DonJerJag, G April 1876. N°. 3960.

WEEKBLAD VAN HET REGT.

REGTSKUHDIG NIEUWS- EI ADVERTENTIE-BLAD.

ACHT- EN- DERTIGS TE JAARGANG.

JUS ET VEBITAS.

bit blad verschijnt des Maandags en Donderdags, en om de veertien dagen ook des Dingsdags. — Prijs per jaargang f 20; voor de buitensteden franco per post met f 1.00 verhooging. — Prije der advertentiën, 20 cents per regel. — Bijdragen, brieven, ene., franco aan de Uitgevers. — Agenten voor Duitschland: Haaaenstoia en Yogler, te Hamburg.

GEREGTSHOVEN.

GEREGTSHOF TE 'S GRAVENHAGE.

Manslag met voorbedachten rade (moord) , te zamen en in "^binding op twee personen begaan, gevolgd van diefstal bij nacht door meer dan één persoon iu een bewoond huis, ten deele met behulp Vau binnenbraak , hebbende de manslag gestrekt om den diefstal gemakkelijk te maken en de ontdekking daarvan te voorkomen.

I. - ARREST VAN TEREGTSTELLING.

IN NAAM DES KONINGS 1

Het Geregtshof te 's Gravenhage in raadkamer vergaderd ; Gehoord het verslag van den Frocureur.Generaul op de procedures door den Regter-Commissaris bij de Arrondissements-Regtbauk, zitting houdende te Rotterdam, ter requisitie van den officier bij dezelve Regtbank, geïnstrueerd tegen :

I. HENDRIK JACOBUS JUT, oud 24 jaren, van beroep logementhouder, geboren te 's Gravenhage ;

II. zijne huisvrouw CHRISTINA GOEDVOLK, oud 28 jaren , zonder beroep, geboren te Delft; beiden wonende to Rotterdam ; zynda zij thans gedetineerd in het Huis van Arrest te Rotterdam ;

Gezien de stukken tot deze zaak betrekkelyk;

Gezien het requisitoir van den Procureur-Generaal, door denzelven onderteekend aan het Hof overgegeven, daartoe tenderende dat het Hof de teregtstelling van de beklaagden zal bevelen ter zake van :

Manslag met voorbedachten rade (moord) te zamen en iu vereeniging °P twee personen begaan, gevolgd door diefstal bjj nacht door meer dan écn persoon in een bewoond huis, ten deelj met behulp van j'innenbraak, hebbende de manslag gestrekt om den diefstal gemakkelijk te maken en de ontdekking daarvan te voorkomen ;

en dezelven verwjjzen naar de openbare teregtzitting van dit Ge'egtshof, met last dat zij binnen 48 uren na de beteekening, vermeld bij art. 145 van het Wetboek van Strafvordering, zullen worden overgebragt naar de daartoe bestemde gevangenis :

Overwegende, dat uit de instructie dezer procedure resulteert: dat de beklaagden in het laatst van het jaar 1872, met elkander het plan hebben gevormd om zich arglistig meester te maken van een deel der bezittingen van Mevrouw de Wed. van der Kouwen, bij Welke de tweede beklaagde in October van dat jaar als noodhulp had gediend, en dat zy, om da»rtoe te geraken, waren overeengekomen om genoemde weduwe eu hare dienstbode Helena Beeloo van het leven te berooven;

dat zij zich daartoe in den laten avond van den 13 December 1872, te zamen en in vereeniging hebben begeven naar de bewoonde huizing van Mevrouw van der Kouwen — genaamd Maxiuiiiiana Pheodora lQn Ca te, weduwe Johannes van der Kouwen —staande aan de Bogt v*u Guinea, te 's Gravenhage, n°. 25, en na zich eenigen tijd in het plantsoen aldaar te hebben schuil gehouden, totdat Mejufvrouw van Heusden, van wier aanwezigheid in die woning zy zich vooraf hadden vergewist, te ruim elf uur het huis had verlaten , en nadat hun de voordeur op hun bellen door Helena Beeloo was geopend, zich naar binnen hebben begeven;

dat de tweede beklaagde haar mede-beklaagde had vergezeld om beider gereede toelating in de woning te verzekeren, vermits de

