P'eidoofg0' C'6 COnC'Us^'11 van Pai'tijen en de wederzijds gevoerde

QCn inzien der feiten:

°Veven' ufye"de dat de eischer bij exploit van dagvaarding en

f] , ^temmende conclusie van eisch heeft gesteld :

eeUe 1-1 ^ gedaagde, na op 17 September 1902 aan den eischer VaarrV ''l'1*' g gedaan te hebben van de door eischer ver-

dooi'- , en in den handel gebrachte artikelen (welke order eischer is uitgevoerd) op 20 September 1902 aan den eischer

. . —gucucu ctiie Kusten, öunciueii en ince-

lessen door eischer tengevolge van gedaagde's bovenomschreven onrechtmatige daad reeds geleden of nog te lijden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

2°. in de proceskosten, en:

v]10r *n ^ezen *e wijzen vonnis te verklaren uitvoerbaar bii ij s wang voor zoover de schadevergoeding de som van f 150.— mocht te boven gaan;

O. dat de gedaagde bij conclusie van antwoord eene voorstelling der feiten heeft fp^pvon u,- 1 ••

t iiierup jicciivuixiciiue, UciL (lil

reeds van af de maand Juli 1902 met den eischer in briefwisseling is geweest over de levering van. door eischer vervaardigde artikelen;

dat eischer hem reeds den lem September 1902 schreef, dat hij toch m de buurt moetende zijn, den gedaagde persoonlijk wenschfe te- bezoeken; da-t gedaagde werkelijk het ernstig voornemen hebbende om met eischer in het groot handel te drijven, vooraf informatiën naar dezen inwon bij zijn handelsvriend, zekeren A. H. H. commissionair en reiziger' te Gronin gen, van wien hij vernam dat eischer, met wien hij (H.) een overeenkomst had gesloten, op bedriegelijke wijze contractbreuk jegens hem had gepleegd, tengevolge waarvan de rechtbank te Groningen bij vonnis van 20 October 1899, bij verstek die overeenkomst ontbonden had verklaard op grond van wanpraestatie aan zijde van eischer, terwijl de kosten, schaden en interessen opgemaakt bij staat, bij vonnis van 15 Juni 1900 waren begroot op f 1562.55; dat hoewel beide vonnissen aan eischer werden

beteekend. dpzp. rln.n.v«.a.n nipt in hp.t, minot 1.. ... e T-r

-, ....... ~ gevuig gal en ±i.

geen kans xn.o- rlip fp rrnn pispnpr n.l s vrppm rl ol ^ ™ i „ ,

.1-^ • i ° . ^te executeeren ;

dat eischer, niettegenstaande hij wist dat er een veroordeelend vonnis tegen hem bestond, den 13den September 1902 te /.wolle kwam ; dat zelfs toen nog gedaagde geen ander plan had aan met eischer zaken te doen, hetgeen al volgt uit het feit, dat nij eischer ongemoeid uit Zwolle liet vertrekken en hem daarna een order heeft gegeven, welke ook is uitgevoerd, dat men te Zwolle afsprak dat eischer, die mededeelde binnen kort

c-erW8! 1 n m0eten zijn' n0g eens eene bespreking met wó™ f°u hebben te Arnhem, omdat eischer dat beter uit°°S op ZI-'n verdere rels naar Amsterdam ; dat tioao6u!-■ ,SChl''JVen van eischer aan gedaagde dd. 22 Sep ® blijkt, dat eischer, toen hij gehoor gaf aan de af-

,w to °ni naf* frnhem te komen zulks deed met het plan verder naar Amsterdam te reizen; dat H. aan gedaagde voorstelde om naai Arnhem te gaan, nadat al vaststond, dat eischer te lern zoude komen; dat de tegen eischer uitgesproken vonmssen uitvoerbaar waren bij lijfsdwang en H. alsnu een schoone gelegenheid had zijn eerlijk recht te handhaven, en dat gedaagde onder die omstandigheden er niets onrechtmatigs in zag H., die hem beloofde, gelijk zulks ook is geschied, bij aankomst van eischer dezen onmiddellijk over te leveren aan den deurwaarder ten hnevan gijzeling, in deze te helpen; dat eischer werkelijk gegijzeld is, maar na in overleg met zijn raadsman en dien van

