behaalde de pas tot Mr. gepromoveerde Jhr. Van den Bosch de overwinning. Dat was eind 1929- begin 1930.

Viermaal achtereen werd alzoo de ,,Keus"-beker verspeeld. Met Kerstmis 1930, noch met Kerstmis 1931 is men er toe overgegaan, in overleg met den schenker van den beker, de trophee te verspelen. Hiervoor waren verschillende redenen. Wij hadden een onderhond met den heer Keus en voorzoover wij uit zijn mededeelingen konden coneludeeren, verkeerde hij in de meening, dat de Hastingsche, periodiek tegen Kerstmis weerkeerende, wedstrijden, waaraan de sterkste Hollandsche spelers meededen, de beteekenis van den strijd om den „Keus"-beker grootendeels te niet zouden doen. Zoo had bijvoorbeeld de nationale kampioen Dr. M. Euwe nog geen enkele maal aan deze wedstrijden meegedaan; ook op Noteboom viel vanwege Hastings niet te rekenen; — waarom Weenink geen enkele maal van de partij is geweest voor Amsterdam, weten wij niet. In elk geval, men oordeelde het beter, dat jaar den beker in het tijdelijk bezit van Van den Bosch te laten. Ook in 1931 kwam het niet tot een treffen om den cup. Ook toen golden dezelfde bezwaren van het vorige jaar, waarbij nog kwamen de geweldige crisisgevolgen, die zelfs den sterkste dwingen tot matiging

Maar 1932 zou het verlossingswoord vernemen! Daar Dr. Euwe niet naar Hastings ging, was er gelegenheid, hem ook in den bekerwedstrijd te betrekken. Hastings werd weliswaar bezocht door eenige sterke Hollandsche vertegenwoordigers, maar de in het land blijvende cracks waren uitstekend in staat, luister bij te zetten aan den strijd om den cup. De heer Keus rekende zich dan ook gelukkig, den heer Euwe onder de deelnemers te zien. Wij zullen in het verdere gedeelte van dit opstel nader ingaan op den ,,Keus"-bekerwedstrijd van Kerstmis 1932. Alvorens dezen strijd te beschrijven, zullen wij enkele regelen wijden aan den man, die den prachtigen beker ter beschikking stelde.

Een toepasselijk motto. •

Bij den aanvang van dit artikel schreven wij: „Homo munificus proximo salus"; dat is: ,,De offervaardige is zijn medemenschen ten zegen". Indien dit woord op eenigen schaker van toepassing is, dan is het dat op den schenker van den ,,Keus"-beker! Wij gaven reeds aan, op welke wijze Keus' oude liefde voor het schaak weder gewekt werd. Wat hij voor „D.D." in het bijzonder en voor de Nederlandsche schaakwereld de laatste jaren heeft gedaan, worde straks nog nader aangeteekend. Eerst zij meegedeeld, dat Dirk Keus den 17den November 1879 te Anjer, aan Bantams Westkust, geboren werd als zoon van den assistent-resident Keus. Hij doorliep de H.B.S. te Haarlem en verliet deze met einddiploma in 1897, waarna hij naar de toenmalige Hoogere Landbouwschool te Wageningen toog, om zich te bekwamen voor landbouwkundige. In 1900 deed hij eindexamen en ging naar Duitschland, waar hij een campagne meemaakte als gesalarieerd chemiker aan een Duitsche suikerfabriek. Vervolgens werd hij als chemiker geplaatst aan de suikerfabriek Balapoelang, nabij Tegal. In veertien jaar tijds doorliep hij de diverse rangen en werd daarna administrateur van de bekende suikerfabriek Tjèwèng, nabij Djombang, bij Soerabaia. Hij bleef 20% jaar in de suiker werkzaam, in welken langen tijd hij slechts één keer voor een half jaar met verlof naar Europa ging. In 1921 vertrok hij naar Nederland en vestigde zich voorgoed in Den Haag. In zijn jonge jaren was hij een eerste klas sportenthousiast en speelde mee in het eerste elftal van het voormalige Go-Ahead. Maar ook de geestelijke zijde van zijn bestaan werd gekoesterd: Keus was en is een zeer verdienstelijk musicus, wien de vleugel een trouwe, troostende kameraad is. Ook het schaak bedreef hij reeds in zijn jonge jaren en ondanks de drukke werkzaamheden van zijn Indischen werkkring, ondanks het afmattende klimaat, offerde hij vaak aan Caïssa, voornamelijk in correspondentiepartijen, daar hij niet in een centrum van schaakspelers woonde. Wat hij voor ,,D.D." en zijn organen is geweest, voor het Nationaal Schaakgebouw, voor de matches van onzen nat ionalen kampioen, daarover zouden diverse officials u uitvoerig kunnen inlichten. Volstaan wij met te zeggen, dat deze middelmatig-sterke schaakspeler zich door zijn offervaardigheid (en zulks niet slechts in materieelen zin!) historische verdiensten heeft verworven ten aanzien van het Nederlandsche schaakleven.

De „Keus"-bekerwedstrijd van 1932.

Mede waarschijnlijk om aan den tijd van ,,D.D."-'s groote jubileumfeest meer luister bij te zetten, werd Kerstmis 1932 weer aangewezen als speelperiode voor den ,,Keus"-bekerwedstrijd. De leiding van den wedstrijd berustte in goede handen: de voorzitter van „D.D." was ermede belast. Reeds van tevoren had men, wetende, dat Dr. Euwe dat jaar niet aan de Hastingsche