"«snsttjode .beeloo haar kende, en wist dat haar meesteres veei van haar hield;

dat de tweede beklaagde door te vragen naar een paar laarzen , "ie door haar in het huis van Mevrouw van der Kouwen waren &ehtert>efaien, eeu goede reden had om tot deze ie gaan eu de keffende hondjes , die haar kenden , sul ie houden ;

uat daarop de eerste beklaague. terwyl de tweede zich naar boven bfl Me vrouw begaf, oui deze volgens de gemaakte afspraak aan de praat te houden en om de hondjes stil te houden, met Heiena «ee oo naar de keuken is gegaan, waar hg haar, door net toebrengen v»n twee hevige stooten in den hals, met een daartoe medegebragten dolk om het leven heeft gebragt;

dat voorts de eerste beklaagde, voorgevende dat de dienstbode fiaauw was gevallen, Mevrouw van der Kouwen naar beneden heeft "oen turnen en haar, met of zonder uehulji en tegenwoordigheid van de tweede beklaagde, hetzij reeds by de deur van den trap of iu de keukei: niet den-zeilden dolk verscheidene stooten, voornamelijk aan den hu/s, heeft toegebragt, ten gevolge waarvan ook zy na weinige "ogenblikken eu na eene korte worsteling den geest gafj

dat ue beklaagden na aldus meester van het terrein te zijn, te stam en en in vereeniging, met behulp der sleutels van de vermoorde ^eduwe, de na te meiden meubelen hebben geopend, en daaruit ■"■ghsti^ hebben ontvreemd:

1 u, de secretaire. staande on de bovenvoorkamer, en uit eeu

"ion daarin bevindend kastje, na de sluiting er van met een tangetje van de theestoof met geweld te hebben verbroken, diverse voorwerpen vau waarde , als : twee gouden horologies, ettelijke gonden armbanden , oorknoppen , ringen, kettingen en andere damessieraden , ten deele ü|et jnueelen bezet, benevens eenig gouden naaigereedschap en een kristallen flacon met gouii gemonteerd, en voorts bankpapier, waaronder urie bankbiljetten van duizend gulden , en eenig geld;

2u. uit een bureau, staande op de boven-achterkamer, de navolgende effecten :

o. een certificaat Ned. Werk. schuld 4 pet, admiuistatie Saportas s. groo" J 200, nu. 165 ;

b. eene obligatie Portugal, groot pd. st. 100, n". 7857 of 78557, en eene Obligatie Rusland 5 pet. groot 500 Roebels, nu. 409072/32072;

c. drie Obligatiën Oostenrijk 5 pet. Metalliek, Zilverrente Januarij en July, ieder groot 1000 flor. n<>. 65460, 65461, 65462, en zeven dito, ieder groot 100 flor. 11°. 30487,34234, 34235, 34236, 132101, 132102 en 132103 ;

d. drie Obligatiën Noord-Amerika 6 pet. 1Ï85 ieder groot 1000 dollars, n». 13571, 52366 en 137998, en vijftien dito 6 pet. groot 500 dollars, waarvan dertien 1882, nu. 4571, 9853, 11611, 13448, 16402, 16422, 19873, 22566, 23685, 24800, 29463, 36336, en 39807, eu twee 1885, n°. 41910 eu 48015 of 43015 , alsmede twee dito 1882, ieder groot 100 dollars, n° 26854 en 68187.