gedaagde 4000 Mark te hebben gedeponeerd, om daaruit te verhalen hoofdsom, renten en kosten, wanneer eischer eventueel in het verzet, inmiddels door hem tegen de bovenbedoelde vonnissen gedaan, niet ontvankelijk mocht worden verklaard, noo dienzelfden avond uit de gijzeling is ontslagen en naar zijne woonplaats, Hannover, teruggekeerd; dat gedaagde, ook nadat eischer uit de gijzeling was ontslagen, nogmaals aan eischer een order heeft gegeven, welke deze niet heeft uitgevoerd •

dat gedaagde voorts heeft betwist, dat zijne handelingen als onrechtmatig kunnen worden beschouwd, maar, indien de rechtbank onverhoopt anders mocht oordeelen, heeft ontkend dat de schade die eischer beweert geleden te hebben is veroorzaakt door zijns schuld, daar toch eischer reeds het plan had naar Amsterdam te gaan vóór hem de uitnoodiging van gedaagde om naar Arnhem te komen, bereikte, en hoto-cor. t i

, . ' e—" '"j w xmuiem onder¬

vond was zijn eigen schuld, door, wetende dat er een vonnis te zijnen laste was, in Nederland te komen ; dat voorts de eeno seerde schade aan reis- en verblijfkosten, tijdverzuim en andere verschotten is ongefundeerd;

concludeerende gedaagde op grond van een en ander dat eischer zal worden verklaard niet ontvankelijk in zijne ingestelde vordering, immers dat hem deze zal worden ontzeo-d, met zijne veroordeeling in de kosten ;

O. dat eischer bij conclusie van repliek, onder opmerking dat de reden, waarom men den eischer in September ongemoeid weder uit Zwolle liet vertrekken alleen deze was, dat de stukken waarop eischer moest worden gegijzeld toen niet te Zwolle waren, nader zoowel het onrechtmatige van gedaagdes tegen hem gepleegde daad, als de dientengevolge door hem geleden schade heeft trachten te betoogen;

dat, nadat door gedaagdes procureur van het nemen van nadere conclusie was afgezien, partijen hare conclusiën nader bii pleidooi hebben doen toelichten ;

Ten aanzien van het recht:

O dat ten processe vaststaat, als door eischer gesteld en door gedaagde niet weersproken, en bovendien blijkens de door eischer bij door partij voor conform aan de origineelem erkende . copiën in het geding gebrachte brief en briefkaart respectievelijk d.d. 20 en 24 September 1902 en den door gedaagde in het geding gebrachten brief d.d. 22 September 1902 (geregistreerd te Zwolle enz.) :

dat gedaagde den 20sten September 1902 aan den eischer heeft geschreven : dat hij hem „eine bedeutende Bestelluno" doen kon van Back Pulver en Pudding Pulver, hem vragende of het den eischer schikken zoude Donderdag of Vrijdag (25 of 26 September 1902) te Zwolle te komen om een en ander af te spreken, omdat het zich beter bespreken dan beschrijven liet en het daarom den gedaagde aangenaam zoude zijn den eischer persoonlijk de order te geven, terwijl gedaagde daarbij voegde dat voor het geval de eischer liever de reis slechts tot Arnhem zoude willen maken, de gedaagde of zijn „Geschaftsführer" daar zou komen, indien de eischer maar wilde schrijven met welken trein hij zou komen;

dat eischer voorts dd. 22 September 1902 een schrijven heeft

fforif'hf. Q Cl n rra/l'i o ■ l •• J „ , J b

SX a"" I r m "U uezen vroeg Ot hem Zaterdag

27 September 1902 zoude passen; dat hij, eischer, dan 's nachts van Hannover zoude vertrekken om te 8.03 's morgens te Am, hem aan te komen, en hem mededeelde dat het hem eischer aangenaam zoude zijn den gedaagde aldaar spoedig te' ontmoeten opdat hij om 10.11 naar Amsterdam zoude kunnen doorreizen ; terwijl gedaagde den 24sten September daarop heeft geantwoord, dat hij eischers brief ontvangen had en dat hii od den aangegeven tijd 8.03 's morgens in Arnhem zoude zijn •

