km afstand de hoogte der meteoren boven de aardap per vlakte gevonden kunnen worden. Thans is de eenige hoogte die misschien bepaald kan worden, die van de boven gesignaleerde bolide. Het was zelfs mogelijk geweest spectra van deze meteoren op te nemen. Wij zullen hopen dat een volgende maal (misschien in 1940?) de thans ontbrekende waarnemingen verkregen zullen worden.

Wij hebben reeds medegedeeld (Hemel en Dampkring, Nov. 1933), dat deze sterrenregen veroorzaakt werd door meteoren die zich bewogen in de baan van de komeet van Giacobini II— Zinner, welke een omloopstijd heeft van 6.6 jaar en in 1900

Fig. 3. Prof. Nijland maakt er op attent, dat de richting der kometenstaart steeds een weinig achter blijft bij de verbindingslijn van zon en komeet. In de figuur is de kometenstaart min of meer in het verlengde dier verbindingslijn geteekend. Bij het teekenen der figuur hebben wij ons daar niet voldoende rekenschap van gegeven.

Cliché, welwillend in bruikleen afgestaan door den uitgever van „de Wandelaar

ontdekt werd. Zij werd teruggevonden in 1913 en 1926. In 1906 en 1919 werd zij niet gezien. In 1933 werd de komeet op 23 April door Prof. R. Schorr te Bergedorf ontdekt. Reeds op den avond van den sterrenregen schijnen de astronomen van de sterrenwacht te Athene het verband tusschen den sterrenregen en de komeet van Giacobini vermoed te hebben.

In figuur 2 vindt men perspectivisch geteekend de aardbaan en de komeet van Giacobini. Aangegeven zijn de plaatsen waaide aarde en de komeet zich op den 3den April, den 5en Mei, etc. bevonden. Op 9 Oct. sneed de aarde de kometenbaan in den dalenden knoop, welke de komeet reeds op 20 Juli gepasseerd was. De positie van de komeet t.o.v. de aarde op 9 Oct. wordt door één der punten rechts onder aangegeven.

Het verschijnsel heeft zich afgespeeld tusschen 6U en 10" G. M. A. T. Gedurende deze 1 uren heeft de Aarde 430.000 km afgelegd. In verband met de ligging der kometenbaan ten opzichte van het aardbaanvlak, volgt voor den diameter der meteoren-