Overwegende, dat de feiten aan de beklaagden ten laste gelegd , by de we', worden verklaard te zijn misdrijven, waartegen lijf- of onteerende straffen zijn bedreigd ;

Overwegende, dat de instructie der zaak voldoende bezwaren tegen de beklaagden oplevert om hunne teregtstelling te bevelen;

Beveelt dat de beklaagden Hendrik Jacobus Jut en Christina Goedvolk voornoemd, zullen worden teregtgesteld ter zake voorschreven , dat is ter zake van :

•Manslag met voorbedachten rade (moord), te zamen en in vereeniging op twee personen begaan, gevolgd van diefstal bij nacht door meer dan een persoon in eeu bewoond huis, ten deele met behulp van binnenbraak, hebbende de manslag gestrekt om den diefstal gemakkelijk te 11 aken en de ontdekking daarvan te voorkomen.'

Verwjjst hen deswege naar de openbare teregtzitting van dit Geregishoi;

Last en beveelt dat do beklaagden , die in hechtenis zijn , zullen worden gebragt naar de gevangenis bestemd voor de gevangenen , welke ter openbare teregtzitting van het Geregtshof te 's Gravenhage moeten worden teregtgesteld en zulks binnen 48 uren na de beteekening bij artikel 145 van bet Wetboek van Strafvordering vermeld;

Gedaan en gewezen in 's Gravenhage den 15 Maart 1876 bij de heeren Mrs.: Spoor , vice-president, Hanlo , Wentholt , Lóke eu de Graaf, Raden in den Hove, d a deze heoiien onderteekend, benevens dun Griffier.

II. — ACTE VAN BESCHULDIGING

TEGEN

I. HENDRIK JACOBUS JUT, en 11. zyne huisvrouw CHRISTINA GOEDVOLK.

De Procureur-Generaal by het Geregtshof te 's Gravenhage geeft te kennen: dat hij arrest van teregtstelling van hetzelve Geregtshof van den vijftienden Maart 1876, naar 's llofs openbare teregtzitting zijn verwezen geworden:

I. Hendrik Jacobcs Jut, oud 24 jaar, logementhouder, geboren te 's Gravenhage, en

II. zijne huisvrouw Christina I.oedvolk, oud 28 jaar, zonder beroep, geboren te Delft, beide wonende te Rotterdam, zijnde zy thans geuetineerd in het Huis van Arrest te Rotterdam.

En verklaart de Procureur-Geueraal, dat uit de iustruetie dezer procedure het navolgende resulteert :

Omstreeks bet jaar 1864 kwam Mevrouw de Weduwe van der Kouwen, geboren teu Cate, in het bezit van eene erfenis van ongeveer eeu halve ton gouds, haar nagelaten door een harer nabestaanden. Daardoor vond zij zie 1 in de gelegenheid gesteld om iu de maand September 1867, voor ƒ9000 behalve de kosten, ie koopen het buis, erf en tuin, aan de Bogt van Guinea 11". 25 te 's Gravenhage, waar zij sedert dien tyd onafgebroken woonde; (pro l. 763). Zy leefde daar stil met ééne vrouwelijke dienstbode. Haar omgang bepaalde zich hoofdzakelijk tot hare familie, den Heer en Mevrouw van Vleuten, wouende iu de Bazarstraat, en de getuigen Mej. ian Heusdeu eu de Bock, terwyl de Heer Zwierzina wel eens geldelijke aangelegenheden voor baar behartigue, eu zy almede eeu zeer grout vei trouwen geschonken had aau de getuige Mietje 61ap, eene koopvrouw van welke zy veel kocht.

Zij had het eigenaardig zwak om aan hare bekenden gaarne hare kostbaarheden, en geldswaardige papieren te lateu zien, eu deed hetzelfde met de meiden, die bij haar iu dienst waren.

Iu den zomer van het jaar 187*, was als dienstbode by haar de getuige Maartje Schrevei, die omtrent gezegde gewoonte hetzelide als hare andere bekenden had opgemerkt. Aan deze was de zorg voor, eu het toezigt op de woning opgedragen geworden, tydeus hare meesteresse gedurende eenigeii tijd met den Heer van Vleuten en zijne ectitgenoote, haar neef en uicnt, op reia was; Mevrouw van der Kouwen was tante van Mevr. van Vleuten, geo. teu Cate.