dat voorts mede vaststaat, als door eischer gesteld'en door gedaagde erkend, dat op bedoelden 27sten September gedaagde zich met naar Arnhem begeven, noch iemand daarheen gezonden heeft om namens hem de bedoelde beduidende bestelling te doen of met eischer te bespreken, maar dat in overleg en met goedvinden van gedaagde de koopman H. uit Groningen zich naar Arnhem heeft begeven met de aan gedaagde bekende bedoeling den eischer naar aanleiding van het vorenbedoelde vonnis der rechtbank te Groningen in gijzeling te doen stellen ; dat eischer die tengevolge van zijne briefwisseling met gedaagde uit Hannover den 27sten September 's morgens te Arnhem 'aankwam door genoemden H. dan ook terstond na zijne aankomst aldaar m gijzeling is gesteld ;

O. dat gedaagde nu wel heeft beweerd, dat hij niet, gelijk door eischer is gesteld, onder valsche voorspiegeling van een groote bestelling dezen naar Nederland zou hebben gelokt met de bedoeling om aan II. gelegenheid te geven hem te doen giizelen maar dat hij werkelijk het voornemen had den 27sten September te Arnhem de bedoelde groote bestelling met eischer te gaan

hesnrp.lrpn • ö

i ——" ■>

dat echter dat beweren der rechtbank geheel onaannemeliik voorkomt; J

dat toch, indien gedaagde werkelijk dat voornemen had er geenerlei aanleiding voor hem bestond dit plotseling te laten varen en in plaats daarvan eischers gijzeling te bevorderen terwijl bovendien, gelijk door eischer is gesteld en door gedaagde met weersproken, gedaagde na 20 September 1902 van de door hem aan eischer voorgespiegelde groote order niet meer heeft gerept, kunnende toch als tegenspraak dienaangaande niet beschouwd worden gedaagdes bij .conclusie van antwoord gevoerd beweren, dat gedaagde, nadat eischer uit de gijzeling was ontslagen, nogmaals aan deze een order heeft gegeven, welke eischer echter met heeft uitgevoerd, een beweren in zooverre door eischer bij pleidooi erkend, dat hem inderdaad later door gedaagde nog eene onbeduidende order van ongeveer f 60 gegeven is welke natuurlijk na het voorgevallene door eischer niet is uitgevoerd ■

O. dat erftdaaerdp rlnnv Java 1 .

,w ™ lik f • 7 V n"tt"uc,A1"ëen naar net oordeel

der rechtbank, jegens eischer heeft gepleegd een' onrechtmatige daad in den zm van art. 1401 B. W.;

dat toch het woord „onrechtmatig" in dat wetsartikel niet heeft de beperkte beteekenis van „onwettig", maar dat dit woord tevens omvat alles wat ongeoorloofd is, als in striid met recht, billijkheid en goede trouw;

dat nu de hiervoren bedoelde, door gedaagde ten opzichte van eischer gepleegde handelingen ten eenenmale in strijd zijn met elk begrip van eerlijkheid, goede trouw en betamelijkheid en derhalve ongetwijfeld als een onrechtmatige daad in den' zin van genoemd wetsartikel moeten worden aangemerkt •

dat hiertegen niet kan afdoen gedaagde's,beweren, dat de door hem gepleegde handelingen niet als onrechtmatig kunnen worden beschouwd, als strekkende ter bevordering van de uitoefening van een op wettige wijze verkregen recht, n.1. de uitvoering van het door H. tegen eischer verkregen vonnis, omdat het tus 1 ien genoemden H-. en den eischer gewezen vonnis en de uitvoering daarvan, den gedaagde in geen enkel opzicht aanging en bovendien al moge gedaagde de bedoeling hebben gehad die uitvoering te bevorderen, die bedoeling aan de daarbij gebezigde middelen hun onrechtmatig karakter niet kan ontnemen •

U. voorts dat gedaagde heeft ontkend, dat door zijne handelingen eischer schade zoude geleden hebben, en ten bewijze