By haar teiugkeer was zij ontevreden over den toestand, waarin zy de woning terug voud, eu u« weerde zells, hoezeer geheel teu onregte, dat Maartje verschillende goederen zou hebben ontvreemd.

Dien teu gevolge moest Maartje vertrekken, eu kwam de tweede beschuldigde, die destyds reeds verkeering had met haar tegenwoordigen echtgenoot, in het eiud van Septemoer 187i ais noodhulp iu dienst by de Wed. vau der Kouweu, welke zoo zeer met haar was ingenomen, dut zij aau hare nicht van Vleuten, by welke de beschuldigde met lu November zou komen dienen, voorstelde, dat zij Christina als dienstbode zou houden en dat deze Helena Beeloo iu dienst zou nemen. Dit had, volgens Mevr. vau Vleuten, geen plaats, omdat Leentje de dienst by haar te zwaar vond.

Zoo nam dan de ongelukkige Helena Beeloo haar intrek op de Bogt van Guinea, waar zy evenals haar voorgangster verlof had vau tyd tot tyd haar vryer by zich te ontvangen.

Aan laatstbedoelden persoon, met name Hendrik Pieter Dat, had Leentje Beeloo verhaald, en zulks was door haar ook aan de getuigen Jeanne Louise Eleonore Bischof, huisvrouw van Nicolaas van Heusden, en Jannigje Hermina Wydom medegedeeld, dat toen Mevr. van der Kouwen op Sint-Nicolaasavond zich bevond by de familie van Vleuten in de Bazarstraat, en zy zich alleen te huis op bet bovenvoorvertrek bevond, de beide hondjes op eens hevig waren begonnen te blaffen; dat zij tevens gehoord had, dat men doende was aan de voordeur, waarop zij naar beneden was geloopen en den boom op de deur had gedaan, terwyl, toen hare meesteres te huis kwam, zij uiet in staat was geweest het slot te openen, weshalve zy den sleutel aan den koetsier had toegestoken, wien het gelukt was het slot te openen. Behalve uit de opgaven van de .echtelieden van Vleuten, dienaangaande in Nederlandsch-lndië aan de bevoegde autoriteit gedaan, resnlteert een en ander ook uit de verklaring van Cornelis Jan van Vleuten, volgens wien zyne oud-tante op den Sint-Nicolaasavond nog een geschenk voor de tweede beschuldigde had medegebragt.

Pieter Alkemade, de koetsier, db Mevr. van der Konwen dien avond te l\lA uur met rytuig uit de Bazarstraat te huis bragt, bevestigt dat de meid hem door het traliewerk van de deur den sleutel had aangegeven. Hy had de deur echter van de buitenzyde zonder moeite geopend.

In den avond van den 13 December 1872 bragt Dat aan zyne beminde eau bezoek ten hu ze van Mevr. van der Kouwen; hy kwam er ten ruim 8 uur en vertrok legen 11 uur. Even later heeft ook Mej. van Heusden, die den avond bij Mevr. van der Kouwen had doorgebragt, de woning verlaten. Volgens die beide getuigen is er dien avond niets voorgevallen, wat in eenig opzigt hun aandacht heeft getrokken. By baar vertrek herinnerde zich Mej. van Heusden haar p.irapluie iu de keuken te hebben gezet, waarop zy tot de meid, met welke zy stond te praten, zeide: «ik zou myn parapluie haast vergeten,» en deze dezelve uit de keuken heeft weggehaald.

De dienstbode moet daarop voldaan hebben aan den haar door getuige gegeven last, om boven de boel te komen wegbergeu, want het roggeorood, dat by haar vertrek op talel stond en het servet, is deu 15 December door laatstgenoemde getuige in den kelder gevonden.

Te huis komende was aldaar, volgens mededeeling van haar man, door de tweede beschuldigde een rok gebragt, welke getuige voor haar zou opplooyen.

Nopens hetgene na elf' uur in de woning van de verslagenen zou zyn voorgevallen, blykt alleen uit de opgaven van Cornelia Bal, huisvrouw vau Petrus Johannes de Bruin, dat zy tusschen Hen 12 uur op het erf van het hofje, waar zy woont, uit een regenton water gaande scheppen, zag dat men op de bovenachterkamer, waarvan de gordyuen opengeschoven waren, snel met licht heen eu weder zwaaide, en van Pranciscus Meijer, dat hy in deu nacht van 13 op 14 December 1872 ten ongeveer half vier uur, op het Huygenspleiu zijnde om een theestoof weg te brengen, zag dat er ten huize van Mevr. van der Kouwen op de bovenvoorkamer nog licht brandde, wat auaers nooit plaats had.

Op den 14 Dec. werd door de buren opgemerkt, dat slager melkboer en bakker geen gehoor kregen aan de woning. Niculaa»' vau Heusden belde dien dag te 2 uur, te 3 uur, en des avonds te vergeels aau, de laatste maal te gelyk met Dat, die zijn meisje tot hall negeu had zitten wachten by zyn broeder, waar zn zou komen.

De echtelieden van Heus ien besloteu daarop de familie te gaan waarschuwen; gekomen iu de Bazarstraat werd huu de deur geopend door de dienstbode Cato Jut, zuster van den eersten beschuldigde, zijude de tweede beschuldigde in de keuken. Aan Cato en aan nievi ouw van \ leuteu werd de bevinding medegedeeld, waarna deze met jufvrouw van Heusden, haar echtgenoot, die uit was, giug opzoeken; met dezen en den heer commissaris van politie Adoli 1'reüer.k Beukmau, reden zy naar de Bogt van Guinea.

Door dien ambtenaar werd bevonden, dat de buitendeur der woniug aanstond, maar erg klemde, zoodat men het van buiten niet zien kon; zij kon worden opengeduwd. Voorzien van de rytuiglantuarns trad hy met den heer Jan Marinus vau Vleuten de woning binnen, waar hij op het bovenvoorvertrek waaruum, dat de secretaire opeu stond ,n het deurije van hut binnenkastje verbrokeii was. Doordringende op bet bovenachtervertrek werd hij door de twee hondjes aangeblaft, en op hetzelfde oogeublik door deu heer van Vleuten geroepen met de woorden «hier is het gebeurd.» Iu de keukeu zag hy op deu grond liggen de lyken van twee vrouwen, het eene vau de hem bekende Wed. vau der Kouwen midden iu de keuken, het andere iiaby de cuisiuière.

Het huis werd gelaten onder bewaking van een inspecteur vau politie, de Officier van justitie eu Regter-Co umissaris te 's Gravenhage gewaarschuwd, en door dezen, blykens het daarvan met bystaud van deu waaruemendeu griffier, dien nacht en den volgenden dag opgemaakt proces-verbaal, in de woning der verslageneu bet navolgende geconstateerd:

iu ue beuedenachteikamer wureu de meubels blykbaur onaangeroerd , bet buffet bevatte vele zilveren lepels en vorken;

ook iu de beuedenvoorkamer die, (eveu als door deu Commissaris vau politiej gesloten werd gevonden, bevonden zich vele voorwerpen vau waarde, alle kenuelyk op hun plaats, zouder dat vau diefstal iets was te bespeuren;

in de keuken waren twee vrouwenlyken, het reeds herkende als dat vau de Wed. van der Kouweu, het audere den 16 Dec. door Dat herkeud, als dat vau Helena Beelo;

het eerste lag geheel gekleed achterover mét het hoofd tegen de aauregtbauk 111 schuine ngtmg, het aangezigt eu de handen met veel bioed bevlekt, de muts achter op het hoofd, met eeu groote plas bioed naast zich, hebbende aau eene voet een pantoffel, lerwyi de audere ouder de tafel lag;